T03734

Toezegging Gesprek koepels en brief conclusie kabinet (33.118/34.986)



De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een motie van het lid Kluit (GroenLinks-PvdA) en een vraag van het lid Van Meenen (D66), toe dat hij in gesprek zal treden met de koepels van decentrale overheden en de Kamer daarover een brief zal sturen. In deze brief wordt ingegaan op de vraag of en hoe er wordt voldaan aan de minimale eisen die decentrale overheden zelf hebben gesteld aan de invoeringsdatum van de Omgevingswet.


Kerngegevens

Nummer T03734
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
drs. P.H. van Meenen (D66)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gesprek
koepels
Omgevingswet
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)
Omgevingsrecht (33.118)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 1

De voorzitter:

(…)

“verzoekt het kabinet op de kortst mogelijke termijn:

  • met de koepels van decentrale overheden in gesprek te gaan over deze uitspraak van de Eerste Kamer;
  • binnen twee weken, middels een brief, terug te koppelen over de conclusies die kabinet en koepels hieraan verbinden en de Kamer te informeren over het vervolg;
  • in deze brief gespecificeerd in te gaan of, en hoe, er wordt voldaan aan de minimale eisen die decentrale overheden zelf hebben gesteld aan de invoeringsdatum van de Omgevingswet”

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 2

Minister De Jonge:

(…)

“Twee is, en dan ga ik een dictum verder: "verzoekt het kabinet op kortst mogelijke termijn met de koepels in gesprek te gaan over deze uitspraak van de Kamer". Prima. Maar dat kan natuurlijk geen materiële betekenis hebben, want je kunt niet een stemming herroepen per motie. Dat gaat niet. Het is dus prima om dat gesprek te hebben, maar ik denk al te weten wat de reactie zal zijn. Die reactie heeft de VNG zojuist ook al in de richting van uw Kamer gegeven: men noemt het "onbezonnen". Dat is de reactie die de koepels, althans een van de koepels, nu alvast geeft.

Ik ben zeker bereid om dat gesprek te voeren. Er staat een gesprek gepland op 16 november. Ik zal kijken of ik dat naar voren kan halen, omdat u mij vraagt om binnen een week middels een brief terug te koppelen over de conclusie die kabinet en koepels hieraan verbinden en de Kamer te informeren over het vervolg. Het vervolg kent u, want het vervolg heeft u zelf vastgesteld, namelijk dat de wet per 1 januari 2024 moet ingaan.

Tot slot vraagt de motie mij om "in deze brief gespecificeerd in te gaan op of en hoe er wordt voldaan aan de minimale eisen die decentrale overheden zelf hebben gesteld aan de invoeringsdatum van de Omgevingswet". Daarover hebben ik maar ook de koepels u natuurlijk meermalen geïnformeerd.”

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 4

De heer Van Meenen (D66):

“(…)

Mijn punt is een ander. Ik hoor de minister zeggen dat hij nog bereid is om een bestuurlijk overleg te hebben met de overheden en andere betrokkenen. Ik zou hem dat graag ook als toezegging willen ontfutselen, want het is van groot belang dat wij aan hen de vraag stellen wat zij nog nodig hebben om per 1 januari tot een verantwoorde invoering te komen. Om die reden is het voor ons nu niet het moment om te zeggen dat het niet kan. Om die reden zullen wij de motie niet steunen, hoewel ik de zorgen en ook de betrokkenheid van met name mevrouw Kluit, die ik nu aankijk, zeer waardeer. Zij zal het deze keer zonder onze steun moeten doen.”

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 4

Minister De Jonge:

(…)

“Aan het laatste deel van het dictum kan ik uitvoering geven, want daarin wordt gevraagd of ik een brief wil schrijven naar aanleiding van een gesprek met de koepels. Dat zeg ik graag toe. Dat betreft ook de toezegging waar de heer Van Meenen om vraagt.”

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 5

Minister De Jonge:

(…)

“Het eerste en het tweede deel van het dictum moet ik natuurlijk uitvoeren. Ik wil dus graag in gesprek met koepels en ik ga er ook zeker een brief over sturen, maar ik zeg u ook dat u die brief al een paar keer heeft gehad, met daarin de conclusie van de koepels. Ik ga het dus doen, maar u heeft die brief al een paar keer gehad. Dan het derde deel van het dictum: ingaan op hoe en of er wordt voldaan aan de eisen. Ja, dat schrijf ik nou juist in al die brieven, hoe en of er wordt voldaan aan de eisen. Daarover gaan die voortgangsbrieven, en daar hebben we dan weer met elkaar een debat over. In die zin blijft u dus bij controleren. Dat begrijp ik goed en dat is ook uw werk, en ik zal me altijd graag blijven verantwoorden. Alleen kunnen we over wetten niet op het ene moment zeggen dat ze moeten ingaan per 1 januari, en op enig random later moment in de tijd: nee joh, laat maar; wat we toen zeiden, bedoelden we niet echt. Dat kan niet. Dat is voor de buitenwereld echt ondoenlijk.”


Brondocumenten


Historie