Plenair Van Rooijen bij behandeling en stemming Begroting Koning 2024



Verslag van de vergadering van 9 april 2024 (2023/2024 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter van de 50PLUS-fractie.

Voorzitter. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om namens de fractie van 50PLUS een paar kanttekeningen te maken bij de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Sneller om de Koning voortaan inkomstenbelasting te laten betalen. Mijn fractie begrijpt noch nut noch noodzaak van dit voorstel. Het is symboolpolitiek, waarvoor een complete grondwetswijziging noodzakelijk zal zijn, met twee keer een stemming in beide Kamers, inclusief een Kamerontbinding en nieuwe verkiezingen, waarbij eenmaal een tweederdemeerderheid geboden is. En dat terwijl de beide Kamers der Staten-Generaal nog zo kort geleden, in 2009, na uitgebreide gedachtewisselingen en met ruime meerderheid de grondwettelijke uitkeringen opnieuw hebben vastgesteld.

Voorzitter. Mijn fractie heeft diep respect voor de Grondwet. Natuurlijk kan het verstandig zijn om hier en daar weleens iets te veranderen of aan te passen. Maar juist die zware procedure is er omdat de Grondwet het anker is — of zo u wilt: de grondslag — van onze democratie; het fundament plus het bouwplan. Het is dus geen kermisattractie waar je net zo lang ballen tegenaan gooit tot die omvalt. Het besluit van beide Kamers uit 2009 is niet lichtvaardig genomen. Dat vindt de huidige Staten-Generaal toch ook, hoop ik. Tenzij er een uiterst urgent nieuw argument zou opkomen, dient er na zulk een besluit de nodige jaren rust te zijn. Een solide democratie vertimmert zich niet voortdurend, want dan wordt het wel een wankel geheel. De Grondwet is er niet voor de waan van de dag, maar voor de stabiliteit van de natie. Is de premier het hiermee eens?

Daarom alleen al is mijn fractie mordicus tegen deze wijziging van de Grondwet. Hoe ziet de minister-president het vervolg van deze discussie? Is het enkele feit dat deze motie met meer dan honderd stemmen — let wel: voor — in de Tweede Kamer is aangenomen, voor de regering een soort bevel dat er binnenkort een voorstel tot wijziging van de Grondwet wordt ingediend? Of gaat de regering eerst toch nog eens een discussie aan met de Tweede Kamer over de wenselijkheid om zonder nieuwe informatie op dit thema wederom de Grondwet te gaan wijzigen? Of gaat u de discussie uit de weg en laat u het over aan een nieuw kabinet?

De voorzitter:

Even voor de goede orde, meneer Van Rooijen, we spreken hier over de begrotingsstaat van de Koning. We hebben het hier niet over moties die in de Tweede Kamer zijn aangenomen; of dat wel of niet wenselijk is. Ik geef u daarvoor graag de ruimte, maar strikt genomen staat dat niet op de agenda.

De heer Dittrich.

De heer Dittrich i (D66):

Ik heb toch een vraag over de inbreng van de heer Van Rooijen. Ik heb het even nagekeken. De begroting over het Huis van de Koning is in januari van dit jaar behandeld in de Tweede Kamer. Daar is een motie aanvaard met grote meerderheid. Ik begrijp van u dat u zegt: ik ben tegen die motie uit de Tweede Kamer. Wat is dan het proces? Gaan wij in de Eerste Kamer overdoen wat in de Tweede Kamer met een royale meerderheid is aanvaard?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Eigenlijk heel simpel: mijn fractie vindt dat de Eerste Kamer, gegeven de grote meerderheid waarmee die motie in de Tweede Kamer is aangenomen, een signaal moet geven aan de Tweede Kamer dat dit hier een kansloze missie is; een signaal: begin er niet aan, we hebben wel wat anders te doen.

De heer Dittrich (D66):

Dan gaat de heer Van Rooijen dus toch het werk van de Tweede Kamer overdoen. Gesteld nu dat u een motie zou indienen, en dat die zou worden aangenomen, die haaks staat op de motie van de Tweede Kamer van twee maanden geleden. Wat is dan het signaal, niet alleen naar de regering, maar ook naar de samenleving? De Eerste Kamer doet iets wat helemaal contrair is met wat de Tweede Kamer wil. Dat is toch geen porem?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Nou, los van het feit dat ik op dat woord niet ga reageren, zeker niet in een debat over dit onderwerp, wil ik er wel op wijzen dat wij volgende week in de Eerste Kamer het wetsontwerp over de verhoging van het minimumloon behandelen, met daaraan gekoppeld de AOW en de bijstand, en dat ter dekking van dat amendement in de Tweede Kamer voorstellen zijn gedaan waarvan de Eerste Kamer bij de behandeling van het Belastingplan bij motie-Geerdink, gesteund door de fractie van de BBB en mijn fractie, heeft gezegd: wij willen die amendering van de Tweede Kamer niet en wij vragen via de staatssecretaris van Financiën aan het kabinet met voorstellen te komen om te zorgen dat de dekking die in de Tweede Kamer is aangenomen niet in stand blijft en dat de staatssecretaris via een evaluatie gaat aangeven welke alternatieve dekkingsmogelijkheden er zijn. We hebben die brief vorige week al ontvangen.

Met andere woorden: het kabinet vindt met de Eerste Kamer dat we wel degelijk een opvatting mogen hebben over wat — ik zal nette woorden gebruiken — de Tweede Kamer doet; u snapt dat ik ook andere woorden had kunnen gebruiken bij dit onderwerp, maar dat zal ik hier in dit deftige huis niet doen. Maar dat is dus de reden. Ik voorspel dat er de komende jaren vaker, ook waar het gaat om een nieuw kabinet, voorstellen zullen zijn die bijvoorbeeld bij het Belastingplan in de Tweede Kamer wel worden aangenomen, die we overigens niet kunnen amenderen, tenzij we de wet verwerpen wat we niet gauw doen … Dan hebben we nog één wapen, namelijk om via een novelle of met moties te zeggen: wat de Tweede Kamer heeft gedaan, zint ons niet. Dus het is een volstrekt normale procedure. Het amendement-Van der Lee is het perfecte en heel actuele voorbeeld ervan dat dit heel normaal is.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Ik zou de heer Van Rooijen toch willen voorhouden om zich bij de rol van de Eerste Kamer te houden. Daar is onlangs ook nog een overleg over geweest met alle fractievoorzitters. De Eerste Kamer moet zich met name richten op wetgeving. Dus als u zegt dat u tegen grondwetswijzigingen bent, om wat voor reden dan ook, dan zou ik zeggen: wacht dan af wat er uit de Tweede Kamer aan wetgeving naar de Eerste Kamer komt en maak dan uw bezwaren kenbaar, in plaats van hier een debat aan te vragen over een begrotingsstaat en dan wellicht een motie in te gaan dienen over iets wat twee maanden geleden in de Tweede Kamer met royale meerderheid is aanvaard. Vindt u ook niet dat u zich meer moet richten op de rol van de Eerste Kamer?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Het signaal dat mijn fractie met deze motie wil geven, is dat wij die ballon van meer dan 100 stemmen in de Tweede Kamer, niet in de lucht willen houden. Dit onderwerp is te serieus. Wij moeten hier niet van zeggen: de Tweede Kamer heeft dat gedaan en we zullen het over twee, drie jaar wel zien, en dan in twee instanties; dus het blijft eventueel de komende vier, vijf jaar almaar in de lucht hangen. Dat moeten we niet doen. Omdat het hier over grondwetswijzigingen gaat, past het ook de Eerste Kamer om hier tijdig op een zorgvuldige manier iets van te vinden. Dat is ook onze taak.

Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):

Toch een beetje in het verlengde hiervan. Het is nog niet zo lang geleden dat in dit huis alle luiken, spreekwoordelijk, dichtsloegen toen de Tweede Kamer ging zeggen wat wij wel en niet zouden moeten behandelen, toen bij de spreidingswet. Is het dan niet heel raar om nu een motie in te dienen om tegen de andere kant te zeggen dat iets niet in wetgeving mag worden besproken? Dat is toch raar?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat zijn niet mijn woorden. Ik zeg niet dat het niet mag worden besproken. De Tweede Kamer moet doen wat haar goeddunkt en dus eventueel met een voorstel komen tot grondwetswijziging in eerste en vervolgens in tweede termijn. De functie van dit debat dat ik heb aangevraagd en van de motie die ik nog ga indienen, is om aan te geven dat dit in de Eerste Kamer naar de mening van 50PLUS niet een verstandige en zorgvuldige route is. De Tweede Kamer kan op allerlei manieren haar werk voortzetten, in lijn met die motie. Vanuit onze rol voor zorgvuldige wetgeving, zeker bij de Grondwet, zeggen wij … Het is niet gewoon een wetsvoorstel, hè, het is echt een grondwetswijziging. Ik verbaas mij ook over het stemgedrag van een van de fracties — ik zal de fractie niet noemen — aan de overkant die de Grondwet zo hoog in het vaandel heeft en toch voor die motie stemde. Ik heb mij daar tamelijk over verbaasd.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Dan de positie van de Koning. Politicus zijn in deze tijd met zijn intense openbare debatten, publieke beoordelingen en zelfs dreigementen is niet altijd eenvoudig, en zeker niet steeds een dankbaar beroep. Maar wij kiezen als politici zelf voor dat beroep, natuurlijk als de kiezer ons wil kiezen. Koning ben je 24/7, met batterijen camera's en microfoons op volle sterkte op jou gericht. Elk gedoetje heeft impact. De opiniepeilers publiceren aan de lopende band rapportcijfers. Onze Koning heeft niet om deze functie gevraagd; hij kreeg het als opdracht mee bij zijn geboorte.

Vroeger was een koning er misschien om te heersen; in onze tijd is het koningschap vooral een dienende functie. Net als de Grondwet behoort het koningschap tot het doordachte bouwplan van Nederland. Jazeker, zeer doordacht en ook wijs doordacht. De Koning is geen politieke figuur met opvattingen zoals politici dat zijn. De Koning maakt zijn mening ondergeschikt aan zijn functioneren als de bevorderaar bij uitstek van de eenheid in onze samenleving. Het is niet de Koning die zichzelf als eerste plaatst. Dat doet de Grondwet, en de Koning is daaraan gehoorzaam. Hij kiest geen partij. Hij bemoedigt, hij stimuleert. Voor de hele omringende buitenwereld, in binnen- en buitenland, is hij het symbool van het Koninkrijk der Nederlanden. Zijn gezin en familie steunen hem daarbij met grote inzet. Is de minister-president dit met mij eens?

De Koning betaalt daarom geen inkomstenbelasting. Het budget dat hij ontvangt uit de schatkist heeft een brede bestemming, namelijk het praktisch in stand houden van een solide koningschap. Scheelt het de Nederlander geld als de Koning inkomstenbelasting gaat betalen? Geen cent, want dan zal zijn inkomen eerst voor de te betalen inkomstenbelasting verhoogd moeten worden. Dat heet bij ons thuis "vestzak-broekzak". Het kan dus niet anders dan symboolwaarde hebben? Ja, maar dan is het telkens terugkomen op dit punt zelfs niet zonder risico's. Het kan dan de beeldvorming krijgen dat de Koning door ons hier in Den Haag moet worden gematst terwijl wij allemaal wél belasting betalen. Dan gaat deze belasting het beeld van de Koning belasten, en daar schiet niemand wat mee op. Integendeel! Dan komt de goede naam van de Koning onnodig in het geding, en dat is pas echt morrelen aan de eenheid van Nederland. Dat moeten wij niet willen. Het effect van de motie van D66 zal zijn dat er wederom een discussie komt over die heffing, maar dus ook opiniëring over de monarchie en over het functioneren van ons koningshuis.

Voorzitter. De achterban van mijn partij bestaat uit mensen die veel hebben zien veranderen en die zowel de waarde van een verandering als de waarde om iets juist niet te veranderen uit veel ervaringen kennen. Als je wat ouder wordt, waardeer je vaak meer wat er al is en kijk je wat kritischer naar een te grote veranderdrift. Als iets goed is, wees er dan zuinig op en geef het door aan de volgende generatie. 50PLUS is daarom zuinig op onze Koning, op de monarchie en op onze Grondwet.

Voorzitter. Er zijn urgente problemen genoeg. Het kost al zeeën van tijd om een nieuwe regering te krijgen. Laten we niet nodeloos er nog een probleem bij maken. Zou dit ook de conclusie van de minister-president kunnen zijn? Mijn fractie wacht met belangstelling de antwoorden van de minister-president af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister-president, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de inbreng? Dat is niet het geval. Ik hoor dat er vijf minuten nodig zijn.