Plenair Doornhof bij behandeling Wet versterking participatie op decentraal niveau



Verslag van de vergadering van 28 mei 2024 (2023/2024 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Doornhof i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het onderhavige voorstel is niet voor elke christendemocraat evident. Dat heeft alles te maken met het vierde uitgangspunt van het CDA op basis waarvan we ons land graag bestuurd zien, namelijk gespreide verantwoordelijkheid. Enerzijds gaat het hierbij om het respecteren en zelfs het bevorderen van de zogenoemde soevereiniteit in eigen kring. De minister mag wat voor zichzelf gaan doen, want hij kent dit verhaal wel. Het gezin, de verenigingen, de kerk, het onderwijs en de wetenschap zouden zo veel mogelijk beslissingen zelf moeten nemen. In het verlengde daarvan past dit wetsvoorstel natuurlijk heel goed als je zegt dat het gaat om de mogelijkheden voor ingezetenen en maatschappelijke partijen om gemeentelijke taken uit te voeren. De samenleving is dan zelf aan zet. Niet voor niets staat dat uitdaagrecht in het CDA-verkiezingsprogramma voor de Tweede Kamerverkiezingen van de afgelopen keer.

Maar er is nog iets anders, voorzitter. Met dat CDA-uitgangspunt van gespreide verantwoordelijkheid wordt namelijk ook het begrip "subsidiariteit" bedoeld. De man die nu in de functie van formateur aan zet is, de heer Richard van Zwol, heeft dat drie jaar geleden nog eens een keer in een partijverslag helemaal uiteengezet. Subsidiariteit betekent dat verantwoordelijkheden op het juiste niveau gelegd moeten worden. Je praat dan over het huis van Thorbecke en dan dient zich, kijkende naar het wetsvoorstel, de vraag aan of een landelijke inbedding van het uitdaagrecht niet te veel de lokale democratie miskent. Als je kijkt naar dat amendement dat in de Tweede Kamer is aangenomen, dan zit er inmiddels nog een sterker verplichtend karakter aan het wetsvoorstel. Al met al zorgt het vierde uitgangspunt van het CDA bij dit wetsvoorstel voor een spagaat bij de christendemocraat. U ziet dat mijn jonge kinderen zich in deze tijd nogal met rijm bezighouden.

Ook als je kijkt naar de juridische functie van onze Kamer, kun je zeggen: verdraagt dit wetsvoorstel zich wel met het grondwettelijk stelsel van de lokale democratie? Gemeenten kunnen nu namelijk gewoon kiezen om zo'n uitdaagrecht in het leven te roepen. Dat doen ze al. Dan zie je dus dat er bij gemeenteraden kennelijk voldoende draagvlak is om invulling te geven aan dat uitdaagrecht. In antwoord op onze schriftelijke vragen hebben de ministers gezegd dat dit wetsvoorstel geen extra bevoegdheden meebrengt voor die lokale overheden. Dan is de vraag dus: wat brengt dit wetsvoorstel nou aan extra dingen, anders dan de plicht om elke gemeente zo'n uitdaagrecht te laten kennen?

Voorzitter. Kan de minister vandaag nog eens de noodzaak van dit voorstel toelichten? Waarom laten we dit onderwerp niet gewoon aan gemeenten zelf over?

Uiteindelijk is het uitdaagrecht ook niet zonder meer risicoloos. Collega Van den Berg is daar al vrij uitvoerig op ingegaan. Natuurlijk, participatie kan er echt voor zorgen dat inwoners meer vertrouwen hebben in hun lokale overheid, maar niet voor niks heeft de Raad van State veel aandacht besteed aan de vraag hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot de representatieve democratie. In dit verband volgt ook uit de Leidse studie naar het right to challenge dat er een spanning is tussen de rechten van individuele burgers onderling. Collega Dittrich heeft het hier ook al over gehad. Ik citeer: "Wie één keer in de vier jaar stemmen voor de gemeenteraad wel voldoende invulling van zijn of haar burgerschap vindt, mag niet in belangen worden geschaad als burgerinitiatieven bepaalde zaken willen challengen." Verderop staat: "Een staatsrechtelijk getint knelpunt kan ook ontstaan waar initiatiefnemers representativiteit van een initiatief claimen. Vaak is onduidelijk hoe een uitspraak over wat de wijk wil tot stand is gekomen of wat daarbij de feitelijke omstandigheden waren."

Kortom, een al te ruime toepassing van het uitdaagrecht is niet vanzelfsprekend. Collega Van Langen heeft een aantal voorbeelden genoemd, de Leidse studie heeft een aantal voorbeelden genoemd. Je kunt je ook een voorstelling maken bij inwoners die zelf voor de inrichting van het centrum kiezen, die parkeerplaatsen schrappen dan wel wat parkeerplaatsen laten terugkomen. Dan gaan ongekozen mensen bepalen waar die parkeerplaatsen terugkomen. Denk ook aan lokale comités 4 en 5 mei die juist tijdens de nationale dodenherdenking willen stilstaan bij de situatie in Gaza om Israël in een kwaad daglicht te stellen. Als al voor het uitdaagrecht wordt gekozen — met het voorstel ben je daar als gemeente zelfs toe verplicht — moeten de voorwaarden in elk geval voldoende stringent zijn, moet je mogelijkheden hebben om bij te sturen en zo nodig ook een initiatief stop te zetten. Dan komt het ook aan op de assertiviteit bij de democratisch gelegitimeerde bestuursorganen om van die bevoegdheden gebruik te maken om op een gegeven moment aan de noodrem te trekken.

Collega Roovers kwam al met de inbreng van de VNG aanzetten. De VNG zei al: denk erom, als je het uitdaagrecht hebt, moet je het als rijksoverheid ook maximaal faciliteren. Alleen dan zou je de betrokkenheid van inwoners bij de politiek kunnen vergroten. Dan voorkom je dat het hier gaat om een stuk papier. In de Tweede Kamer is een motie aangenomen met het verzoek om flankerend beleid.

Los van de wens om de kansen te benutten van het uitdaagrecht, moet je ook focus blijven hebben op het gemeenterechtelijke probleem, zo stel ik het maar, dat de representatieve democratie te veel wordt uitgehold, althans dat het risico daarop bestaat. In dat flankerend beleid moeten volgens onze fractie, mocht het voorstel worden aanvaard, genoeg handvatten worden geboden om niet in die genoemde valkuil te trappen. Je ziet al dat er allerlei soorten van voorbeelden van verordeningen circuleren. De vraag is alleen of er daarmee voldoende aandacht is voor het voorkomen van die valkuil. Het gaat heel veel om het juist faciliteren van het uitdaagrecht en veel minder om het voorkomen van de uitholling van de lokale democratie. Juist daarom hoort mijn fractie graag hoe de minister voor zich ziet hoe dat doel met flankerend beleid wordt gediend.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Doornhof. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de SP.