Plenair Griffioen bij behandeling Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden



Verslag van de vergadering van 11 juni 2024 (2023/2024 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.17 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Griffioen i (BBB):

Voorzitter, dank u. De minister begon in de beantwoording van de eerste termijn met de opmerking: "Dit is een evenwichtig wetsvoorstel en een proportioneel kader". In de eerste termijn is er Kamerbreed zorg geweest over het schenden van privacy van burgers. Dat was eigenlijk een soort rode draad in de eerste termijn. Een van de kernvragen is: als je een mogelijke verdachte bent en als dat daarna onterecht blijkt, wanneer gaan dan je gegevens in het systeem gewijzigd worden? Is dat na vijf jaar? Kan dat niet veel korter? Hoe proactief wordt daaraan gewerkt? Ik denk dat dat een heel breed gedragen zorg van deze Kamer is. De vraag aan de minister is dus in hoeverre gegevens van burgers zo snel mogelijk worden gewist als de verdachtmaking niet terecht is.

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel is het een beetje laveren tussen Scylla en Charybdis. Aan de ene kant is er nu een situatie waarin de samenwerkingsverbanden allerlei dingen doen die al jarenlang staande praktijk zijn zonder dat er een wettelijke grondslag is. Verdient het dan de voorkeur om wél een wettelijke grondslag te krijgen voor dit wettelijk kader, met alle controlemechanismen die daarin zitten en die ook door de minister zijn geschetst, maar waarvan het in de praktijk nog maar de vraag is of dat allemaal wel zo goed werkt? U heeft daar zojuist ook weer allerlei kritische vragen over gehoord. Er is dus eigenlijk vooraf geen honderd procent zekerheid te geven over hoe dat nou allemaal gaat. Dan is de vraag dus of de evaluatie en de uitvoeringstoetsen niet over een veel kortere tijd zouden kunnen dan over die vijf jaar, want dat lijkt een heel lange procedure, ook gelet op de problematiek die met deze wet allemaal naar voren komt.

Voorzitter. Ik heb in de eerste termijn even gerefereerd aan de uitspraak van de Hoge Raad. Mijn vraag is waarom de minister voorbijgaat aan de uitspraak van de Hoge Raad, waarin heel helder staat dat er, als er sprake is van ernstige inmenging in het privéleven van burgers, vooraf een toets moet zijn door een rechterlijke instantie of door een bestuurlijk onafhankelijke entiteit, juist voor hele serieuze uitvragen. Wij willen de minister dus eigenlijk vragen om daar heel specifiek nog even op in te gaan.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Griffioen. Dan is het woord aan de heer Recourt namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.