Verslag van de vergadering van 9 juli 2024 (2023/2024 nr. 38)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.41 uur
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Mijn fractie werkt, zoals u ziet, door tot na 20.00 uur. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun aanwezigheid en voor hun antwoorden op de vele vragen van mijn fractie. Ik ben op onderdelen wel gerustgesteld, maar de kern van de zaak is en blijft problematisch.
Ik ben blij met het antwoord van de minister dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet. Die is bedoeld voor bijvoorbeeld een bankrun in het weekend. De minister zegt: als de Eerste Kamer niet zou instemmen met dit wetsvoorstel, dan mag er geen geld worden uitgegeven. Ik ben heel blij met deze opmerking.
Ik ben het ook eens met de minister dat we geen debat moeten voeren over het Koninklijk Huis. Ik sluit aan bij de woorden van de minister dat ik gisteren schriftelijke vragen heb gesteld, een groot aantal aan de minister-president.
Ik ben verheugd dat de staatssecretaris meldt dat er binnen de SGH-route een oplossing zal worden gevonden voor de handhaving op volgordelijkheid. Begrijp ik goed dat dit ook geldt voor de causaliteit?
Ik herhaal de indruk dat het kabinet op zoek is naar een juridisch alibi om zo veel mogelijk de huidig werkwijze te handhaven binnen de huidige wet. Wij vinden nog steeds dat er sprake is van een tegenstelling tussen enerzijds het bieden van ruimhartige compensatie en anderzijds het streven om volgens de wettelijke normen te handelen. Het viel mij enigszins op dat de staatssecretaris zei: mocht er toch sprake zijn van onrechtmatigheid, dan neemt het kabinet die voor zijn verantwoordelijkheid. Waarvan akte.
Ik herhaal tevens dat de minister en de staatssecretaris er met hun antwoorden niet in slagen om de indruk weg te nemen dat gekwalificeerde gedupeerden van de toeslagenaffaire een opening wordt geboden om al het leed van het leven sindsdien te koppelen aan de toeslagenaffaire. De uiteindelijke vergoeding zal daarmee in voorkomende gevallen geen enkele verhouding meer kennen tot de omvang van de terugvordering. Hoe dit uiteindelijk door een advocatenkantoor en door een andere externe partij zal worden gevalideerd binnen het schadevergoedingsrecht is mij nog steeds onvoldoende duidelijk. Naar de mening van mijn fractie had het kabinet echt moeten wachten op de ondertekening van de DVO.
Tot slot, voorzitter. Ik had in dit deel van het jaar graag stilgestaan bij de extreem scherpe daling van de begrote middelen voor het vreemdelingenbeleid in 2027. Dank aan de minister dat hij dit in het antwoord op de vragen van mijn fractie heeft bevestigd. Ik kan mij niet aan de observatie onttrekken dat deze begrote daling van de kosten hoogstwaarschijnlijk niet kan worden waargemaakt, zelfs niet bij een extreme daling van de instroom. Dat is juist voor dit kabinet een probleem, omdat het moeten uittrekken van extra geld voor vreemdelingenbeleid voor dit kabinet een existentiële kwestie kan zijn. Men kan ongetwijfeld nog wel een jaartje of twee dit probleem negeren of doen alsof de instroombeperking voor de oplossing zal zorgen, maar mijn fractie wil het liever voorkomen dan genezen. We zullen hier bij de Miljoenennota voor 2025 zeker op terugkomen.
Ik dank nogmaals beide bewindslieden dat ze ook voor hún reces, dat bijna komt, de antwoorden hebben gegeven. Ik wens beiden veel succes bij deze taak. Hier spreekt ook iemand van "wij van Financiën" tot u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister, staatssecretaris bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de Kamer? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van Financiën.