Verslag van de vergadering van 9 december 2024 (2024/2025 nr. 11)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 16.13 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Van Strien i (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil beginnen met het uitspreken van mijn waardering voor de nieuwe staatssecretaris en de ambtenaren van het ministerie van Financiën. Belastingwetgeving is toch al niet de gemakkelijkste tak van sport, maar met de recente wisselingen van de wacht is er extra veel van hun inzet gevraagd. Zonder hun grote inzet was een goede behandeling van dit grote aantal wetten niet mogelijk geweest. Ik begin mijn verhaal met een algemeen stukje over koopkracht en lastenverlichting, waarin ik de bevriezing van de dubbele algemene heffingskorting en de intensivering van het kindgebonden budget meeneem. Daarna behandel ik afzonderlijk een aantal onderdelen van het totaalpakket.
Met het voorliggende Pakket Belastingplan 2025 zien we een kleine lastenverlichting voor de werkende middeninkomens. Er komt weer iets meer ruimte: de werkenden gaan er 0,7% op vooruit, de uitkeringsgerechtigden 0,9% en de gepensioneerden 0,6%. Het kindgebonden budget wordt verhoogd met 300 miljoen en de huurtoeslag met 500 miljoen. Daarnaast is er een envelop voor gerichte lastenverlichting van 2,5 miljard. Het eigen risico wordt met meer dan de helft verminderd, weliswaar vanaf 2027, maar het blijft volgend jaar en in 2026 op het huidige niveau.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
De heer Van Strien zegt dat er een kleine lastenverlichting voor de lagere inkomens en middeninkomens komt. Hij noemt percentages als 0,7% waarmee mensen erop vooruitgaan in koopkracht. Maar volgens mij klopt wat de heer Van Strien zegt niet. Je moet een onderscheid maken tussen de lasten aan de ene kant en de koopkracht aan de andere kant. Koopkracht is ook het gevolg van ontwikkelingen in de markt. Mensen kunnen meer inkomen krijgen. Vervolgens stuurt het kabinet natuurlijk die koopkrachtcijfers wel, maar feit is dat er sprake is — de heer Martens heeft dat in zijn betoog ook al duidelijk gemaakt — van lastenverzwaring als het gaat om arbeid. Zeker over de hele kabinetsperiode, maar ook in dit Belastingplan, is er sprake van lastenverzwaring. Denk aan de verlaging van de algemene heffingskorting. Dat betekent dat met name lagere inkomens — mensen rond het minimuminkomen en mensen die ook nog eens parttime werken — meer belasting betalen in plaats van minder. Hoe zit het dan met de bestaanszekerheid van die mensen?
De heer Van Strien (PVV):
Ik baseer me op de gegevens die door de Miljoenennota, de Macro Economische Verkenning en andere stukken tot mij gekomen zijn. Ik ben het op dit punt niet eens met de heer Van Apeldoorn. Ik denk dat we daar vandaag ook niet zo eventjes uit de losse pols uitkomen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De heer Van Strien en ik zullen het over heel veel dingen fundamenteel met elkaar oneens blijven. Dat is duidelijk. Maar het gaat nu even om de feiten, het gaat niet om de politieke weging. De heer Van Strien verwijst naar de Miljoenennota, maar volgens mij verwijst hij naar de koopkrachtplaatjes, waarin staat — het gaat dan om gemiddelden — dat mensen in het eerste inkomenskwartiel er 0,7% in koopkracht op vooruitgaan. Maar we hebben het vandaag over het Belastingplan. Mijn stelling is dat de lasten voor mensen omhooggaan, terwijl de heer Van Strien net zei dat er in het Belastingplan sprake is van een kleine nettolastenverlichting voor mensen. Volgens mij is dat gewoon niet waar. Er is sprake van een lastenverzwaring, die door dit kabinet is ingezet. Zeker als je kijkt over de hele kabinetsperiode, wordt uiteindelijk inkomensarbeid meer belast dan in het basispad het geval was. Dat zijn de feiten.
De heer Van Strien (PVV):
Ik blijf het daarmee oneens. Dat wil niet zeggen dat wij heel gelukkig zijn met de beperkte vooruitgang in dit Pakket Belastingplan. Ik kom daar zo dadelijk nog op terug. Maar ik denk dat dit, gezien de omstandigheden, het maximum haalbare is geweest van wat er met dit Belastingplan te bereiken was.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot, voorzitter. Ik constateer dat de heer Van Strien het oneens is met de feiten. Feit is dat er sprake is van een lastenverzwaring voor arbeid en geen lastenverlichting. Ik ben heel benieuwd waar hij dan wel die vooruitgang ziet, bijvoorbeeld als het gaat om de bestaanszekerheid, waar de PVV in de campagne ook heel erg op gehamerd heeft. Daar zien we in het Belastingplan juist heel erg weinig van terug. Maar misschien hoor ik dat in de rest van het betoog van de heer Van Strien nog.
De voorzitter:
Meneer Van Strien, vervolgt u uw betoog.
De heer Van Strien (PVV):
Ik was gebleven bij het punt dat er nog 500 miljoen is voor groepen in de knel. De accijnsverlaging op brandstof is verlengd en de energiebelasting is verlaagd. De afgelopen twee jaar ging de koopkracht maar liefst 3,5% omlaag. Daarentegen hebben we nu weer te maken met een stijgende lijn. Zijn we daar als PVV tevreden mee? Het eerlijke antwoord op die vraag is: op dit moment, gezien de grote financiële tegenvallers waarmee we dit jaar te maken hadden, die we bij de Algemene Financiële Beschouwingen ook benoemd hebben, wel. Voor de langere termijn moet en kan het beter. Ik merk op dat een substantiële vermindering van de enorme financiële lasten die de asielinstroom met zich meebrengt — we praten hier over miljarden, zowel rechtstreeks als in de zorg, in het onderwijs en bij justitie — de komende jaren voor een substantiële lastenverlichting op fiscaal gebied kan zorgen. Zo kunnen we de werkende Nederlanders nog meer laten overhouden van hun welverdiende geld.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Misschien komt de heer Van Strien hier nog op, maar ik stel mijn vraag nu maar gewoon. Als ik op Parlement.com zoek hoeveel moties de PVV in het parlement heeft ingediend om de btw te verlagen, dan zijn dat er zo'n 35. Dat is een lovenswaardig streven. Maar nu heeft de PVV daadwerkelijk regeringsmacht. Ik ben dus benieuwd hoe de heer Van Strien kijkt naar het zoeken naar een verhoging van andere btw-tarieven, dat de staatssecretaris in zijn brief van 6 december noemt.
De heer Van Strien (PVV):
Volgens mij heb ik net al aangegeven dat wat voor ons ligt een compromis is tussen een aantal zeer verschillende partijen. Dat is een kwestie van geven en nemen geweest. Ik kan niet zeggen dat ik met alle punten honderd procent gelukkig ben. Maar het totaalresultaat is een heel redelijk resultaat, gezien de financiële situatie waarin we op dit moment verkeren.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Daar moet ik even op kauwen. Er gaat in het voorjaar een nieuw resultaat gemaakt worden. Ik ben benieuwd wat de opvatting van de heer Van Strien is over waar dat gezocht moet worden, gezien die 35 moties. Ik snap dat compromissen en dergelijke allemaal reëel en belangrijk zijn, maar je staat ook ergens voor als partij. Als je bijna 40 moties indient waarin staat dat de btw omlaag moet, dan kan ik me toch niet voorstellen dat de heer Van Strien volgend jaar voor een belastingplan gaat stemmen waarin de btw weer omhooggaat.
De heer Van Strien (PVV):
Ik kom toch op hetzelfde antwoord. Er is in het verleden natuurlijk een groot aantal moties ingediend op dat btw-gebied. Dat geeft ook aan hoeveel belang wij daaraan hechten. Dat betekent ook dat de PVV hier in de toekomst aandacht voor zal blijven houden. Maar dat neemt niet weg dat we nu te maken hebben met een onderhandelingsresultaat van een aantal zeer verschillende partijen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Martens.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Tot slot, voorzitter. Zo heb ik de PVV toch zelden meegemaakt. Meestal is ze heel stellig. Dat biedt ook duidelijkheid. Maar ik begrijp wat betreft die duidelijkheid nu dat die moties in werkelijkheid met potlood geschreven zijn en nu even makkelijk uitgegomd worden als ze toen geschreven zijn.
De heer Van Strien (PVV):
Dat is een stelling waarop ik verder niet inga.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Strien (PVV):
Ik was bij het feit dat er te vaak wordt vergeten dat alleen extreem hoge uitgaven leiden tot hoge belastingen. Ook bij de belastingen geldt: de kruik gaat zolang te water tot zij barst. Zie bijvoorbeeld de situatie bij box 3.
Dan de vereenvoudiging van de huurtoeslag, de verbetering van de koopkracht en de vereenvoudiging van de regeling huurtoeslag. Deze twee wetten lijken een klein stapje in de richting van een vereenvoudigd toeslagenstelsel te zijn. Vooral het aspect dat deze wetten een gunstig effect hebben op de marginale belastingdruk, onder andere doordat de inkomensafhankelijke afbouw eenvoudiger en minder steil wordt, vinden wij een goeie zaak. Tegelijkertijd zien we dat er ook altijd negatieve effecten zullen optreden wanneer we, wat we allemaal willen, verdergaan op dit pad. Zo zullen er hier en daar zeker mensen zijn die gevolgen ondervinden van de maatregelen op het gebied van de servicekosten. Dat is eerder al aan de orde geweest, volgens mij in de inbreng van de heer Martens. Een ander aspect is dat 170.000 huishoudens nu voor het eerst huurtoeslag krijgen van gemiddeld €175 per maand. Dat is heel wat, maar het brengt mij ook gelijk bij de vraag aan de staatssecretaris of dit is wat wij beogen, namelijk huishoudens juist minder afhankelijk laten zijn van ingewikkelde toeslagen.
Voorts las ik dat door de verlaging van de leeftijdsgrens jongeren tussen de 21 en 23 jaar een hogere huur zouden moeten gaan betalen, waardoor goedkopere woningen vrijkomen voor jongeren tussen de 18 en 20 jaar. Het lijkt allemaal erg eenvoudig: oudere jongeren schuiven door naar duurdere woningen om plaats te maken voor jongere jongeren. In totaal wordt op dit thema maar liefst 500 miljoen meer uitgegeven. Het antwoord op de vraag wat er nu daadwerkelijk gebeurt of gaat gebeuren, blijft voor mijn fractie toch wat onduidelijk. We weten immers dat er een tekort is aan alle soorten woningen, zowel koopwoningen als huurwoningen in alle segmenten. Ik zou de staatssecretaris dan ook willen vragen om een globale kwantificering te geven bij welke groepen die half miljard nu terechtkomt en hoeveel extra woningzoekenden nu aan een huis komen.
Voorzitter. De Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Mijn fractie is nadrukkelijk voorstander van het stimuleren van familiebedrijven, maar ook en vooral van een eerlijk en eenvoudig belastingstelsel. Het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang om de continuïteit van een onderneming te bevorderen bij bedrijfsoverdrachten is dan ook nastrevenswaardig. De spanning zit natuurlijk in de vraag of er sprake is van een echte onderneming, die ook daadwerkelijk voortgezet moet worden, of van beleggingsvermogen. Voor het laatste geval zijn deze regelingen niet nodig. De voorgestelde wetswijzigingen hebben in wezen ook met dit probleem te maken. Zowel door het CPB als ambtelijk zijn in 2022 en 2023 kritische rapporten verschenen over faciliteiten als deze, die de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de complexiteit in de uitvoering van deze regelingen bestudeerden. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of naar de mening van de regering met de huidige voorstellen in redelijke mate tegemoetgekomen wordt aan de in deze rapporten verwoorde kritiek.
De Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024. Het internationale akkoord over de wereldwijde minimumbelasting is eind 2021 door meer dan 140 landen onderschreven, waaronder uiteraard Nederland, want wij zijn er als de kippen bij als het gaat om dit soort internationale verdragen. Het akkoord voor een wereldwijd minimumniveau van belastingheffing van 15% voor grote multinationale ondernemingen dient om belastingconcurrentie tussen staten tegen te gaan. Maar de bekendste belastingparadijzen heb ik helaas niet terug kunnen vinden onder de staten die zo'n minimumbelasting ingevoerd hebben. En van de landen die dit allemaal wel hebben, weten we niet wat voor lokale douceurtjes er zoal tegenover die minimumbelasting staan. Wij bespreken daarentegen vandaag al een wijzigingsvoorstel van de één jaar oude wet. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of deze wet nu voor de bühne is of daadwerkelijk internationaal succes sorteert.
Tot slot, voorzitter, nog een aantal opmerkingen over de ICT bij de Belastingdienst. Al jaren horen wij over ernstige problemen bij de Belastingdienst. Systemen zijn verouderd, zitten vol en zijn er niet meer op toegesneden om redelijke wijzigingen, die toch regelmatig nodig zijn, te verwerken. Dat klemt temeer gezien de grote wijzigingen die op korte termijn nodig zijn. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de nieuwe box 3-wetgeving, waarbij op werkelijk rendement moet worden belast, maar aan ook aan het nieuwe systeem van inkomstenbelasting, waarmee we de marginale druk omlaag willen brengen. De minister en de staatssecretaris hebben bij de Algemene Financiële Beschouwingen aangegeven volgend jaar met een plan van aanpak te komen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: zijn die nieuwe systemen klaar op het moment dat we ze nodig hebben? Graag een reactie.
Voorzitter, ik sluit hierbij af. Ik zie de beantwoording van mijn vragen door de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Strien. Dan geef ik het woord aan de heer Martens van GroenLinks-Partij van de Arbeid voor een interruptie.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag aan de heer Van Strien over box 3. Is het voor de PVV acceptabel als een nieuwe vermogensbelasting pas na 2027 zou worden ingevoerd, ja of nee?
De heer Van Strien (PVV):
Wij hebben in het verleden herhaaldelijk aangegeven dat wij willen dat die nieuwe box 3-belasting zo snel mogelijk wordt ingevoerd. Dat is nog steeds onze wens.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Is de heer Van Strien het dan met mij eens dat als de realisatie van een nieuw stelsel ook in 2027 niet gehaald zou worden, de staatssecretaris dan naar een plan B, namelijk een eenvoudigere en wel realiseerbare vermogensbelasting, zou moeten kijken?
De heer Van Strien (PVV):
Als-danvragen, daar ga ik niet op in, heel simpel. Als het in 2027 nog niet klaar is, dan heeft de staatssecretaris ongetwijfeld een nieuw voorstel.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dat vind ik echt een te makkelijk als-dan. Dit staat op de drempel. De Raad van State is ongelofelijk negatief geweest. Het lukt jaar na jaar niet dit te realiseren, dus iedereen ziet aankomen dat dit ook in 2027 mogelijk niet gaat lukken. Regeren is dan ook vooruitzien. Ik dring toch nog een keer erop aan om hom of kuit te geven hoe dit nou zit.
De heer Van Strien (PVV):
Het is niet aan mij om op dit moment hom of kuit te geven. Ik verwacht dat het zo snel mogelijk gebeurt. En ik verwacht dat als het niet lukt, de regering dan met een voorstel komt, punt.
De heer Hartog i (Volt):
Ik wil even een ding testen op het gebied van de eventuele terugdraaiing van de btw-verhogingen. Er is een voorstel gedaan door de heer Schalk om de heffingen op luxegoederen en diensten te verhogen. Is dat voor de PVV bespreekbaar, vraag ik de heer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
Wij gaan naar alle voorstellen kritisch kijken. Ik ga daar nu niet rechtstreeks op reageren. Ieder goed voorstel wordt door ons kritisch bekeken en beoordeeld.
De heer Hartog (Volt):
Ik begrijp dat er onderhandelingen plaatsvinden tussen Tweede Kamerfracties, maar die hebben al ingestemd. Er zou eventueel een probleem in de Eerste Kamer kunnen liggen; daar had ik nog niet over gesproken. Daar speelt de heer Van Strien, die toch een rol speelt in een regeringspartij — laat ik het maar zo noemen — een rol bij. Als hij zegt dat hij voor alles openstaat, staat hij dan ook open voor een verhoging van de heffingen op luxegoederen en diensten?
De heer Van Strien (PVV):
Ik heb zojuist gezegd dat wij ervoor openstaan om alle goede voorstellen op een evenwichtige wijze te evalueren en te bekijken. Dat zou een antwoord moeten zijn op de vraag van de heer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Dan ben ik blij dat we met het antwoord van de heer Van Strien weer een stapje dichter bij de oplossing zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Geerdink namens de VVD.