Verslag van de vergadering van 9 december 2024 (2024/2025 nr. 11)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 20.11 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. We staan vandaag en volgende week voor een belangrijke taak, een taak die al eeuwenlang aan parlementen is meegegeven: we gaan begrotingen bespreken en ervoor zorgen dat de daarbij benodigde middelen worden vrijgemaakt. Ik dank de regering voor het werk dat ze heeft verzet en stel ook de beantwoording van de verschillende schriftelijke vragen zeer op prijs.
De Voltfractie wil vandaag twee van de voorliggende wetsvoorstellen met de staatssecretaris bespreken. Als eerste thema hebben wij wat vragen over het BES-belastingplan en in het tweede thema willen wij het Belastingplan 2025 aan de orde stellen.
Over de belastingplannen voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius wil mijn fractie geen lange inleiding houden. De pijnpunten van de voorliggende wetsvoorstellen zijn duidelijk. Zo is er op de eerste plaats het feit dat onder anderen personen die een minimumloon ontvangen voor het eerst in hun leven inkomstenbelasting zouden moeten gaan betalen. In eerste instantie leek de regering zich hierbij neer te leggen, met referentie aan een "omgekeerd Robin Hood-effect" van een amendement van de Tweede Kamer. Mijn fractie begrijpt dat inmiddels via een ander amendement is bewerkstelligd dat mensen met een minimumloon nog steeds buiten de belastingmolen zullen blijven. Kan de staatssecretaris dit bevestigen? Kan de staatssecretaris uitleggen op welke manier dit probleem nu is opgelost?
Het tweede punt op dit thema is het koopkrachtplaatje dat op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba ontstaat — ik refereer bewust niet aan BES. De regering heeft gezegd dat alle Nederlanders er volgend jaar in koopkracht op vooruitgaan. Geldt dat ook voor de Nederlanders op Saba, Bonaire en Sint-Eustatius, als alle effecten worden meegenomen? Zo nee, op welke wijze denkt de regering de getroffen Nederlanders nu of in de toekomst een koopkrachtverbetering te geven?
Dan kan ik vandaag als tweede thema niet om het Belastingplan 2025 heen, met name de voorgestelde btw-verhoging. Deze Kamer heeft in de motie-Van Meenen de regering gevraagd om dit onderdeel van het Belastingplan separaat voor te leggen om zorgvuldige behandeling mogelijk te maken. De regering heeft dit geweigerd, simpelweg op grond van het feit dat zoet en zout in één wetsvoorstel moeten worden behandeld. Op eerdere vragen hoe de regering tot deze tien wetsvoorstellen is gekomen, heeft de regering vier criteria aangedragen. Het eerste criterium was dat van de budgettaire samenhang en eventuele dekkingsproblemen. Het tweede criterium ging over de vraag of het om een stelselwijziging of een tariefswijziging gaat. Het derde criterium ging over overgangsrecht en overgangsbudget. En als laatste criterium is gekeken naar implicaties voor ondernemers en mensen die met de desbetreffende producten te maken krijgen.
Mijn fractie begrijpt die criteria. Hoe die hun beslag hebben gekregen op de constellatie van wetten, is voor mijn fractie echter volledig onduidelijk. Waarom is bijvoorbeeld wel de keuze gemaakt om de overige fiscale maatregelen en de fiscale verzamelwet apart voor te leggen? Heeft de Voltfractie het goed begrepen dat ook de bevriezing van de dubbele algemene heffingskorting budgettaire gevolgen heeft en dus onderdeel van zoet en zout is?
Mijn fractie begrijpt op zichzelf de beleidskeuze van de verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Echter, dit zijn wel twee heel verschillende typen belastingen. Kan de regering nog eens uitleggen waarom directe en indirecte belastingen niet operationeel en juridisch zouden moeten worden ontkoppeld? Zou dat ook niet een criterium moeten zijn?
Dan blijven er voor de Voltfractie voor vandaag op dit thema twee clusters van vragen over. In het eerste cluster is de hamvraag hoe wij omgaan met een weigering van de regering om een motie van de Eerste Kamer uit te voeren. De onlangs door deze Kamer aangenomen motie-Van Meenen verzoekt het kabinet de voorgenomen maatregel inzake het opheffen van meerdere posten verlaagd btw-tarief in een separaat wetsvoorstel op te nemen en dat de Kamers aan te bieden. Daarmee wordt overigens het advies van de Raad van State gevolgd. De regering heeft ronduit geweigerd om dit uit te voeren. Als wij dit als Kamer accepteren, vraagt de Voltfractie zich af, waarom zouden toekomstige moties dan wel moeten worden opgevolgd? Wat zijn die moties dan nog waard? De Voltfractie vindt dat politiek en staatsrechtelijk niet acceptabel op een zo belangrijk punt, te weten de kernbevoegdheid van het parlement.
Ook inhoudelijk zijn er nog wel wat vragen te stellen over dit tweede cluster. Als ik de krant lees, zou ik haast denken dat de btw-verhoging voor cultuur, media en sport van de baan is. Dat is echter niet het geval.
De heer Heijnen i (BBB):
Ik zou de heer Hartog een vraag willen stellen. Heeft hij enig idee hoeveel moties van deze Kamer in de afgelopen vier jaren niet zijn uitgevoerd?
De heer Hartog (Volt):
Ik heb geen cijfers.
De heer Heijnen (BBB):
Ik heb dat even nagekeken. Dat zijn er 114. Dus het is zeker geen uitzondering dat een motie niet uitgevoerd wordt.
De heer Hartog (Volt):
Daar heeft de heer Heijnen volledig gelijk in. Als 114 moties niet uitgevoerd worden, dan zijn dat er veel. Maar ik heb duidelijk een onderscheid gemaakt tussen een motie die een kernbevoegdheid betreft en een motie die verzoekt om bijvoorbeeld een bepaald onderzoek te doen. Het gaat hier om wetgeving en om budget. Dan is het niet acceptabel om een motie niet uit te voeren.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Heijnen.
De heer Heijnen (BBB):
Die opmerking snap ik niet helemaal. Het gaat bij ons toch altijd om wetgeving? Of heb ik het nu verkeerd?
De heer Hartog (Volt):
U heeft het verkeerd. Ik heb heel veel moties gezien die helemaal niet over wetgeving gaan. Die vragen om begeleiding van de wetgeving, of die verzoeken om een onderzoek of een evaluatie en dat soort dingen. Die vragen niet om het wel of niet separaat voorleggen van wetgeving. Ik vind dat een heel ander iets. En daar blijf ik bij.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Hartog (Volt):
Even kijken. Bij aanvaarding van de wet worden deze verhogingen dus gewoon ingevoerd. Is de staatssecretaris dit met mijn fractie eens? Misschien wordt de maatregel later vervangen, maar daaromtrent zijn heel veel onzekerheden. Als overgangsrecht dan al een criterium was, zo vraag ik de regering, hoe zit het dan met de aankopen in het begin van 2025, gedaan voor producten en diensten in 2026? Tegen welk tarief koopt de voorzitter voor 2026 de kaartjes voor de Toppers? Wordt de te veel betaalde btw terugbetaald als de tarieven voor het concert van de Toppers eventueel weer worden aangepast? Welke economische effecten zal dit hebben op vroegboekingen? Leidt dit niet tot een enorme administratieve last voor ondernemers?
Het is zeker zo dat de Voltfractie van mening is dat de regering niet de juiste politieke keuzes maakt. Dat debat voeren we niet eens meer, omdat iedereen ervan uitgaat dat de btw-verhoging van tafel is. Maar er is meer. Er is ook een reden waarom wij nu in de Eerste Kamer deze wet afwijzen. Bijna alle partijen hebben met de uitvoeringsinstructies in de hand — dat dikke boek — gewezen op de toegenomen complexiteit bij invoering van deze regeling. Ook in de memorie van toelichting wordt hier een zinnetje aan besteed. Die complexiteit neemt nog meer toe als de nieuwe tarieven eerst worden ingevoerd en dan weer worden teruggedraaid. Andere tarieven worden dan weer verhoogd, maar zonder een behoorlijke overgangstermijn. Dat zet de uitvoerbaarheid van de maatregel op het spel. Dit is in de ogen van mijn fractie onverantwoord bestuur. Het opportunisme en het gebrek aan een langetermijnvisie druipen ervan af. Ook is het de Voltfractie, vier weken na de zogenaamde deal, nog steeds niet duidelijk welke andere btw-tarieven worden verhoogd om het ontstane gat te dekken. Heeft de regering hier al een indicatie van?
Voorzitter. Ik moet toch even complimenten geven aan de regering. Ze hebben het ongelofelijk slim aangepakt. Hun strategie doet niet onder voor de onderhandelingstactiek die je vaak in Brussel ziet. Ze komen met een voorstel, merken dat een grote groep partijen er niet mee akkoord gaat en beginnen dan te schakelen. Ze nemen enkele fracties apart, geven twee van hen een zoethoudertje en sturen twee andere fracties met een kluitje in het riet. Vervolgens komen ze met praktisch hetzelfde voorstel terug en zorgen ze er met de nieuw verworven meerderheid voor dat de wet wordt aangenomen. Ik spreek hier ook de betrokken collega's in deze Kamer op aan. Hoe zit het met de zo vaak aangehaalde scheiding tussen de rol van de Eerste en Tweede Kamer? Wij hebben en hadden ons inhoudelijk nog niet eens uitgesproken. Ik heb geen enkele twijfel over de oprechte intenties van de regerings- en gedoogfracties die bezig zijn een nieuw voorstel te doen. Wat zijn echter de onzekerheden? Wat gebeurt er als er geen alternatief wordt gevonden? Wat gebeurt er als er een demissionair kabinet is?
De heer Schalk i (SGP):
De heer Hartog zegt: we hebben ons hier nog niet eens over uitgesproken. We hebben ons hier wel over uitgesproken. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen zijn al deze onderwerpen al langsgekomen. Deze Kamer heeft heel nadrukkelijk aangegeven dat ze te ver gingen. Maar ik heb daar een vraag bij. Stel nu dat het op een of andere manier toch lukt om die btw-klus te klaren. Is de partij van de heer Hartog dan van zins om dat te steunen of juist niet?
De heer Hartog (Volt):
Dat is een hele goede vraag van de heer Schalk. Wij steunen niet blind, zoals de gedoogfracties dat hebben gedaan. Wij willen eerst zien waarover het gaat. Welke btw-tarieven gaan dan wel omhoog?
De heer Schalk (SGP):
Ik weet niet wie u precies met gedoogfracties bedoelt, misschien is dat ook wel de SGP. In ieder geval heeft de SGP, samen met het CDA en de ChristenUnie, twee onderdelen in de wetgeving weten te veranderen en die zijn verankerd. Daarnaast is het heel spannend hoe het gaat lopen met de btw-tarieven, maar het zou zomaar eens kunnen zijn dat we daarvan op zeker moment alleen maar gelukkig worden. Moet je daar dan niet in stappen? Of zeg je: deze route mag je ook lopen; het is misschien geen gebruikelijke route, maar het mag.
De heer Hartog (Volt):
Ik zeg beide: je mag de route lopen. Maar ik zou er niet in gestapt zijn omdat je gaat stemmen over iets waarvan je nog niet weet wat de uitkomst is. Ik heb inderdaad naar de SGP en de ChristenUnie verwezen met "gedoogfracties". Daar waren de zoethoudertjes ook voor bedoeld. Het zou fundamenteel gezien niet mijn keuze zijn geweest om die zoethoudertjes, wat het wat mij betreft zijn, binnen te halen en daarmee de verhoogde btw-tarieven weg te geven.
De voorzitter:
De heer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Dat zijn dan wel zoethoudertjes die blijkbaar door de hele Kamer gesteund werden tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik vraag me af of je dat dan "een zoethoudertje" moet noemen, maar goed. What's in the name, zullen we maar zeggen. Maar de vraag blijft staan of je een belastingplan rücksichtslos moet afschieten of dat je toch moet proberen om via deze route met elkaar het Belastingplan op een hoger plan te brengen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Oké. U heeft gezegd dat we bij de AFB de inhoud hebben behandeld. Dat hebben we niet gedaan. We hebben alleen gezegd: het lijkt ons niet de goede kant op te gaan. Daarna hebben we de gelegenheid gehad om schriftelijke vragen te stellen. Die komen nu pas aan de orde, bij de behandeling van de belastingwetten. Over de inhoud hebben wij dus nog niet gedebatteerd. Er waren namelijk nog heel veel vragen en we wisten nog niet eens wat de Tweede Kamer ging doen. We hebben daar dus niet inhoudelijk over gedebatteerd. Dat ligt nu voor. De Voltfractie is in de Tweede en in de Eerste Kamer altijd bereid om te overleggen en om dingen aan te pakken, met welke regering dan ook. Wij zijn niet bereid om blind te gedogen en om daar dan in te stappen door volgende week een stem te geven voor een belastingwet waarvan we niet eens weten hoe die eruitziet.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Hartog (Volt):
Ja. Wat gebeurt er als er geen alternatief wordt gevonden? Wat gebeurt er als er een demissionair kabinet is?
Voorzitter. De Voltfractie vindt het op dit moment onverantwoord om het Belastingplan 2025 goed te keuren zoals het nu voorligt. Dat vinden wij zowel vanuit rechtsstatelijke principes als vanwege inhoudelijke overwegingen. Dat brengt ons geenszins op het randje van de afgrond. Het is mogelijk om dit Belastingplan af te wijzen zonder enorme gevolgen. De beide Kamers kunnen nog voor het einde van dit jaar op basis van een nieuw voorstel van de regering de meer acceptabele delen goedkeuren en in de voorjaarsbesluitvorming het ontstane gat vullen. Ik geef dit deze Kamer in overweging en overweeg hierover een motie. De regering heeft al antwoord gegeven op de vraag wat er gebeurt als er geen belastingplan is. Kan de regering morgen aangeven hoe we, procedureel, een uitgekleed Belastingplan alsnog voor het einde van dit jaar zouden kunnen behandelen?
De voorzitter:
Rondt u uw betoog eerst af.
De heer Hartog (Volt):
Ik heb nog één zin, voorzitter. Ik wil het in eerste termijn hierbij laten en ik kijk uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Schalk (SGP):
Ik heb één verhelderingsvraag. Hoe zou de heer Hartog de staatssecretaris willen adviseren om dat voor elkaar te krijgen voor het einde van het jaar? Dat moet dan toch met een novelle zijn? Het Belastingplan is aanvaard in de Tweede Kamer. Als er echt een wijziging moet komen, dan moet er dus een novelle komen. Anders kun je dat nooit voor het eind van het jaar voor elkaar krijgen. Die moet dan naar de Raad van State. Die moet naar de Tweede Kamer, en daarna pas naar de Eerste Kamer. Dat wordt dan vergaderen op 31 december, denk ik.
De heer Hartog (Volt):
De heer Schalk geeft zijn eigen antwoord. Het kan dus, geeft de heer Schalk toe. Dit is een regering van "het kan". Ik vraag dus aan de regering om aan te geven hoe we dit kunnen oplossen.
De voorzitter:
De vergaderdatum wordt altijd nog door de Voorzitter bepaald. Mevrouw Bakker-Klein namens het CDA heeft nu het woord.