Plenair Perin-Gopie bij behandeling Tegengaan productie van en handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen



Verslag van de vergadering van 21 januari 2025 (2024/2025 nr. 15)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 17.42 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):

Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag de nieuwe drugswet. Bij drugs denkt men vaak aan jongeren. Ik ben in deze zaal vaak een van de jongsten. Ook in dit debat is dat niet anders. Maar een jongere ben ik allang niet meer, al voel ik mij dat op dinsdagen vaak wel. Misschien zijn wij eigenlijk wel allemaal oudere jongeren. Ja, voorzitter, ik ken Van Kooten en De Bie ook. Gezien de Nederlandse cultuur en ons progressieve drugsbeleid van de afgelopen decennia durf ik wel te stellen dat er in deze zaal mensen aanwezig zijn die zelf ooit ook drugs hebben gebruikt en mogelijk zelfs verboden middelen. Als ik zo rondkijk, heb ik het idee dat ik niet heel ver van de waarheid vandaan ben. Zelf heb ik nooit drugs gebruikt zoals bedoeld in de Opiumwet. Ik heb zelfs nog nooit een joint gerookt. Dat heeft nooit mijn persoonlijke interesse gehad.

Wel heb ik alcohol geconsumeerd. Aan alcohol werd net ook al gerefereerd. Ik wil daar graag nog even op doorpakken. Van alcohol is namelijk bewezen dat het schadelijk voor de volksgezondheid en zeer verslavend is, maar alcohol valt niet onder de Opiumwet. Ik vraag de staatssecretaris waarom alcohol, in lijn met het beoogde doel van deze wet, niet is opgenomen als een stof die verboden zou moeten zijn, aangezien onomstotelijk is vastgesteld dat alcohol schadelijk en verslavend is. Ik ben dus benieuwd naar de onderbouwing van de staatssecretaris.

In de nota naar aanleiding van het verslag is terug te lezen dat van drie van de stoffen in dit wetsvoorstel is aangetoond dat ze schadelijk en verslavend zijn, maar van de meeste stoffen niet; collega Nicolaï zei het ook al. Ook de Raad van State heeft kritiek op de doelmatigheid van deze wet. Vandaag zal ik deze wet dan ook beoordelen op drie punten: de wetskwaliteit, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Op alle drie die punten scoort deze wet een dikke onvoldoende.

Neem de wetskwaliteit. Deze drugswet brengt de rechtszekerheid in gevaar door stoffen te verbieden zonder dat er een duidelijke bewijslast nodig is voor het idee dat ze schadelijk of psychoactief zijn. Dit betekent dat stoffen verboden kunnen worden op basis van hun chemische verwantschap met andere stoffen, zonder dat hun effecten op de volksgezondheid goed zijn onderzocht. Deze aanpak kan leiden tot het onterecht verbieden van stoffen die veilig, of zelfs nuttig kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan een medische of wetenschappelijke toepassing. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Het gebrek aan de noodzaak voor een bewijslast wat betreft de schadelijkheid of psychoactiviteit van deze stoffen ondermijnt de legitimiteit van het beleid en leidt tot juridische onzekerheid. Het verbod richt zich op chemische stoffengroepen, zonder dat er specifieke grenzen zijn vastgesteld wat betreft welke mate van chemische verwantschap voldoende is om een stof onder het verbod te laten vallen. Hierdoor ontstaat er ruimte voor interpretatie, wat juridische onzekerheid oproept. Er is ook onvoldoende transparantie over de vraag hoe stoffen worden beoordeeld op schadelijkheid of psychoactieve werking. Het gevolg is dat stoffen die onschadelijk of zelfs nuttig kunnen zijn, bijvoorbeeld voor medische en wetenschappelijke toepassingen, onterecht verboden worden. Dit kan belemmeringen geven voor medische ontwikkelingen. Daarnaast ondergraaft dit ook de rechtszekerheid. Daarom vraag ik hoe de staatssecretaris het verbieden van stoffen zonder duidelijke schadelijkheidscriteria rechtvaardigt. Wat betekent deze nieuwe wet voor het gebruik van reeds verkrijgbare medicijnen en voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen?

Dan de uitvoerbaarheid. Voor rechters is deze wet een nachtmerrie. Zij moeten, zonder duidelijke lijsten of wetenschappelijk bewijs, beoordelen of een specifieke stof onder het verbod valt, terwijl dat vaak afhangt van complexe chemische analyses. Dat zal leiden tot juridische onzekerheid. Verschillende rechtbanken kunnen dan tot verschillende uitspraken komen, omdat de wet onvoldoende specifieke richtlijnen biedt voor de wijze waarop stoffen beoordeeld moeten worden. Dit gebrek aan uniformiteit bij de interpretatie van de wet leidt tot inconsistente rechtspraak. Daarnaast leidt dit tot een afhankelijkheid van deskundigen. Rechters hebben geen chemische expertise. Zij moeten dus vertrouwen op deskundigen, die soms weer tot verschillende conclusies kunnen komen. Dit maakt rechtszaken onnodig complex, en afhankelijk van forensische rapportages. Het vertraagt ook de rechtsgang, bijvoorbeeld door de chemische analyses. Bij stoffen zoals 3-MMC en 3-CMC is het moeilijk te bepalen of de minimale chemische verschillen voldoende zijn om een stof al dan niet onder de wet te laten vallen. Daarom vraag ik aan de bewindspersonen hoe er wordt gegarandeerd dat rechters voldoende duidelijkheid hebben over de toepassing van deze wet. Hoe wordt er voorkomen dat juridische processen onnodig ingewikkeld en tijdrovend worden? Hoe kunnen we van burgers verwachten dat zij weten of ze wel of niet een verboden middel in bezit hebben?

Dan de handhaafbaarheid. De politie zal deze wet moeten handhaven. Die wordt door deze wet verder belast, terwijl we weten dat de capaciteit van de politie zwaar onder druk staat. Dat blijkt niet alleen uit rapportages van de Nationale Drug Monitor, maar ook uit RIVM-onderzoek. Daaruit blijkt dat ongeveer 50% tot 75% van de politiecapaciteit in Nederland wordt besteed aan drugsbestrijding. De extra belasting van deze wet zal naar verwachting ten koste gaan van andere prioriteiten, zoals het aanpakken van geweldsmisdrijven, femicide, lhbtqi-geweld, mensenhandel en cybercriminaliteit. De wet zal waarschijnlijk leiden tot een toename van illegale markten, want stoffen die nu legaal zijn, verschuiven dan naar de illegale handel. Er ontstaat een complexiteit in de opsporing, want nieuwe varianten zullen blijven verschijnen. Dat leidt tot een kat-en-muisspel.

Daarnaast zal er ook alvast apparatuur beschikbaar moeten komen, om vast te kunnen stellen of iemand verboden stoffen bij zich heeft. Ook moeten politieagenten extra goed worden opgeleid om deze stoffen te herkennen en te bestrijden. Mijn vragen aan de bewindspersoon zijn de volgende. Hoe wordt er voorkomen dat de politie door deze wet verder overbelast wordt? Hoe garandeert de minister dat deze extra lasten niet ten koste gaan van andere belangrijke taken van de politie? Welke extra middelen zijn er beschikbaar gesteld voor handhaving en opsporing? Hoe wordt er voorkomen dat illegale markten groeien en dat de georganiseerde criminaliteit juist profiteert van deze wet? Hoe worden politieagenten bijgeschoold wat betreft de opsporing en herkenning van deze nieuwe stoffensamenstellingen?

Voorzitter. Ik kom tot de conclusie dat deze drugswet slecht onderbouwd is, lastig uitvoerbaar is en vrijwel niet handhaafbaar is. Het is onze taak als Eerste Kamer om wetten hierop te toetsen. Een wet die niet uitvoerbaar of handhaafbaar is, ondermijnt het vertrouwen in de rechtsstaat. Ik roep daarom alle partijen op om tegen deze wet te stemmen. Het beschermen van de volksgezondheid vereist zorgvuldig beleid, gebaseerd op bewijs en uitvoerbare maatregelen, en deze wet faalt daarin.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Perin-Gopie. Dan is het woord aan mevrouw Moonen namens D66.