Verslag van de vergadering van 28 januari 2025 (2024/2025 nr. 16)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 15.21 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. Ik geloof dat het de eerste keer is dat deze minister in deze Kamer is, dus dan is het gebruikelijk om hem welkom te heten. De heer Van Kesteren heeft daarbij zijn gevoelens gedeeld. Dat zal ik niet doen. Iedere dienaar van de Kroon is bij ons welkom. Maar het geeft wel aan dat we een hele krachtige democratie hebben en ook een echt parlement zijn. Dat wil ik als opening zeggen.
Vandaag behandelen we een relatief technische aanpassing van de Waterschapswet. De Volt-fractie wil de regering allereerst bedanken voor de beantwoording van de vragen en ook de ondersteunende staf voor de zeer verhelderende technische briefing. Mijn vervolgvragen betreffen de koopkrachteffecten, de waterschapsoverstijgende effecten en het vervolgtraject na deze wetgeving. Dat laatste is al eerder aan de orde gekomen.
Allereerst wil ik de minister vragen naar de koopkrachteffecten. Vanuit de antwoorden op de vragen wordt duidelijk dat de regering, om de scheefgroei tussen woningen en bedrijven aan te pakken, kiest voor een peildatum van twee jaar terug om de verhoudingen in de bijdragen tussen woningen en niet-woningen vast te klinken. Het probleem van scheefgroei dat ervoor heeft gezorgd dat het vooral de huishoudens zijn die veruit het overgrote deel van de waterkosten voor bebouwing moeten dragen, dateert echter van veel verder terug. Het argument om niet te kiezen voor een eerdere peildatum is dat de regering wil voorkomen dat de lasten voor bedrijven nu met 40% stijgen in plaats van 25%. Dat staat in de beantwoording. Dat is begrijpelijk, maar heeft natuurlijk wel gevolgen voor met name huishoudens met lage inkomens en middeninkomens.
Dat past in het recente, bredere plaatje van verborgen koopkrachtverslechtering die wij de laatste tijd hebben gezien voor deze inkomensgroepen. Toen ik de regering in de Algemene Financiële Beschouwingen vroeg hoe de toen voorgestelde langstudeerboete op de koopkracht zou uitwerken, antwoordde de regering dat ze eigenlijk niet wist wat het effect op de koopkracht zou zijn. Deze negatieve koopkrachteffecten spelen ook bij de recentelijk besloten vertraging van de verlaging van het eigen risico in de ziektekostenverzekering. Om een verhoging van de btw op cultuur, media en sport te voorkomen, kiezen de regeringspartijen er met CDA en D66 voor om de belastingschijven voor mensen met lage inkomens of middeninkomens in eerste instantie met 0,03% te verhogen. Wij weten niet wat verder nog volgt. Al deze effecten tikken aan bij de mensen die het betreft. Mijn vraag is dan ook of de minister zicht heeft op de spiegel van de cijfers die hij presenteerde met betrekking tot bedrijven. Hoeveel zou de stijging van de bijdrage van woningen lager zijn als de minister een vroegere peildatum zou kiezen, bijvoorbeeld tien jaar? Welke concrete effecten zou dit hebben op de verschillende koopkrachtcategorieën?
Ten tweede wil ik van de regering wat meer informatie over de waterschapsoverstijgende samenwerking en afrekening. Een waterschap is geen eiland. Vervuiling en het werken aan verbetering van de waterkwaliteit overstijgen daarom de grenzen van onze administratieve indeling. Vindt de regering dat er tussen waterschappen afspraken gemaakt moeten of kunnen worden over de verdeling van lasten, bijvoorbeeld vanwege een vervuiling in één waterschap die aantoonbare kosten in een ander waterschap veroorzaakt? Hoe moeten waterschappen omgaan met gezamenlijke plusvoorzieningen?
Voorzitter. Daarbij mag u van de Volt-fractie ook vragen verwachten over de grensoverstijgende effecten van waterheffingen. De waterschappen zijn een tamelijk unieke administratieve laag, die de buren in Duitsland en België niet kennen. Toch betalen ze ook in die landen voor water en watervervuiling. Hoe regelen deze landen hun inkomsten? Hoe verhoudt hun systematiek zich tot de Nederlandse systematiek? Welke financiële afspraken worden er gemaakt voor grensoverstijgende vervuiling? Heeft dit verschil in systematiek ook effect op de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven?
Tot slot zou de Volt-fractie de regering een aantal vragen willen stellen over het vervolgtraject. Dat is ook al eerder gedaan. De regering heeft een aantal adviezen van de Commissie aanpassing belastingstelsel die gebaseerd zijn op het OESO-rapport niet overgenomen. Deze voorstellen hadden volgens de regering geen draagvlak. Sommige daarvan, zoals een aansluiting van de zuiveringsheffing bij de omvang van het huishouden of een duidelijkere toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt, raken echter aan de fundamentele uitgangsprincipes van het Nederlandse beleid. Is de regering bereid en voornemens deze aanbevelingen alsnog verder met belanghebbenden te bespreken en hiervoor draagvlak te creëren? Ik sluit me ook aan bij de eerder gestelde vragen daarover. Komt er sowieso een verdere fundamentele herziening van de heffing?
Voorzitter. Ik kijk uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog. Dan is het woord aan de heer Dessing namens Forum voor Democratie.