Verslag van de vergadering van 25 maart 2025 (2024/2025 nr. 23)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 21.55 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik ben heel blij — ik richt me even tot de staatssecretaris — dat ik zo'n gloedvol betoog van haar gehoord heb. Ik krijg echt het gevoel dat de onderwerpen die ik heb aangesneden, bij deze staatssecretaris in goede handen zijn. We blijven graag op de hoogte van de stappen die u verder nog gaat zetten. Het is natuurlijk jammer dat er bezuinigd wordt op de subsidieregeling voor gender- en lhbti-gelijkheid, maar ik heb gehoord dat er nog langjarige instellingssubsidies zijn en dat die instellingen er geen ellende van zullen ondervinden. Daar ben ik blij om, al is het jammer dat die bezuiniging daar heeft plaatsgevonden.
Dan het onderwerp van de minister. Er zijn twee kwesties die ik toch nog in een motie verder zou willen voorleggen aan de Kamer. Ik zag aan de minister, toen ik begon over die 130.000 studenten die eigenlijk armlastig zijn, dat dat hem wel heel erg raakte. Misschien dat dat ook een beetje weggezakt was in alle andere beslommeringen die rond deze begroting aan de orde zijn. Maar dat is niet mis.
Met het oog daarop wil ik toch graag de volgende motie voorleggen aan de Kamer.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 10% van de mbo-, hbo- en wo-studenten in 2024 bij het Nibudonderzoek aangaf financieel niet rond te komen;
overwegende dat dit rond de 130.000 studenten betreft;
overwegende dat uitwonende studenten op dat moment nog uit hoofde van een tijdelijke koopkrachtmaatregel €160 boven op hun beurs ontvingen die per 1 januari 2025 is vervallen;
overwegende dat aannemelijk is dat het aantal financieel armlastige studenten als gevolg daarvan nog is toegenomen;
overwegende dat pas in 2026 een nieuw Nibudonderzoek zal plaatsvinden terwijl aangenomen moet worden dat de nood bij een grote groep studenten nu al zeer hoog is;
verzoekt de minister om op korte termijn onderzoek te laten verrichten naar de financiële positie van de studenten en financiële steunmaatregelen voor te bereiden voor het geval dat blijkt dat een groot deel van de studenten niet rond kan komen, en de Kamer binnen drie maanden te informeren over de resultaten van het onderzoek en de daarop afgestemde maatregelen die zullen worden genomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Van Apeldoorn, Van Meenen en Roovers.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter S (36600-VIII).
De heer Nicolaï (PvdD):
Voorzitter. Dan kom ik nog bij een ander onderwerp, de bibliotheken. We zijn het er, denk ik, Kamerbreed over eens dat de ontlezing moet worden tegengegaan. Ook deze minister zal het daarmee eens zijn. De taalvaardigheid moet worden opgekrikt. Het is uitermate belangrijk dat de jongeren die op dit moment gewoon gratis gebruik kunnen maken van de bibliotheken, dat gebruik kunnen voortzetten. Uit eerder onderzoek is gebleken dat, als men moet gaan betalen, nog maar 8% dat doet. Dus dat valt enorm terug, terwijl we juist die groep ook aan het lezen moeten houden. Het gaat om iets wat in de Grondwet eigenlijk als sociaal grondrecht is geformuleerd. Ik leg de Kamer een motie voor waarin wij zouden kunnen uitspreken dat het toch echt belangrijk is dat er voor iedereen gratis toegang tot de bibliotheken komt. De kosten daarvan kunnen niet groot zijn. Als je naar de bibliotheek gaat, meld je eigenlijk zelf je boeken af, of je haalt ze zelf, enzovoort. Het gebouw is er al. Ik heb het niet over meer boeken, maar over de toegang. De motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de komende wijziging van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen met zich zal meebrengen dat een zorgplicht tot stand komt voor gemeenten om ten minste één bibliotheekvestiging in stand te houden;
overwegende dat bibliotheken blijkens die wet worden gezien als een essentiële maatschappelijke en culturele voorziening;
overwegende dat het in tijden van teruglopende taalvaardigheid en toenemende ontlezing van belang is dat iedereen gemakkelijk toegang krijgt tot de bibliotheek;
overwegende dat het van belang is voor de culturele ontplooiing als bedoeld in artikel 22 van de Grondwet dat er geen financiële drempel is voor het gebruik van de bibliotheek;
verzoekt de regering om maatregelen te treffen die ertoe leiden dat met ingang van de komende wijziging van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen ingezetenen van de gemeente een gratis bibliotheekabonnement kunnen krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Van Apeldoorn, Van Meenen, Roovers en Perin-Gopie.
Zij krijgt letter T (36600-VIII).
De heer Nicolaï (PvdD):
Voorzitter, dan wil ik nog van de gelegenheid gebruikmaken, niet dat er nog tijd is, om me tot u te richten, want ik denk niet dat ik me tot de minister moet richten. We hebben zojuist een pakje papier gekregen, waarvan een groot gedeelte wit papier, in het kader van de vraag of er voldoende onderzoek is gedaan naar de rechtmatigheid. Er zitten een paar pagina's bij waar wel iets op staat. Onze fractie zou graag de gelegenheid krijgen om daar nog schriftelijk op in te gaan. Ik weet niet of ik dat op dit moment aan de voorzitter moet vragen, maar ik neem aan dat dit stuk in ieder geval bij de commissie officieel op de lijst van ingekomen stukken komt en dat dit de gelegenheid biedt voor Kamerleden en commissieleden om ook nog schriftelijke vragen te stellen. Dan zou het mooi zijn als daar heel snel op gereageerd kan worden, zodat we in de derde termijn op de antwoorden van de minister kunnen ingaan.
De voorzitter:
Dan adviseer ik u om even contact op te nemen met de commissiegriffier van de commissie OCW om te vragen of dat kan, want dat moet via de commissie lopen. Wellicht vergt dat een extra commissievergadering. Dus zou u zo vriendelijk willen zijn om dat even met de commissiegriffier van OCW op te nemen? Bent u daarmee aan het einde van uw inbreng, meneer Nicolaï?
De heer Nicolaï (PvdD):
Ja.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Ik was al bereid om een eventuele derde termijn voor te stellen naar aanleiding van de stukken. Maar als daar wellicht een schriftelijke ronde aan gekoppeld gaat worden, wil ik dat eigenlijk niet meer steunen, want de stemmingen over de begrotingen van VWS en OCW zijn aan elkaar gekoppeld. Die begroting is volgende week. Dat betekent dat we de week erna zouden stemmen. Ik vraag me af of we het voor het reces op een ordentelijke manier kunnen afronden. Ik weet van de heer Nicolaï en ook van andere collega's dat we goed met elkaar hebben afgesproken om dat ordentelijk te doen. Maar als er een schriftelijke termijn komt, steun ik van mijn kant een derde termijn al bij voorbaat niet.
De voorzitter:
Daar nemen we kennis van. Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Knapen namens BBB.