Debat samengevat: vervolg debat begroting OCW



De Eerste Kamer heeft op dinsdag 1 april het debat vervolgd met minister Bruins van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de begroting van zijn ministerie voor 2025. Vanwege tijdens het eerste deel van het debat aangeboden stukken over de juridische aspecten van de bezuinigingen op het terrein van onderzoek, besloot de Kamer het debat met een derde termijn te verlengen. In die derde termijn ging de Kamer met name in op de rechtmatigheid van de bezuinigingen, in het bijzonder het eenzijdig door de minister opzeggen van een bestuursakkoord dat in 2022 is gesloten met het hoger onderwijs over onder andere starters- en stimuleringsbeurzen. De Kamer zal 8 april hoofdelijk stemmen over de begroting van OCW. Ook wordt dan gestemd over alle ingediende moties.


Samengevat

In de derde termijn ging de Kamer uitgebreid in op de rechtmatigheid van de bezuinigingen en het bestuursakkoord uit 2022 in het bijzonder. Volgens senator Roovers (GroenLinks-PvdA) vroeg de minister of hij erkent dat hij alleen staat in zijn oordeel dat het bestuursakkoord juridisch niet bindend is en of hij erkent dat de bezuiniging het sluiten van toekomstige akkoorden hindert en het vertrouwen in de overheid schaadt. Senator Van Rooijen (50PLUS) vroeg of de minister kon aangeven dat het akkoord juist niet bindend is en of het klopt dat de bezuinigingen op de sectorplannen zijn vervallen zodat ze konden worden gecontinueerd.

Volt-senator Perin-Gopie zei dat uit alles blijkt dat het bestuursakkoord juridisch bindend is en dat de Eerste Kamer wetten moet terugsturen als de conclusie is dat ze onrechtmatig zijn. 'Zelden hebben we zo'n duidelijk geval gehad waarbij rechtmatigheid in twijfel kan worden getrokken,' zei senator Van Apeldoorn (SP). Hij vroeg of minister Bruins er rekening mee gehouden heeft dat de rechter een streep zou kunnen trekken door de begroting.

Volgens senator Van Meenen (D66, ook namens OPNL) worden mensen door de bezuinigingen zwaar getroffen in hun huidige en toekomstige bestaan. Hij zei dat de Eerste Kamer het zich niet kan veroorloven voor een begroting te stemmen met zo'n wezenlijk, onrechtmatig onderdeel. PvdD-senator Nicolaï ging uitgebreid in op de zogeheten bekostigingsbeschikking waaruit het akkoord bestaat, een afspraak over de middelen die aan de universiteit ter beschikking worden gesteld. Hij zei dat de Eerste Kamer schending van de rechtmatigheid van deze beschikking moet voorkomen.

CDA-senator Rietkerk zei dat het niet aan de Eerste Kamer is om politieke keuzes te beoordelen die in de Tweede Kamer zijn gemaakt. Het advies van de bestuursrechtexperts is volgens hem niet eenduidig rechtmatig of onrechtmatig. De conclusie van het CDA is daarom dat er geen sprake is van onrechtmatigheid. Volgens senator Talsma (ChristenUnie) is duidelijk geworden dat de begroting een juridische kwetsbaarheid bevat. Hij vroeg wat hiervan het gevolg is voor de hele begroting en of de minister een tegenvaller van deze omvang wel kan opvangen.

In reactie op de vraag naar de rechtmatigheid van de bezuinigingen antwoordde minister Bruins dat beleidswijzigingen een omstandigheid kunnen vormen waarbij een afspraak kan worden beëindigd. Een bezuiniging is zo'n beleidswijziging en een bestuursakkoord is niet juridisch afdwingbaar. Bruins: 'Het is rechtmatig en ik heb het zorgvuldig gedaan. We zullen opnieuw vertrouwen moeten zoeken. De betrouwbaarheid van de overheid is geschaad, maar dat is wel iets anders dan de rechtmatigheid van de beslissing.'


Motie

Tijdens de derde termijn is door senator Van Meenen (D66) een tiende motie ingediend:

  • Motie-Van Meenen c.s. over het in 2025 uitvoeren van het bestuursakkoord hoger onderwijs 2022. De motie is door de minister ontraden.


Deel dit item: