Verslag van de vergadering van 30 juni 2025 (2024/2025 nr. 35)
Aanvang: 19.03 uur
Status: ongecorrigeerd
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-
-het Voorstel van wet van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten (Wet veilige jaarwisseling) (35386).
De voorzitter:
Dan is thans aan de orde de voortzetting van de behandeling van wetsvoorstel 35386, het Voorstel van wet van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten, maar niet dan nadat ik heb geconstateerd dat ook de fractie van JA21 afwezig is. Kortom, de Wet veilige jaarwisseling. Thans is aan de orde het antwoord van de initiatiefnemers en de regering in de eerste termijn.
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Klaver.
De heer Klaver:
Dank u wel, voorzitter. Het is een grote eer en een genoegen om hier te zijn. De vragen waren buitengewoon ingewikkeld, maar we gaan ons best doen om ze zo goed mogelijk te beantwoorden.
Ik kan niet beginnen zonder het belangrijkste te doen wat er vanavond te doen staat, en dat is mij rechtstreeks tot de camera wenden voor kleindochter Van Meenen. De knalerwten, kleindochter, stonden op de tocht. Het gevaar was groot dat ze meegenomen zouden worden in dit wetsvoorstel en dat daarmee voor altijd een einde zou zijn gekomen aan de knalerwten. Maar opa Van Meenen is daar voor gaan liggen. Hij heeft op alle mogelijke manieren gedreigd en zijn politieke gewicht daar vol achter gezet. Je mag je opa dus heel erg dankbaar zijn. Knalerwten blijven gewoon bestaan.
De voorzitter:
Dat was het einde van uw inbreng?
De heer Klaver:
Dat was het einde van de inbreng. Een fijne avond. Een aantal kleine Klavertjes zijn ook heel blij met deze toezegging aan de heer Van Meenen en zijn langjarige gevecht voor de knalerwt. Ik denk dat de heer Van Meenen altijd herinnerd zal worden om deze strijd.
Voorzitter. Mevrouw Thijssen riep in herinnering dat het debat over het vuurwerkverbod al heel lang gaande is, in ieder geval zolang ik het me in mijn eigen politieke leven kan herinneren. In mijn partij waren het twee gemeenteraadsleden, Arno Bonte en David Rietveld, die er aandacht voor vroegen. In alle eerlijkheid: ik vond het toen maar niks dat ze hiermee kwamen. Waarom zou je je daarmee moeten bemoeien, het is toch maar één keer per jaar? Ik ben laat bekeerd. Onwillekeurig kijk ik nu toch naar de SGP. Ik ben laat bekeerd; wie weet wat er nog kan komen. Voor mij was het belangrijkste moment van bekering toen ik met de politie in Den Haag op stap ging tijdens de jaarwisseling van 2019. De honden lusten er geen brood van wat ik daar aantrof. Dat heeft mijn blik op hoe wij met vuurwerk en de traditie omgaan voorgoed veranderd. De agenten die mij die avond rondleidden — een van hen was Ferry Jansen — heb ik beloofd: ik ga net zo lang door tot er een vuurwerkverbod komt, want op deze manier gaat het niet.
Ik wil twee voorbeelden uit die nacht noemen. Het eerste had te maken met illegaal vuurwerk. Tijdens de briefing die werd gegeven aan deze agenten, werd verteld dat er purschuimbommen in omloop waren. Er wordt dan een cobra getapet op een bus purschuim. Die cobra wordt aangestoken en daar wordt mee gegooid. Die purschuimbom heeft eigenlijk hetzelfde effect als napalm: het brandt je huid weg. Dat werd rustig aangehoord, evenals de geweldsinstructie die daarbij hoorde. Deze agenten stapten daarna gewoon naar buiten. Ik vind dat we niet vaak genoeg kunnen benadrukken wat voor bijzonder werk agenten en hulpverleners überhaupt verrichten, want op het moment dat dit soort projectielen worden gegooid, rennen de meesten van ons weg. Maar deze agenten rennen er juist naartoe, om dat gevaar te stoppen.
Het tweede voorbeeld dat mij heel erg aan het denken zette, was een agent die het volgende zei. "Allemaal leuk en aardig wat jullie in Den Haag bedenken over vuurwerkvrije zones, maar wij lopen met onze telefoon om te kijken of we in een vuurwerkvrije zone zijn of niet. In een nacht dat het heel druk is, is dat niet te doen. Hetzelfde geldt voor het type vuurwerk dat verboden is. Wij zien niet van een afstand wat voor vuurpijl iemand in zijn handen heeft. De geweldsinstructie is echt anders: is het een simpele vuurpijl of een lawinepijl? Die laatste is levensbedreigend. Jullie brengen ons in een situatie waarin we ons werk eigenlijk niet goed kunnen doen."
Voor mij was dat een heel belangrijke omkering in hoe ik überhaupt naar dit vraagstuk keek. Ik ben blij dat dit in de Tweede Kamer de gemene deler was waarop verschillende partijen elkaar vonden. Zij zeiden: dit kunnen we onze hulpverleners niet aandoen; we zullen echt een stap moeten zetten.
Veel van de cijfers zijn hier al gedeeld. Maar, om die cijfers even herinnering te roepen, wat gebeurt er nu door deze vuurwerktraditie zoals we die tot nu toe kenden? Sinds de jaarwisseling van 2004-2005 zijn er in totaal 21 personen overleden als gevolg van vuurwerk. De afgelopen jaarwisseling waren dat twee slachtoffers. Afgelopen jaar vielen er 1.162 vuurwerkslachtoffers. Tijdens de laatste jaarwisseling was ongeveer de helft daarvan omstander. Een kleine 40% werd gevormd door kinderen jonger dan 16 jaar. 344 politiemensen en hulpverleners waren het slachtoffer van fysiek en/of verbaal geweld; een toename van 17% ten opzichte van het jaar daarvoor.
Inmiddels willen vier van de tien politieagenten bedanken voor een dienst tijdens de jaarwisseling. Daar zeg ik meteen het volgende bij. Ik weet zeker dat als we deze mensen vragen "Sorry, we hebben je nodig tijdens de jaarwisseling, wil je werken?", zij dat dan zullen doen. Maar laat dat alsjeblieft geen argument zijn om niet te luisteren naar deze hartenkreet.
Ik noemde twee politici, twee raadsleden, die ooit zijn gestart met de discussie over een vuurwerkverbod. Op de publieke tribune zie ik ook Jan Keunen zitten, samen met Tjeerd de Faber en vele anderen. Mede dankzij jullie onophoudelijke inzet op dit onderwerp, ook toen jullie werden uitgelachen en ook toen ik niet luisterde naar de wijze dingen die jullie zeiden, ligt er nu een wetsvoorstel dat een meerderheid in de Tweede Kamer heeft gekregen en wellicht ook een meerderheid in de Eerste Kamer krijgt. Dank jullie wel daarvoor.
Ik ga zo dadelijk de verschillende fracties langs om de beantwoording voor jullie zo goed mogelijk te doen. Daarbij zal ik voornamelijk ingaan op illegaal vuurwerk, de compensatie voor de vuurwerkbranche, het amendement van de ChristenUnie, de AMvB en de ontheffingen die hieruit voortvloeien. Dan zal mijn collega Ouwehand ingaan op handhaving, draagvlak, gedragseffecten, dier, milieu en gezondheid.
Vaak is het gegaan over de inwerkingtreding; daar zijn terecht veel vragen over gesteld. Laat ik allereerst heel helder zijn: het hele idee van dit wetsvoorstel was om dit de komende jaarwisseling in te laten gaan. De voorzitter zei al dat het vandaag 31 graden is en dat we spreken over de jaarwisseling. Dat is een beetje vreemd, maar eigenlijk zou dat vaker moeten. We hebben altijd debatten over de jaarwisseling als het eigenlijk te laat is. Nu hebben we nog de tijd om ons voor te bereiden op de komende jaarwisseling. Ik ben dus blij dat we het nu met 31 graden doen, al voelt het een beetje vreemd. Ik was vanmiddag even thuis, waar mijn kinderen vroegen: pap, ga je nu alweer weg? Ik zei: ik moet naar de Eerste Kamer, waar we het over vuurwerk gaan hebben. Ze zeiden: wij hadden op school gewoon badjesdag. Hebben jullie dat niet? Ik zei: ik kan het voorstellen, maar ik weet niet of waterpistolen en badjes een goed idee zijn in de Eerste Kamer. Maar ik zie dat sommige mensen enthousiast zijn!
Maar terug naar de inwerkingtreding. Het idee van de initiatiefnemers was om de wet zo simpel mogelijk te houden, omdat deze dan het makkelijkst uitvoerbaar is. Mensen vroegen of de wijzigingen op de wet die de Tweede Kamer heeft aangenomen het complexer maken. Het antwoord daarop is ja. Ik zal daar zo dadelijk op ingaan. Het was ook een politieke realiteit om te komen tot een meerderheid en het was de wens van de Kamer. Ik denk dat we daarmee ook voldoen aan de wens van de samenleving. Maar het maakt het complexer. Wij willen heel graag dat wet deze jaarwisseling al ingaat, omdat wij vrezen voor de gevolgen van nog één keer knallen.
De consequentie van de aangenomen amendementen, vooral dat van de ChristenUnie waarin een ontheffingsbevoegdheid is opgenomen, is dat het eigenlijk onmogelijk is om die ontheffingsbevoegdheid voor deze jaarwisseling gedaan te krijgen. Als dat, zoals de Tweede Kamer heeft gesteld, een voorwaarde is voordat de wet in werking kan treden, dan lukt dat niet deze jaarwisseling. Wat puur technisch gezien wel zou kunnen, is het vuurwerkverbod per deze jaarwisseling laten ingaan, alleen is dan de uitzonderingsgrond nog niet geregeld. Mevrouw Thijssen had het onder andere over de compensatie voor de branche. Ook dat is iets wat je nu zou kunnen regelen, alleen de uitzonderingsgrond niet. Daarom kijken we nu naar een jaar later. Als we dat zouden loslaten, zou het wel degelijk deze jaarwisseling kunnen. Het is het gevolg van de keuzes die de Tweede Kamer daarin heeft gemaakt. Je zou kunnen kijken of je dat kan loskoppelen, alleen ga je dan tegen de wil van de Tweede Kamer in. Omdat er een zware voorhang is, zou die ermee moeten instemmen dat je die twee zaken van elkaar scheidt. Maar technisch gezien is het mogelijk. Die vraag is hier gesteld.
Daarmee ben ik ook al ingegaan op de voor- en nadelen, waarover veel vragen zijn gesteld. Een voordeel zou kunnen zijn dat er iets meer tijd is om eraan te wennen en voor gemeenten om zich hierop voor te bereiden, bijvoorbeeld als het gaat om het zelf organiseren van verschillende shows. In alle eerlijkheid, als je de wet nu zou laten ingaan, zou dat best druk zetten op gemeenten om dat goed te organiseren. Als u dus naar een voordeel zoekt waarom het een jaar later zou moeten zijn, dan is dit er een. Wat de indieners betreft weegt het niet op tegen de nadelen. We willen graag een veilige jaarwisseling, juist voor al die hulpverleners. Dat gaat de komende jaarwisseling zeker niet gebeuren. Dus is het haalbaar? Technisch gezien kan het, maar politiek is er een andere werkelijkheid.
De heer Kemperman hield een betoog waarmee ik het niet op alle punten eens was. Op één punt, een vrij fundamenteel punt, was ik dat wel. U zei: met deze wet lossen we niet alle problemen op — meer mensen hier hebben dat gezegd — en dat klopt. We hebben ook nergens in de memorie of in de wet geschreven dat deze wet alle problemen zou oplossen. Dus tegen eenieder die dacht dat dit het geval was, zeg ik: sorry dat we u moeten teleurstellen, maar dat gaat niet gebeuren. Het is wel belangrijk om te normeren en om een grens te trekken. We denken dat dit er in ieder geval toe kan leiden dat we een veiligere jaarwisseling krijgen.
Een andere kritiek was dat dit van bovenaf wordt opgelegd. Ik meen dat ook BBB het daarover had. Dat is echter juist niet het geval. In mijn bijdrage zei ik het al: de politiek loopt eigenlijk achter de samenleving aan. Het draagvlak in de samenleving voor dit verbod wordt al vele jaren groter. Het zijn juist artsen geweest die hiertoe hebben opgeroepen. Zonder ons tekort te willen doen, zeg ik: wij komen echt helemaal achteraan in de optocht. Het zijn juist politieagenten, mensen uit de praktijk, die zeggen: kom alsjeblieft met dit verbod.
Weten wij honderd procent zeker dat dit helemaal gaat werken? Nee, garanties zijn nooit te geven, maar we luisteren graag naar de mensen uit de praktijk, om hen niet in de kou te laten staan en om hun zo veel mogelijk in handen te geven om dit zo goed mogelijk te kunnen doen. Maar u had helemaal gelijk dat deze wet niet alles oplost, meneer Kemperman.
Mijn collega Ouwehand zal zo dadelijk uitgebreid ingaan op de vele vragen over de handhavingselementen.
Dan het volgende. Dit vond ik leuk. Vanuit de fractie van de ChristenUnie kwamen er heel veel vragen over het amendement dat is ingediend door de ChristenUnie. Dat is nu ons amendement, want het zit in de wet.
Deze staatssecretaris moet straks ook allerlei vragen beantwoorden over de wet, omdat hij sinds anderhalve week staatssecretaris is. Van harte gefeliciteerd overigens nog, staatssecretaris. Ik sluit me graag aan bij de heer Van Meenen die zei dat dit een prachtige aftrap van uw staatssecretariaat is, met de behandeling van deze wet in de Eerste Kamer. Wij kijken ontzettend uit naar de beantwoording en inderdaad naar het kabinetsstandpunt. Daar kijken we nu al naar uit en daar hebben we veel vertrouwen in. Dat meen ik oprecht.
U vroeg ons naar alle wijzigingen sinds de totstandkoming. De wet is vrij drastisch veranderd. U vroeg waartoe dat heeft geleid. Op sommige punten heeft dat tot verbeteringen geleid, zeg ik in alle eerlijkheid. Een vraag die u stelde, was bijvoorbeeld: waarom wordt "personen met gespecialiseerde kennis" uit het Vuurwerkbesluit vervangen door de definitie uit de Europese richtlijn? Dit kwam voort uit de schriftelijke behandeling in de Kamer, door vragen van de SP-fractie. Zij maakten het terechte punt dat wij meer bij de Europese richtlijn zouden moeten aansluiten. Dat is wat we daarmee hebben gedaan. Daarmee is er een technische wijziging gekomen, gewoon door het handwerk dat we hier allemaal doen in het parlement. Daar hebben we als indieners naar geluisterd. De belangrijkste vraag die u op dat punt had, was: wat is de consequentie van deze wijziging voor mensen die reeds zijn aangewezen als personen met gespecialiseerde kennis? Dat is: niks. Er is geen consequentie voor hen. Dit is puur wetstechnisch. Dit heeft geen materiële betekenis.
Wij hadden liever gezien ... Wij hadden liever gezien dat er geen interrupties waren, maar daar gaan wij niet over.
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Dat was een geruststellend klinkend antwoord van de heer Klaver, maar in de kern gaat het natuurlijk over de volgende vraag. Nu staat in het Vuurwerkbesluit niet alleen de definitie van mensen met gespecialiseerde kennis, maar ook een aanwijzing van een aantal groepen personen die als zodanig worden aangewezen. Als die definitie verdwijnt, dan is dat onderdeel van het Vuurwerkbesluit daarmee illusoir geworden, omdat het dan niet meer terugslaat op een definitie in het Vuurwerkbesluit. Dat is de reden van mijn vraag. Er zijn nu mensen aangewezen, onder anderen militairen en politiemensen en nog een heleboel andere mensen. Als de definitie "personen met gespecialiseerde kennis" verdwijnt, op welke basis zijn of worden die mensen dan wel aangewezen?
De heer Klaver:
Met betrekking tot het wetsvoorstel zijn er twee verschillende punten. Die lopen door elkaar. Eén punt betreft het aanwijzen van professionals. Daar kom ik straks nog op. De provincie heeft bijvoorbeeld de bevoegdheid om professionele shows te vergunnen. Dat ligt niet bij de gemeenten. Dit gaat dus over professionals. Daarvoor verandert er dus eigenlijk niks. Het amendement van de ChristenUnie voorziet erin dat niet-professionals straks ook de mogelijkheid krijgen tot het afsteken van vuurwerk in de categorie F2. Dat is een wijziging die er is. Voor de rest is er geen materiële betekenis voor de professionals die nu vuurwerk afsteken. Zij mogen ook F3-vuurwerk en vuurwerk uit andere categorieën afsteken. Voor hen verandert er niets. Beide Kamers krijgen met een zware voorhang nog uitgebreid de mogelijkheid hierover te debatteren, zodra deze AMvB gereed is.
De fractie van de ChristenUnie stelde de vraag: waarom is het "voorhanden hebben" vervangen door "bezit"? Ik vind "voorhanden hebben" nog mooier klinken, buiten de juridische betekenis. We moeten eigenlijk nog verder terug in de tijd. Omdat wij een nieuwe wet maken, willen we aansluiten bij de Pyrorichtlijn. Het "voorhanden hebben", zoals het in de oude wet stond, is nog van voor de Pyrorichtlijn. In de Pyrorichtlijn wordt daar niet over gesproken; daar wordt gesproken over "bezit". Dan is het gebruikelijk om in de wetstechniek ervoor te zorgen dat je zo veel mogelijk aansluit bij de bestaande richtlijn. Dat is de reden waarom we zijn afgeweken van "voorhanden hebben". Dat is de uitleg.
Er zijn veel vragen gesteld over de politiecapaciteit, maar daar gaat collega Ouwehand zo dadelijk op in.
Vanuit de fractie van BBB werd gevraagd waarom er geen uitvoeringstoetsen zijn gedaan. Eigenlijk is het van belang dat er eerst een wet ligt, dan komen de uitvoeringstoetsen. De VNG heeft ook aangegeven dat zodra de wet hier is aangenomen, de uitvoeringstoetsen zullen worden gedaan. Dat wordt ook weer meegenomen om te kijken op welke wijze de wet uitgevoerd kan worden. Dus ze komen eraan en dat is belangrijk, om te kijken wat er allemaal wel en niet mogelijk is. Ik wil er wel bij zeggen dat het natuurlijk niet zo is dat gemeenten hier niet naar hebben gekeken. Er is ook een aantal vragen gesteld over de betrokkenheid van burgemeesters bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel. Maar de VNG heeft bijvoorbeeld ook een brief gestuurd over het amendement van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Er zitten natuurlijk ook burgemeesters in de VNG. In de brief gaven ze aan dat het amendement het, eenvoudig gezegd, niet makkelijker maakt, want het is een uitzondering en uitzonderingen maken wetten per definitie minder mooi en ook moeilijker in de uitvoering. Maar ze lieten ook weten dat ze hiermee wel uit de voeten denken te kunnen. Dat hangt wel af van de invulling van de AMvB en daar zijn ze graag bij betrokken. Ik ga er helemaal van uit dat de staatssecretaris hen dan ook bij de totstandkoming van de AMvB zal betrekken.
Dan over de vuurwerkshows en aan welke eisen men moet voldoen. Er zitten allerlei veronderstellingen in over vog's, Kiwa-certificaten en evenementenvergunningen. Het is absoluut waar: er zijn iets meer dan 160 personen met Kiwa-technische kennis die professionele shows mogen organiseren. Dat is niet voldoende om iedere gemeente in Nederland een vuurwerkshow te geven. Dat is gewoon waar. Dat was een belangrijk punt dat Caroline van der Plas ook in de Tweede Kamer inbracht. Dat hebben we ook niet bestreden. Een van de redenen waarom we als indieners toch wel gevoelig waren voor het amendement van de ChristenUnie is dat het daar mogelijk een oplossing voor biedt. Het geeft namelijk de ruimte aan burgers, niet-professionals, om in georganiseerd verband toch zelf vuurwerk van de categorie F2 te kunnen afsteken. Daarmee kan je, ondanks dat er te weinig pyrotechnici zijn in Nederland, er toch voor zorgen dat je de vuurwerktraditie kunt voortzetten. Het ging al heel even over Kampen. Eigenlijk is het mogelijk om op eenzelfde wijze, georganiseerd in verschillende buurtschappen, te komen tot zelfgeorganiseerde vuurwerkshows.
Tot slot op dit punt. Mijn collega Habtamu de Hoop komt uit Súdwest-Fryslân. In die gemeenten zitten meer dan 80 dorpen. Hij zei dus al in de fractievergadering: hoe moeten we dat in hemelsnaam gaan organiseren? Ook voor die plekken zou dit een uitkomst moeten bieden. Het is niet eenvoudig. We zijn er nog niet in hoe het precies geregeld moet worden, want dat moet per AMvB gebeuren. Beide Kamers zullen daarbij betrokken zijn. Maar dat is in ieder geval de achtergrond.
De heer Rietkerk i (CDA):
Het amendement van ChristenUnie, SGP en CDA maakt melding van de uitwerking waar net naar verwezen werd, dat dorps- en buurtverenigingen het vuurwerk organiseren op een centrale plek in het dorp of in de wijk. Dat heb ik eigenlijk in het licht gezien van de situatie in Kampen en omgeving. Daar zijn ook heel veel kernen. Bent u op de hoogte van hoe dat daar geregeld is, hoe dat daar gaat? Dat zou je eigenlijk ook zonder dit wetsvoorstel al kunnen gaan activeren. Hoe kijken de initiatiefnemers daarnaar?
De heer Klaver:
In alle eerlijkheid: wij zitten ermee dat dit wetsvoorstel op deze manier pas een jaar later ingaat. Wij hebben er dus over na zitten denken of je dit wetsvoorstel nu zou kunnen laten ingaan en dan de bevoegdheid van die ontheffingen helemaal bij burgemeesters kunt laten liggen. Dat regelt het wetsvoorstel immers. Alleen, als er geen AMvB onder ligt, dan wordt het wel echt totale willekeur en dan leg je een hele grote verantwoordelijkheid bij burgemeesters. Wij zijn niet bang om die verantwoordelijkheid bij burgemeesters te leggen. Dat is wat zij kunnen. Zij snappen hun buurtschappen, hun gemeente, hun wijken beter dan wie dan ook, maar het is wel goed als daar iets van een uniformiteit onder ligt. Op basis van die uniformiteit kunnen burgemeesters dan een inschatting maken wat wel en niet gepast is in hun gemeente en in een buurtschap. Voor Kampen werkt dit fantastisch. Voordat we het over heel Nederland uitrollen, denk ik dat we wel voorzichtig moeten zijn als het gaat over hoe je die veiligheid nog garandeert.
In hoeverre hebben wij rekening gehouden met de druk op burgemeesters om ontheffingen te verlenen? Ik vind burgemeesters misschien wel de beste bestuurders die wij in dit land hebben. Ik denk dat Nederland veel meer behoefte heeft aan burgemeesters, op alle niveaus, omdat ze buitengewoon dicht bij de bevolking staan, heel goed weten wat er speelt en aan de andere kant niet bang zijn om paal en perk te stellen als dat nodig is. Ja, er zal druk komen op burgemeesters, maar ze zijn gewend om daarmee om te gaan. Wij denken wel dat dit het juiste niveau is om deze keuzes en afwegingen te maken.
De fractie van de VVD had voornamelijk vragen gesteld over de inwerkingtreding en een aantal over de handhaafbaarheid. Over de inwerkingtreding heb ik al heel veel gezegd. Volgens mij heb ik daarmee ook de meeste van de vragen daarover beantwoord.
De SGP-fractie stelde onder andere vragen over de betaalbaarheid. Dat is altijd een mooi onderwerp, zeker nu er weer nieuwe verkiezingen aankomen en allemaal nieuwe beloften gedaan zullen worden. Ik denk dat de komende maanden alles gratis is. Het klopt dat dit wetsvoorstel geld kost. In de Tweede Kamer ging het hier ook vrij regelmatig over. Het is niet gebruikelijk om in een initiatiefwetsvoorstel ook nog de dekking te regelen. Dat is iets wat bij de begroting gebeurt of per amendement. Maar om het even in perspectief te plaatsen: ik denk dat het ministerie buitengewoon goede aannames heeft gemaakt over wat de nadeelcompensatie voor deze sector zou moeten zijn.
Natuurlijk noemt de sector ruim 900 miljoen. Als ik voor deze sector had gewerkt, denk ik dat ik er misschien wel 1,5 miljard van had gemaakt. Ik snap dus heel goed dat zij hoog inzetten, omdat een deel van deze nadeelcompensatie ook een kwestie van onderhandelen is tussen de Staat en de sector. Dat is ook het licht waarin wij deze claim zien, en niet als een realistische claim richting de overheid, al was het maar omdat we vanuit Europa teruggefloten kunnen worden als we straks te veel steun zouden geven.
Er is namelijk best een casus op te bouwen door te zeggen: dit debat speelt al heel lang; u had ervan kunnen uitgaan dat dit verbod er een keer komt. Dit is gewoon een bedrijfsrisico. Voor de goede orde: ik vind dat niet het geval. Ik vind dat deze ondernemers op een nette manier gecompenseerd moeten worden, maar dat is iets anders dan de 950 miljoen die ze vragen. Maar nogmaals, alle begrip dat ze dit bedrag noemen. Ik had exact hetzelfde gedaan als ik hen was, maar het is niet realistisch.
De heer De Vries i (SGP):
Mijn vraag ging niet zozeer over het feit dat die compensatie er moet komen, want daar zijn we het wel over eens, denk ik. Mijn vraag had meer betrekking op het tijdsperspectief: wanneer kan dat geregeld zijn? Dat was eigenlijk mijn vraag, zeker in het licht van het verlangen om de wet een jaar eerder in te voeren.
De heer Klaver:
Ik ga hierop antwoorden met een schuin oog kijkend naar de staatssecretaris, want hij zal daar ook iets over zeggen. Dat kan in principe vrij snel. Het enige wat in de tijd scheelt is dat, naarmate de invoering van het verbod langer duurt, de compensatie lager zal zijn. Dat is eigenlijk de voornaamste factor en het zou echt wel even aanpoten zijn als we zouden besluiten dat het deze jaarwisseling moet gebeuren, maar dat kan. Daar ligt geen technische belemmering, wel een politieke. Maar ik denk dat de staatssecretaris daar het beste antwoord op kan geven. De vraag waar dit bedrag te vinden is, zal worden meegenomen in de begroting. Ik moet wel zeggen dat dit gaat over incidenteel geld. In mijn jaren in het parlement heb ik wel geleerd dat incidenteel geld een stuk eenvoudiger is dan middelen die structureel drukken op je begroting. Dit zou dus niet het allergrootste probleem moeten zijn.
De PVV-fractie had een gloedvol betoog, maar ook daar was ik het niet op alle punten mee eens. Er waren niet heel veel vragen, wel heel veel stellingen, onder andere over de handhaving. Daar zal mijn collega Ouwehand op ingaan.
Dan een toch wel bijzonder moment: meneer Van den Oetelaar, ik kreeg gewoon een compliment! Die steek ik in mijn zak. Toch bijzonder. Ik zag 'm niet aankomen, maar dank. De complimenten — meerdere mensen gaven die — geef ik direct door aan de ondersteuning die wij hebben vanuit onze fractie, maar ook vanuit het departement. Hier is de afgelopen jaren ongelofelijk hard aan gewerkt door een team van mensen. Er is echt uitstekend werk verricht. Ook u had veel vragen over de handhaving. Daar gaan we straks dus nader op in.
Dan de fractie van het CDA, die vroeg of het college van Gedeputeerde Staten nog steeds verantwoordelijk is voor de ontheffingsverlening voor professionele shows. Dat klopt, dat blijft ook zo. In de uitwerking in de AMvB zal de staatssecretaris zo veel mogelijk aansluiten bij de bestaande praktijk. Dit is echt iets anders dan professionele shows. Professionele shows blijven dus bij de provincie. Ontheffingen voor burgers liggen bij de burgemeesters. Dat niveau hebben we gekozen omdat dit gaat over de inschatting op welke plekken in een wijk dit bijdraagt aan "het gevoel van Kampen", om het zo te zeggen, en op welke plekken je dit absoluut niet moet doen omdat dat een buitengewoon slecht idee is. Wij denken dat de burgemeester het beste ertoe in staat is om dit in te schatten.
In hoeverre zijn de burgemeesters hierbij betrokken? Ik wil nogmaals benadrukken dat wij dit niet zelf in de wet hebben gezet, maar dat dit een amendement was. Maar ik ken de collega's van de ChristenUniefractie, de CDA-fractie en de SGP-fractie in de Tweede Kamer echt als collega's die hierover vast contact hebben gehad met burgemeesters om te kijken hoe dit ligt. Toen wij als indieners met dit amendement worstelden — wat gaan we hiermee doen? — hebben wij ons tot de VNG gewend met de vraag: zou dit kunnen? Zij zeggen: dit zou kunnen, maar alles hangt af van de uitwerking van de AMvB. Daar moeten we het mee doen. Maar er is dus wel degelijk contact geweest. Het vertrekpunt van deze wet is de uitvoering, die bij de politieagent ligt. Het zou dan vreemd zijn als we niet ook de gemeenten daarin mee zouden nemen.
Gaan verschillen tussen gemeenten zorgen voor verwarring? Ik denk dat de verschillen die er nu zijn tot heel veel verwarring leiden. Wel een verkoopverbod maar geen afsteekverbod is niet een van de meest efficiënte manieren om tot een veiligere jaarwisseling te komen. Wij denken dat juist de huidige verschillen tussen gemeenten niet productief zijn. Verder zijn er gewoon verschillen tussen gemeenten. Die moeten we ook niet proberen weg te stoppen. Kampen is echt een andere plek dan Utrecht of Amsterdam. Nederland verschilt. Toch willen we proberen om enige uniformiteit aan te brengen in het kader op basis waarvan burgemeesters een afweging moeten maken en het daarbij aan de lokale context laten hoe dat er dan uitziet.
Over de vuurwerkvrije zones heb ik het al gehad. Handhaving is heel lastig. Ik heb echt vol bewondering naar deze politieagenten gekeken die zo ongeveer per gebied moesten kijken waar ze wel en waar ze niet moesten ingrijpen. Echt, wat wij soms als wetgever van deze mensen vragen in de praktische uitvoering van hun werk, is echt ... Ik weet niet of ik het woord "knettergek" hier mag gebruiken, voorzitter, maar misschien wel in deze context; kan net. Het is echt knettergek. Zo'n oudjaarsnacht ... Ik mocht mee, maar ik moest wel een kogel- en steekwerend vest aan. Dat was een licht vest. Voor de zekerheid lagen er zwaardere vesten achter in de auto. Er waren delen van Den Haag waar we gewoon niet in mochten omdat het onveilig was. Als er een brand was en de brandweer kwam opdagen, reed de ME er in sommige wijken in deze stad voor en achter om de brandweermensen te beschermen. Een van de dingen waarvan wij hopen dat zij anders gaan, betreft de politiecapaciteit: wij hopen dat ambulance- en brandweerpersoneel weer zonder politiebescherming hun werk kunnen doen.
De heer Kemperman i (Fractie-Kemperman):
Ik herken en ken de door u genoemde voorbeelden uit Den Haag. Mijn vraag is misschien een beetje retorisch. Den Haag staat natuurlijk bekend om zijn uitbundige manier van oud en nieuw vieren, zeker in de wijken waarin u door de politie bent meegenomen. Is het niet zo dat dit beeld in heel veel delen van Nederland totaal niet herkend wordt door mensen die nooit die nacht daar geweest zijn — ik wel; ik weet dus waar u het over heeft — en dat zij het dus heel raar vinden dat het mooie vuurwerk in hun dorp of in hun kleine stad, waar het overwegend eigenlijk altijd goed gaat, toch deze maat door u opgeplakt krijgt met het voorbeeld van Den Haag?
De heer Klaver:
Allereerst: ik geef het voorbeeld van Den Haag niet als de maat der dingen, maar ik kan daarbij echt uit eigen ervaring spreken omdat ik daar mee ben geweest en op die andere plaatsen niet. Vanuit het perspectief van burgers snap ik heel goed dat zij denken: ik doe niets verkeerd, want ik steek gewoon mijn vuurwerk af en daar gaat niks mis. Dat begrijp ik heel goed; dat is trouwens niet alleen zo in dorpen of steden buiten de Randstad, maar ook in een stad als Den Haag. Wij staan hier niet om te zeggen dat iedereen die vuurwerk afsteekt, er een groot probleem van maakt. Dat is helemaal niet het geval. Maar om te doen alsof er in andere delen van het land geen problemen zijn ... We hebben juist gezien dat het zich meer over het hele land verspreidt en dat de uitbarstingen van geweld gepaard gaan met het gebruik van vuurwerk als wapen. Dat is helaas niet alleen voorbehouden aan Den Haag; dat zien we helaas ook breder gebeuren in het land, eigenlijk steeds breder. We zien de ME-inzet verspreid over het hele land. Daarmee denk ik dat het echt een groter fenomeen is dan alleen iets in Den Haag.
De fractie van de SP worstelde. Die worsteling kan ik me goed voorstellen. Ik vertelde net zelf dat ik er ook echt jarenlang mee heb geworsteld totdat 2019 voor mij de doorslag gaf. Een van de vragen die u stelde, was of de gemeenten, die het eigenlijk al heel zwaar hebben, wel kunnen betalen voor vuurwerk- of droneshows en hoe dat eruit komt te zien. Even buiten de scope van dit wetsvoorstel: gemeenten hebben het echt zwaar en de gemeentefinanciën zitten in zwaar weer. Eigenlijk zou je deze vraag dus kunnen stellen voor alles waar gemeenten nu voor komen te staan: wat kunnen ze nog? De gemeentefinanciën staan immers onder druk. Dat is dus een valide argument; daar wil ik niets van wegnemen. Daar zitten problemen, maar die zitten er überhaupt.
We hebben bekeken welk typen vuurwerkshows op dit moment eigenlijk al worden georganiseerd en of daar alleen sprake van was in Rotterdam. De vuurwerkshow in Rotterdam kennen we allemaal. Die kost een half miljoen. Dat heeft natuurlijk niet iedere gemeente uit te geven, maar er zijn ook andere, veel kleinere gemeenten, zoals de gemeente Naarden. Het stelde me een beetje teleur dat Naarden er maar €25.000 aan uitgeeft. Ik had daar eigenlijk veel meer verwacht; ook mij zijn vooroordelen niet vreemd. Maar je ziet ook dat er gemeenten zijn die samenwerken. Papendrecht, Zwijndrecht en Dordrecht werken samen en leggen allemaal wat geld in om er een mooie vuurwerkshow van te maken: Papendrecht, Zwijndrecht en Dordrecht geven respectievelijk €10.000, €15.000 en €25.000 uit om deze shows te organiseren. De gemeentefinanciën staan al onder druk, maar je ziet op dit moment dus toch al dat de gemeenten de middelen weten te vinden om dit te doen, en dit zijn de bedragen. Ik dacht eigenlijk ook dat het over tonnen ging, want ik zie de Erasmusbrug voor me. Ik denk dat dat voor de meesten van ons geldt als we denken aan een vuurwerkshow, maar dat is niet het geval. Het kan dus voor veel kleinere bedragen. De ontheffing waarnaar nog wordt gezocht om dit burgers zelf te kunnen laten doen met F2-vuurwerk, zal de kosten mogelijk nog veel verder omlaagbrengen. Dat laat onverlet dat er echt wel degelijk een probleem is bij gemeenten, maar daar ziet dit wetsvoorstel niet op.
Is een ontheffing door de burgemeester vatbaar voor bezwaar en beroep? Ja, dat is het geval. Het is namelijk een beslissing. Daar moet je als burgers dus beroep tegen kunnen aantekenen.
Hoe voorkom je nou dat er conflicten komen in de wijken? Wij denken als indieners dat burgemeesters heel goed kunnen inschatten op welke plekken je dit wel doet en op welke plekken niet. En helemaal zou ik hierover willen zeggen: enige verantwoordelijkheid mag je van mensen ook vragen. Ik denk dat burgemeesters heel goed in staat zijn om dat gesprek te voeren, maar uiteindelijk is samenleven ook de ruimte geven aan elkaar; snappen dat sommige mensen vuurwerk heel vervelend vinden en dat dat op bepaalde momenten niet kan of dat je het in een bepaald deel van de wijk niet moet doen, maar ook dat er een plek is waar het wellicht wel kan, ook al zie jij dat eigenlijk niet zo zitten. En dat is niet alleen op te lossen met of het nou de burgemeester is, de voorzitter van de senaat — wat we ook nog even hebben overwogen, om die de ontheffingen te doen verlenen — of de koning. Uiteindelijk vraagt dit om verantwoordelijkheid van mensen zelf en het goede gesprek. Maar wel met als uitgangspunt dat vuurwerk afsteken de uitzondering is en niet de norm.
De heer Jaspers i (BBB):
U heeft het over de uitvoering en de kosten die gemeentes zullen moeten maken. Dus als ze er incidenteel geld voor vrijmaken, zou het nog wel kunnen. Maar een groter probleem is er, denk ik, in de uitvoering en de capaciteit die gemeentes hebben. Hoe denkt u daarover?
De heer Klaver:
Zonder een wedervraag, maar ik wil u een goed antwoord geven: waar kijkt u specifiek naar; waar richt uw vraag zich specifiek op als het gaat over de uitvoeringscapaciteit van de gemeenten?
De heer Jaspers (BBB):
De vergunningverlening, noem maar op. Dat soort taken. Die uitvoeringskosten zullen ook ergens uit moeten komen. En die komen niet alleen uit het potje voor het organiseren van de vuurwerkshow.
De heer Klaver:
Helder. Hoe groot die kosten zijn, zal uiteindelijk moeten blijken uit de uitvoeringstoets. Dus daar kan ik u geen harde cijfers van geven op dit moment. Maar op basis van de gesprekken die wij hebben gevoerd en de informatie die wij hebben gekregen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de VNG, is bij ons indieners de indruk dat dit kan zoals het proces nu is ingericht, omdat gemeenten gewend zijn om regelmatig ontheffingen en vergunningen te verlenen. Dus daar hoeft niet een heel nieuw proces voor te hoeven worden ingericht; dat moet daar gewoon in mee kunnen. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen en als u het precies wilt weten: dat is een van de onderdelen die worden meegenomen in een invoeringstoets.
Dan D66, de heer Van Meenen. Opletten, meneer Van Meenen! Ik moet zeggen, ik mis u echt in de Tweede Kamer. Meestal maak ik alleen maar stomme grappen als ik u zie, maar ik mis u daar heel erg. Ik zie nu allemaal mensen kijken: "Waar heb je het over? Zo kennen we 'm helemaal niet." Maar het is echt waar. En waarom? Omdat de heer Van Meenen iemand is met wie je het inhoudelijk heel erg oneens kan zijn en het toch goed kan hebben. Ik denk dat het heel belangrijk is voor de kwaliteit van onze democratie en de levensvatbaarheid van onze democratie, dat je de persoon en de inhoud goed weet te scheiden. De heer Van Meenen weet je daarin dan wel tot het uiterste te drijven, hoor, om dat goed te kunnen blijven scheiden, maar het gaat toch.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Ja, voorzitter. Een tikje pijnlijk om deze bromance te moeten verstoren — excuses daarvoor — maar toch nog heel eventjes terug naar de vergunningverlening. Wat mij niet helemaal duidelijk werd uit de antwoorden van de heer Klaver is of burgemeesters, wanneer zij alle vinkjes hebben gezet voor de voorwaarden, dan alsnog nee mogen zeggen. Want ik ken diverse voorbeelden, bijvoorbeeld van het aanleggen van kolencentrales, dat je, als alle vinkjes gezet zijn, niet de politieke afweging van "we willen het toch niet" mag maken. Is dat bij burgemeesters wel zo? Mogen ze ook gewoon de afweging maken van: "We willen het niet in deze gemeente"?
De heer Klaver:
Ja. Zeer terecht dat u deze vraag stelt. Ik lees het even voor om echt een precies antwoord te geven op die vraag: "Ja. De burgemeester moet aanvragen die niet aan de voorwaarden voldoen, afwijzen. Aanvragen die wel aan de voorwaarden voldoen, kunnen ook worden afgewezen indien deze volgens lokaal te ontwikkelen beleid niet voor verlening in aanmerking komen, bijvoorbeeld omdat volgens dat beleid niet meer dan een bepaald aantal ontheffingen mag worden verleend". Dus, met andere woorden, ook als je alle vinkjes hebt aangetikt, kan een burgemeester nog steeds nee zeggen als het in strijd is met het lokale beleid.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
En het lokale beleid kan dan ook zijn: "We willen helemaal geen ontheffingen verlenen"?
De heer Klaver:
Ja, dat zou kunnen. Even opnieuw, meneer Van Meenen? Nee, ik zie mensen afhaken, dus we gaan dat niet doen. U moet van stoppen weten. Maar tja, de belangrijkste vraag richting uw kant heb ik al beantwoord, en ook wat vragen over de uitvoering en handhaving. Daar zal ook collega Ouwehand op terugkomen.
Daarmee was ik van mijn kant aan het einde gekomen van de beantwoording.
De voorzitter:
De heer Talsma van de ChristenUnie heeft nog een vraag voor u.
De heer Talsma (ChristenUnie):
In mijn partij is het goed gebruik om dankbaar te zijn voor iedere bekering, dus ik doe daar ook geen woord aan af, en zijn we ook niet gewend om iemands bekeringsgeschiedenis vervolgens heel kritisch te gaan fileren. Eén ding zit mij in dat verband nog wel een beetje dwars. Dat bedoel ik niet onnodig vervelend, maar de heer Klaver verwijst een aantal keer naar prachtige voorbeelden van de politie-inzet hier in Den Haag. Hij wekt een beetje de suggestie, die ik ergens ook wel snap, dat dit wetsvoorstel daarvoor de grote oplossing, de gouden sleutel, gaat bieden. Zijn wij het samen eens dat, zoals ik in mijn bijdrage al zei, het bekogelen, het aanvallen van hulpverleners zelden of nooit gebeurt met vuurwerk van categorie F2 en F3? Betekent dat dus ook niet dat dit wetsvoorstel daarvoor dus eigenlijk geen soelaas biedt?
De heer Klaver:
Nee, dat ben ik niet met u eens, omdat F2- en F3-vuurwerk daar wel degelijk ook voor wordt gebruikt. Eén hele grote noemer in de onderzoeken is dat van 34%, zeg ik even uit mijn hoofd, niet bekend is wat voor type vuurwerk wordt gebruikt. Daar is het dus gissen naar wat het is. Ik kan alleen spreken over de gesprekken die wij met politieagenten hebben gehad, ook buiten dit bezoek dat ik heb gebracht tijdens de jaarwisseling. Daarbuiten hebben we ook veel met agenten gesproken. Een van de zaken waar zij op wezen zijn de cakeboxen. Van de cakebox heb ik heel lang gedacht: "Dit is het perfecte vuurwerk. Je zet het stabiel weg, het kan niet omvallen; top, dit." Totdat deze agenten … Wilt u daar nog wat aan toevoegen, staatssecretaris?
Staatssecretaris Aartsen i:
Een mooie knal!
De heer Klaver:
Een mooie knal, ja. Ik dacht: dit is het. De staatssecretaris was daar ook heel erg fan van, totdat die agenten hem vertelden: "Ja, maar ze vallen niet om, ze leggen ze op hun kant. Daarmee gaan ze ofwel op ons schieten …" Dit wil ik ook nog even zeggen: soms is het niet eens bewust gericht op "we gaan nu op iemand schieten, hahaha wat is dit leuk", terwijl in het voorbijgaan omstanders en ook politieagenten en hulpverleners worden geraakt. Ik ben het dus niet met u eens als u zegt dat F2- en F3-vuurwerk hier niet verantwoordelijk voor zijn. Ik wil wel zeggen dat dit wetsvoorstel niet de oplossing is voor alle problemen. Er zit ook gewoon hufterig gedrag van mensen bij. Van hulpverleners blijf je af, punt. Daar gaat dit wetsvoorstel niet iets aan veranderen. Wel zorgt het ervoor dat voor de mensen die dit gedrag laten zien, het vuurwerk wat minder makkelijk voorhanden is dan op dit moment het geval is. Ik weet niet meer of u het was of iemand anders die zei: hoe gaan we straks terugkijken op deze traditie, dat wij het een goed idee vonden om mensen met te veel alcohol op 's nachts met vuurwerk te laten experimenteren? Daar willen we een einde aan maken. We denken wel degelijk dat het een bijdrage kan leveren aan een veiligere jaarwisseling.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Dan is die bekering toch grotendeels geslaagd wat mij betreft. Ik denk dat we het dan, even los van F2 en F3, grotendeels wel eens zijn, dus ook over het feit dat de cobra's, maar ook het door uzelf genoemde voorbeeld van de purschuimbommen … Die staan niet in F2. Die staan ook niet in F3. Die staan zelfs niet in F4. Daar kunt u de Europese richtlijn rustig op nalezen. Die zijn er dus. Ze mogen nu ook al niet, maar ze zijn er wel en onze politiemensen en andere hulpverleners hebben daar nu te mee te maken. Maar dat lost het wetsvoorstel dat nu voorligt dus niet op. Daar zijn we het samen over eens.
De heer Klaver:
Iets preciezer: dit wetsvoorstel lost niet alles op, maar we zien het wel als onderdeel van de oplossing, ook om het illegale vuurwerk verder tegen te gaan. Juist door met een totaalverbod te komen wordt ook de handhaving, waarop collega Ouwehand straks verder in zal gaan, gemakkelijker. Dat is een van de argumenten die de politie aangeeft. Het voorkomt dus niet dat dit vuurwerk wordt afgestoken, maar het maakt de handhaving wel gemakkelijker. Daarmee levert het hopelijk een bijdrage aan het stoppen van dit verschrikkelijke vuurwerk. Dit zijn gewoon wapens, sorry. Dat is wat het is.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Handhaving op basis van dit verbod is een beetje de rode lijn, ook in de kritiek erop. Nu is er één omgeving in Nederland die gecontroleerder is dan alle andere. Er staan mensen naar te kijken, stewards, agenten, ME'ers. Er zijn camera's, er is gezichtsherkenning. Dat zijn voetbalstadions. Daar is ook een vuurwerkverbod. Dat is er nu ook. En zelfs daar lukt het niet, want elke week wordt er in alle stadions zwaar vuurwerk afgestoken. Waar komt dan de stellige overtuiging vandaan dat in heel Nederland in de openbare ruimte, met deze beperkte capaciteit en een overbelast politieapparaat, die handhaving toch soelaas gaat bieden? Het lukt ons al niet in voetbalstadions.
De heer Klaver:
Ik ben een groot voetballiefhebber. Er werd net gevraagd of we straks ook voetbal gaan verbieden. Ik zou zeggen: het hangt een beetje af van de stad en de club hoever we daarin treden, maar dat is wellicht iets voor een ander initiatiefwetsvoorstel of misschien om na dit debat over te spreken.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Die discussie ga ik graag aan.
De heer Klaver:
Hier zijn twee antwoorden op. Voor het eerste wil ik even het uitstapje maken naar voetbal. Laten we kijken naar hoe het in de UK, het Verenigd Koninkrijk, is geregeld. Daar zie je dat de handhaving net iets effectiever is vormgegeven dan in Nederland en dat daar de hoeveelheden vuurwerk en andere rottigheid in stadions beduidend minder is. Dat heeft niet alleen te maken met capaciteit, maar ook met regelgeving. Dat is één. Het tweede is dat wij als indieners niet zeggen dat al het vuurwerk uitgebannen zal zijn. Mochten we met dit wetsvoorstel de indruk hebben gewekt dat we denken dat er nooit meer vuurwerk wordt afgestoken, dan merk ik op dat dat niet het geval is. Waarom? Er zijn altijd mensen die de wet overtreden. We willen dat wel zodanig terugbrengen dat het in ieder geval behapbaar wordt, dat de politie de inzet kan concentreren op de plekken waar het nodig is en dat je als agent op oudjaarsavond niet meer 360 graden om je heen moet kijken en je uit iedere hoek bestookt kan worden. We denken dat het daar wel een bijdrage aan kan leveren, maar hiermee gaan we echt niet al het vuurwerk stoppen. Er zullen mensen zijn die dit blijven doen. Het zal alleen veel minder worden. Daarmee wordt ook de handhaving op deze mensen gemakkelijker.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
De agenten zijn niet bang voor sterretjes of licht vuurwerk — daar vallen ook niet de slachtoffers — maar juist voor de cobra's, de vlinders en de purschuimbommen. Het is misschien jammer dat ik dat voorbeeld moet noemen. Er zijn heel veel dingen te vinden. Dat is waar die categorie overtreders gebruik van maakt. Die gaan zich natuurlijk niet laten weerhouden door het algeheel vuurwerkverbod. Het wordt misschien juist wel spannender. Dat is eigenlijk mijn pleidooi. Nemen we Nederland niet een heel stuk mooi vuurwerk af, waar veel mensen altijd van kunnen genieten, waar je zelfs met je kinderen op straat, 's avonds met een bril op vanwege de veiligheid, naar gaat kijken omdat het spannend en mooi is? Dat zouden we dan doen omdat we veronderstellen dat de incidenten met zwaar illegaal vuurwerk de toon der muziek maken. Dat is een beetje mijn punt.
De heer Klaver:
Ik ben de vader van vier kinderen, en dan ook nog eens vier jongens. U mag zelf raden hoe ons huis eruitziet. Ik kijk nu naar Jan Keunen, die daar boven op de tribune zit. Ik kan me voorstellen dat zijn handen jeuken om het woord te voeren, maar dat mag hier niet. Ik ga dus proberen het zo goed mogelijk te verwoorden, zoals hij dat eerder tegen mij zei: hou je kinderen binnen. Ik doe dat ook niet altijd, maar het is helaas eigenlijk veel te gevaarlijk om met je kinderen buiten te staan, omdat er van alle kanten vuurwerk komt. Ook als ze een bril op hebben, is het risico op letsel veel te groot. Niet voor niets blijkt uit de cijfers dat 39% van de slachtoffers afgelopen jaarwisseling kinderen onder de zestien jaar zijn. Ik zou graag willen dat het veilig is om met je kinderen buiten te staan, met oud en nieuw. Oud en nieuw is namelijk op de allereerste plaats een feest waarop je elkaar een fijn nieuwjaar wenst en je je buren ontmoet. Ook als je ze misschien niet zo vaak ziet, is dat een moment om elkaar een fijn jaar te wensen. Ik zou heel graag buiten willen staan, met die slaperige koppies van die kinderen, zonder dat je bang hoeft te zijn dat er iets in hun gezicht ontploft. Op dit moment is de situatie eigenlijk buitengewoon gevaarlijk voor kinderen om de straat op te gaan. Ik hoop juist dat we daarnaar terug kunnen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Kemperman.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Heel kort. Het is meer iets wat ik wil aanraden. Ik zou u bijna de leefomgeving en de woongebieden die ik ken toewensen, waar het hartstikke leuk is en waar het volkomen veilig is en waar er nog steeds van genoten wordt. Dat is een beetje de tegenstelling die we in ons debat nu aan het onderzoeken zijn. Er zijn ook veilige gebieden waar het uitstekend kan.
De heer Klaver:
Ik wil hier niet de indruk wekken dat het overal een bende is en dat het altijd misgaat. Dat is niet het geval. Er zullen ook plekken zijn waar het wel degelijk goed is gegaan. We hebben het over professionele vuurwerkshows, die ook de droneshows werden genoemd, gehad, maar we proberen met het amendement van de ChristenUnie en, als ik goed ben geïnformeerd, ook van het CDA en de SGP, om toch de ruimte te geven aan burgers, buurtschappen en wijken om daar iets mee te kunnen doen. Daarmee zal de vuurwerktraditie in onze ogen niet verdwijnen, maar krijgen we een andere vuurwerktraditie. Ik snap ook dat dat gepaard zal gaan met pijn voor mensen die dat met veel plezier afsteken en dat heel verantwoordelijk doen. Daar zijn we niet blind voor. Maar ik hoop ook dat u ziet dat wij als indieners niet blind zijn voor de gevoelens die daar spelen en dat we zoeken naar manieren om daar zo goed mogelijk aan tegemoet te komen.
Als u het goed vindt, voorzitter, denk ik dat dit het moment is dat het woord naar mevrouw Ouwehand gaat.
De voorzitter:
Dank u voor de suggestie. Ik neem die graag over. Ik geef graag het woord aan mevrouw Ouwehand, eveneens namens de Tweede Kamer.
Mevrouw Ouwehand:
Dank u wel, voorzitter, en dank aan de leden van deze Kamer om ons vandaag op deze warme dag welkom te heten om het te hebben over de jaarwisseling, die doorgaans toch wat minder warm is. We hadden op 8 juni 2022 in de Tweede Kamer de eerste plenaire wetsbehandeling van dit wetsvoorstel en ook toen was het ontzettend warm, weet u nog? Op de een of andere manier is het voorbestemd om tijdens een hittegolf over de traditie van oud en nieuw in Nederland te spreken.
Dank aan de leden van uw Kamer voor de opmerkingen en vragen die geplaatst zijn bij ons wetsvoorstel. Ik vond het mooi om te merken dat iedereen het doel van de wet eigenlijk onderschrijft: een veilig en fijn oud en nieuw voor iedereen in Nederland. De vraag is natuurlijk: gaat dit wetsvoorstel daarbij helpen?
Wat belangrijk is, is dat de discussie zich, zeker niet onterecht, de laatste jaren vooral heeft afgespeeld over de veiligheid van de hulpverleners, de handhaafbaarheid en de situatie voor de politiemensen op straat. Dat is een heel belangrijke component van de onderbouwing van ons wetsvoorstel. Maar daardoor kan uit het zicht raken dat er heel veel andere redenen zijn dat veel Nederlanders al langer zeggen: ik snap dat andere mensen het leuk vinden om vuurwerk af te steken, maar er zitten nadelen aan. Veel van uw leden hebben gememoreerd dat voor dieren vuurwerk een bron van angst is. Voor veel mensen geldt dat overigens ook. Voor mensen met longproblemen, 1,2 miljoen mensen in Nederland, is de nieuwjaarsnacht niet leuk. Die zouden misschien ook wel op de fiets naar familie willen met oud en nieuw, maar zij hebben last van de luchtvervuiling en kunnen beter binnen blijven. Voor het milieu zelf is oud en nieuw niet grappig. De mensen die huisdieren hebben, ik noemde het al even, weten uit eigen ervaring dat dieren in paniek kunnen raken. Honden en katten raken kwijt. Voor dieren in het wild betekent het ook veel ellende.
Daar wil ik maar mee zeggen dat de afweging wat we het beste zouden kunnen doen om van oud en nieuw een feest te maken voor iedereen, voor veel mensen al veel langer is dat we dat beter kunnen doen zonder vuurwerk. Dan bespaar je simpelweg veel dieren en mensen angst en stel je veel mensen, eigenlijk iedereen, in staat om oud en nieuw te vieren. Ook oude mensen die bang zijn om de straat op te gaan vanwege vuurwerk, doe je een groot plezier als dat veilig wordt.
Er zijn natuurlijk alle vuurwerkslachtoffers bijgekomen. Ook ik wil de heer Keunen even hartelijk begroeten vanaf deze plek. De artsen, de oogartsen, de mensen op de eerste hulp vragen al jaren om serieus te kijken naar die afweging. Ja, veel mensen vinden het leuk om vuurwerk af te steken. Ja, veel mensen vinden het ook zeker leuk om vuurwerk te zien. In dat opzicht erkennen we dat niet iedereen blij zal zijn met deze wet, maar er is heel veel voor te zeggen om de traditie anders in te richten. Het gaat ons veel slachtoffers besparen en hopelijk ook een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid die we willen op straat.
Een belangrijke vraag over de acceptatie is: gaat Nederland van de ene op de andere dag helemaal blij zijn met een vuurwerkverbod? Dat verwachten we niet. Het is lang gebruik geweest dat je in Nederland tijdens oud en nieuw zelf vuurwerk mag afsteken. Het zal wel even duren voordat we eraan gewend zijn dat we dat door professionals laten doen of, met de ontheffingsmogelijkheid die in de wet is gekomen, door een buurtvereniging. Dat neemt niet weg dat de laatste opiniepeiling van RTL aangeeft dat 74% van de Nederlanders blij is met deze wet en dat maar weinig mensen zeggen: ik ga me er niet aan houden. Met andere woorden: het draagvlak voor de wet is groot. Ook al zullen we niet van het ene op het andere jaar een vuurwerkvrije jaarwisseling hebben in die zin dat het alleen door professionals of met een ontheffing kan worden afgestoken, de verwachting is dat het stellen van de norm en het geven van tijd zal leiden tot de veilige jaarwisseling die we met z'n allen willen.
Veel vragen gingen over de handhaafbaarheid. De heer Fractie-Kemperman, de PVV, de BBB en Forum voor Democratie hebben daar vragen over gesteld. Het belangrijkste dat eerst gezegd moet worden, is dat de situatie voor de politie op dit moment niet te handhaven is. Het is een totale chaos tijdens de nieuwjaarsnacht, en dat is een onderwerp dat we ook in de Tweede Kamer veelvuldig aan de orde hebben gesteld. Het geweld tegen hulpverleners, het bekogelen van politieagenten en het vervolgens moeten toezien dat de mensen die dat gedaan hebben ermee wegkomen, is een grote frustratie. Precies daar zal dit wetsvoorstel een belangrijke verandering in bewerkstelligen, omdat de politie zelf zegt: we kunnen nu eigenlijk niks. Het is chaos. Als er iets naar je wordt gegooid, kun je diegene niet eens opsporen, want het lukt je niet om in die chaos bewijsmateriaal te verzamelen. Als er minder vuurwerk wordt afgestoken — dat is de verwachting van de politie, omdat er een verkoopverbod gaat gelden en we de traditie veranderen — wordt de situatie overzichtelijker en kan er eindelijk een begin worden gemaakt met het handhaven van de openbare orde en het verzamelen van bewijs tegen die raddraaiers die zich schandalig gedragen en vuurwerk naar hulpverleners en politie gooien. Dan pas ontstaat de situatie die we met elkaar willen. Ook naar het zwaarder straffen is natuurlijk vaker gevraagd. De Tweede Kamer en het kabinet hebben daar ook een stap in gezet. De politie zegt echter dat het daarvoor wel nodig is dat je degene die dat doet eerst daadwerkelijk in de kraag kunt grijpen en opsporen, want anders hebben hogere straffen geen zin. Dat is belangrijk om te realiseren als we het over de handhavingsvraag hebben. Voor de politie is het een voorwaarde om überhaupt te kunnen handhaven dat er een verandering komt, namelijk een verkoopverbod en een afsteekverbod van vuurwerk voor consumenten.
Ik hoorde de SP-fractie zeggen dat ze worstelen met deze wet. Ik begrijp dat heel goed. Zij vroegen nadrukkelijk: gaat deze wet de handhaving makkelijker maken? Ook de SGP-fractie vroeg of er geen andere manieren denkbaar zijn, bijvoorbeeld het verhogen van de leeftijdsgrens. In dat licht is het belangrijk om te memoreren dat er ontzettend lang stappen zijn gezet om de overlast tijdens de jaarwisseling te beperken. Eerst is gekozen voor een beperking van de afsteektijden, daarna voor een verbod op het zwaarste vuurwerk. Er zijn campagnes gevoerd en er zijn lokale vuurwerkverboden geprobeerd. Eigenlijk zijn alle mogelijke manieren geprobeerd, behalve inderdaad het verhogen van de leeftijdsgrens. Verder kunnen we wel met elkaar stellen dat alles is geprobeerd, omdat we ieder jaar weer geconfronteerd werden met de cijfers: slachtoffers, belaagde hulpverleners, belaagde politieagenten. De Kamer heeft op verschillende manieren geprobeerd om die overlast te beperken en niets heeft gewerkt. Daarom zeggen nu ook de politie en de hulpverleners dat dit nodig is. De minder vergaande maatregelen zijn geprobeerd, maar hebben niet het resultaat opgeleverd dat we hadden gewild. Daarom is deze wet nu nodig om een verandering te bewerkstelligen.
In de coronatijd hebben we gezien dat een tijdelijk verbod op dat moment ook daadwerkelijk effect had. Dat is bemoedigend voor het verwachte resultaat van deze wet. Er waren aanzienlijk minder slachtoffers in de jaren dat het tijdelijke verbod van kracht was: respectievelijk 385 en 733. Toen het verbod werd opgeheven, steeg het aantal weer naar rond de 1.200. Ook zorgden de maatregelen rondom de coronapandemie ervoor dat er op dat moment weinig alternatieven waren. Met onze wet — en de pleidooien vanuit de gemeenten zelf — komen die alternatieven er natuurlijk wel. In de coronatijd mocht helemaal niets. We zagen wel een effect, maar er waren toen ook geen alternatieven, terwijl onze wet die juist wel mogelijk maakt.
De SP-fractie heeft gevraagd naar de opslag van illegaal vuurwerk. Daar wordt ook aan gewerkt, samen met het kabinet. De heer Klaver memoreerde het ook al even. De politie benadrukt dat het aanpakken van illegaal vuurwerk een uitdaging blijft, waarvoor veel initiatieven zullen moeten worden ondernomen. Dat blijft een opdracht voor het kabinet en de politie. Daarbij is het ook belangrijk dat mensen goed worden geïnformeerd over het opslaan van illegaal vuurwerk in hun eigen huis. Vooral moet duidelijk zijn dat het strafrecht om de hoek komt kijken, als je dat doet. Dat is om ervoor te zorgen dat je niet je eigen kinderen en je buren in gevaar brengt.
De SP-fractie vroeg wat er overblijft van de uitvoerbaarheid van deze wet nu de ontheffingsbevoegdheid via een amendement erin is gekomen. Bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel hebben wij met instemming de nationale politie aangehaald, die zei: uitzonderingen maken handhaving moeilijker. Dat is een waarheid als een koe, zou ik in dierentermen willen zeggen. Maar er waren ook andere afwegingen mee te nemen. De fractie van de ChristenUnie, die het initiatief nam voor het amendement, betoogde dat het wel het draagvlak kan vergroten als je een ontheffingsmogelijkheid opneemt in de wet. Ook de politie beoordeelt uiteindelijk dat ook met deze ontheffingsmogelijkheid in de wet de handhaving ten opzichte van de huidige situatie aanmerkelijk zal verbeteren. Dus ook met die ontheffingsmogelijkheid verwachten we dat onze wet een belangrijke bijdrage gaat leveren aan meer overzicht op straat en aan betere mogelijkheden om de openbare orde te handhaven, raddraaiers op te pakken en daadwerkelijk te bestraffen.
De SP-fractie vroeg ook hoe het verbod ervoor zorgt dat we niet nog meer illegaal vuurwerk krijgen. Is er een onderscheid te maken tussen legale en illegale handel? Volgens de politie is er met een algeheel consumentenvuurwerkverbod makkelijker te handhaven. In het recente positionpaper van de politie, de politiebonden en de centrale ondernemingsraad van de politie schrijven zij dat een landelijk vuurwerkverbod een randvoorwaarde is voor een veiliger jaarwisseling. Daarbij is wel van belang dat de opsporing van illegale handel voortvarend wordt aangepakt, dat het kabinet inzet op een Europese inzet op zwaar professioneel vuurwerk, dat er wordt samengewerkt met België en Duitsland om illegaal vuurwerk op te sporen. Het Offensief tegen Explosies onder leiding van de burgemeester van Rotterdam is natuurlijk ook een belangrijk onderdeel van die aanpak.
De politie heeft het ook over de gerichte opsporing van en controles op de handel in illegaal vuurwerk, waarbij moet worden gedacht aan het Joint Investigation Team, waarin andere betrokken diensten en eventueel politiediensten uit andere landen betrokken worden. Daar is het kabinet mee bezig. Het inzetten van digitale opsporingsmiddelen en geavanceerde opsporingstechnieken om de illegale handel in vuurwerk sneller te detecteren, en het versterken van internationale inspanningen met onze buurlanden, zijn initiatieven waar het kabinet mee bezig is.
Tot slot had de SP de vraag of dit wetsvoorstel het veiliger gaat maken voor onze hulpverleners. Daar heb ik zojuist al het een en ander over gezegd. De politie geeft aan dat er op dit moment geen enkele rek meer zit in wat zij nog kunnen doen om hun eigen collega's en de hulpverleners te beschermen in deze situatie. Iedereen die kan werken tijdens de nieuwjaarsnacht wordt al opgetrommeld en ingezet. Vuurwerk is een katalysator voor geweld tegen hulpverleners tijdens de jaarwisseling. Daarom is de oproep van agenten en hulpverleners om in elk geval deze wet te omarmen een belangrijke bijdrage die we kunnen leveren aan de veiligheid van de hulpverleners en politie tijdens oud en nieuw.
De ChristenUnie-fractie vroeg waarop de verwachting is gebaseerd dat dit wetsvoorstel zorgt voor een afname van de benodigde politiecapaciteit. Dat zal niet van het ene op het andere moment zijn, maar de politie schat zelf in dat er op termijn sprake kan zijn van een afname. De nieuwjaarsnacht in de huidige situatie is volgens de agenten volledige chaos met overal flitsen en knallen en onveilige situaties. Vanuit de gedragswetenschap en door het rookverbod weten we dat een gedragsverandering tijd nodig heeft. Als je echter eenmaal de norm stelt, zal het daadwerkelijk tot die verandering leiden. Dus de politie verwacht zelf dat de capaciteit in de beginjaren ongeveer op gelijke hoogte zal blijven. Maar zij verwachten een verschuiving van het pure lijfsbehoud en het handhaven van de openbare orde, en dat je verder niks kunt doen vanwege de chaos, naar meer overzicht en meer ruimte voor opsporing. Zo kunnen de raddraaiers daadwerkelijk worden aangepakt en kan er meer worden opgespoord. Dat is de verwachting van de politie.
De SGP-fractie vroeg van welke middelen en instrumenten de initiatiefnemers een averechtse uitwerking voorzien. Goed dat u daarop wijst. Het is van belang dat we zo snel mogelijk heldere communicatie hebben richting Nederland en dat iedereen weet waar hij aan toe is. Dat is een belangrijke voorwaarde om een averechts effect te voorkomen. Het kabinet heeft ieder jaar budget voor een communicatiecampagne. Die gaat eigenlijk altijd over een vuurwerkbril opdoen en alsjeblieft verstandig zijn met het vuurwerk dat je afsteekt. Dat budget kan worden ingezet om goed en helder te communiceren over de nieuwe regels. Ik zou ook zeer willen bepleiten dat we met elkaar duidelijk maken dat dit een belangrijke bijdrage is aan een veilige jaarwisseling voor de hulpverleners, maar ook voor mensen met longproblemen, zodat iedereen weer veilig over straat durft. Er zitten dus veel positieve kanten aan. Dat zullen we goed moeten communiceren.
De heer Rietkerk i (CDA):
Het gaat mij om het punt van de handhaving en om het feit dat het overzichtelijker wordt met het voorstel dat is toegelicht door de initiatiefnemers. Ik heb daar toch een vraag over, in het verlengde van de fractie van de ChristenUnie. Het gaat dan om de grenscontrolecapaciteit die nodig is maar die nu amper aan de orde is, om de aanpak van drugs en bovenmatig gebruik van alcohol, wat nu amper kan gebeuren zoals door diezelfde politie gemeld in de monitor, en straks om de handhaving van vuurwerkvrije zones, waar ook wat onzekerheid over is. Dat totaal zorgt ervoor dat er voor goede handhaving voldoende politiecapaciteit, boa's en handhavers nodig zijn. Dan heb ik het nog niet over de hulpverleners. Wat is dan de balans? Ik hoor vooral een accent op het wetsvoorstel. Dat kan ik me voorstellen, maar deze zaken zijn ook aan de orde als het gaat om het doel van dit wetsvoorstel om vooral een veilige jaarwisseling te krijgen.
Mevrouw Ouwehand:
Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, ben je af van de situatie met vuurwerkvrije zones. Dat gaat al veel schelen. Heel Nederland wordt een vuurwerkvrije zone, behalve daar waar professionals een vuurwerkshow organiseren of daar waar een ontheffing is gegeven aan een buurtvereniging, zoals in de wet is geamendeerd. Het gaat dan om de hele lappendeken waar de heer Klaver over sprak, waarbij het voor de politiediensten niet te doen was en het ontzettend veel capaciteit vroeg om te kijken wat er in een bepaald gebied precies mocht. Straks wordt het duidelijker en overzichtelijker.
Dat neemt niet weg, zoals ik zojuist heb geschetst, dat het belangrijk is om inzet te houden op de capaciteit voor het opsporen van illegaal vuurwerk in de grensregio's. Het zou sowieso een uitdaging en een opdracht zijn om te handhaven en het illegale vuurwerk aan te pakken, los van de vraag of onze wet nou wel of niet wordt aangenomen.
De politie verwacht dat onze wet ervoor zorgt dat het de eerste jaren op straat nog steeds zal zijn zoals we gewend zijn. Er is veel vuurwerk. Dit gaat er niet van het ene op het andere jaar voor zorgen dat er geen consumentenvuurwerk meer is, maar het gaat wel afnemen. Dat maakt het voor hen overzichtelijker en zorgt er voor hen op termijn voor dat zij minder genoodzaakt zijn om al die capaciteit tijdens de nieuwjaarsnacht in te zetten om de openbare orde te kunnen handhaven.
De heer Rietkerk (CDA):
Ik spits het dan even toe op de grenscontroles die nodig zijn voor een veilige jaarwisseling, het bovenmatig alcoholgebruik en drugs in combinatie met vuurwerk. Dat staat los van het feit dat de situatie overzichtelijker is. Heeft u van de politie het beeld gekregen dat er dan voldoende handhavingscapaciteit is om dat eindelijk ook eens aan te pakken? Want daarvoor is dit bouwsteentje ook van belang. Het gaat mij om de totale handhavings- en opsporingscapaciteit, ook van dat illegale gedoe met cobra's en noem maar op. Het is nodig om ook dat aan te pakken. Anders flipt dat nog steeds naar binnen en dan hebben we nog geen gezellige en veilige jaarwisseling.
Mevrouw Ouwehand:
Zeker. Maar dat is de staande aanpak. Daarvan zegt de politie, en ook het kabinet, als ik mij niet vergis — ik hoor het wel van de staatssecretaris als ik me verspreek — dat het een belangrijke opdracht is, waar sowieso een intensieve capaciteit op zit. We hebben ook de taskforce explosieven onder leiding van burgemeester Schouten. Het opsporen van illegaal vuurwerk — dan gaat het niet alleen maar om grenscontroles, maar ook om de uitwisseling van gegevens met onze buurlanden — is dus een belangrijke taak die door het kabinet heel serieus wordt genomen.
Daarnaast verwacht de politie via het uitdoven van de traditie in hun fasemodel dat je direct al een effect zal zien, omdat er geen consumentenvuurwerk meer verkocht wordt. Er zullen mensen zijn die zich niet aan de wet gaan houden, maar dat is naar verwachting niet meer dan 9%. De politie verwacht dus vrij direct al een iets rustiger beeld op straat. Naarmate we een aantal jaren verder zijn, zullen we er met elkaar aan gewend raken dat je niet meer zelf vuurwerk afsteekt, waardoor de situatie op straat overzichtelijker wordt. Dat gaat een besparing opleveren in termen van capaciteit. Maar dat gaat niet van het ene op het andere jaar.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Rietkerk.
De heer Rietkerk (CDA):
Ik wacht de antwoorden van de regering af op de vraag die ik gesteld heb. Op dat moment kom ik er wel op terug.
De voorzitter:
Dan de heer De Vries namens de SGP.
De heer De Vries i (SGP):
Ik wil even reageren op het antwoord van mevrouw Ouwehand op mijn vraag over de goede communicatie over de regels. Dat antwoord onderschrijf ik natuurlijk helemaal. Alleen ging mijn vraag iets meer over degenen die misschien nog wel bozer worden dan ze al waren als ze die regels horen. Dan zien ze wat hun allemaal aan moois is afgepakt. Onder hen zijn er ongetwijfeld die een kort lontje hebben, om even in de sfeer van het vuurwerk te blijven. Mijn suggestie was om er vooral ook over na te denken hoe je die mensen duidelijk kunt maken dat er alternatieven zijn die misschien wel even leuk zijn. Natuurlijk moeten de regels helder gemaakt worden, maar de strekking van mijn vraag was eerder: hoe kunnen we voorkomen dat mensen zo boos worden dat ze misschien juist nog excessiever geweld gaan plegen?
Mevrouw Ouwehand:
Ik begrijp de vraag. Belangrijk is dat het wetsvoorstel nadrukkelijk ruimte biedt voor alternatieven. Daar had ik het net al even over toen ik een vergelijking maakte met de coronajaren. Toen mocht er geen vuurwerk worden afgestoken en er was ook niet iets anders leuks te doen. Het eerste jaar ging dat nog redelijk, maar het tweede jaar waren mensen best boos. Dit wetsvoorstel heeft nadrukkelijk ruimte gelaten voor alternatieven, dus professionele vuurwerkshows, maar ook droneshows of lichtshows. Het is belangrijk — daar draagt het door de ChristenUnie, de SGP en het CDA ingediende amendement aan bij — dat er ook ruimte komt voor alternatieven. Daar voorziet de wet inderdaad in.
Opgemerkt is dat de handhaving van vuurwerkvrije zones lastig is. Dat klopt. Maar met onze wet verdwijnen die vuurwerkvrije zones. Die lappendeken verdwijnt dus.
Gedragsverandering kost tijd, merkte de CDA-fractie op. Daar zijn de initiatiefnemers het zeker mee eens. Daarom is het belangrijk om te schetsen dat onze wet naar onze stellige overtuiging gaat bijdragen aan een veiligere jaarwisseling op termijn, maar dat we de effecten even de tijd moeten geven.
De CDA-fractie vindt dat we door een roze vuurwerkbril kijken naar de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Ik hoop dat ik daar zojuist afdoende antwoord op heb gegeven. Ik heb nog nooit een roze bril opgehad. Misschien moet ik dat eens proberen. Het schijnt dat de wereld er dan veel leuker uitziet.
Als ik me niet vergis, heb ik daarmee de vragen van uw Kamer beantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Staatssecretaris Aartsen i:
Dank, voorzitter. Het is bijzonder om hier vandaag te mogen staan, al helemaal op dit onderwerp. Drie weken geleden had ik dat nog niet voorzien. Desalniettemin heb ik er veel zin in om vandaag het gesprek met u aan te gaan. Mocht uw Kamer dit wetsvoorstel aannemen, dan zal het kabinet daar voortvarend en hard mee aan de slag gaan.
Laat ik beginnen met complimenten aan de indieners voor hun harde werk. Een aantal weken geleden mocht ik zelf nog lid van de Tweede Kamer zijn. Ook ik was initiatiefnemer van een wetsvoorstel. Mensen moeten niet onderschatten hoeveel werk dat is: het schrijven van de teksten, het beantwoorden van vragen, het in gesprek gaan met betrokkenen. Ik kan dan ook niet anders dan daar namens de regering veel lof voor uitspreken.
Het is vandaag inderdaad — een aantal leden van de senaat hebben dat ook benoemd — een sluitstuk van een parlementaire behandeling die bijna vijf jaar heeft geduurd. Maar het is ook een heel belangrijk maatschappelijk debat. Dat debat brengt mensen niet altijd bij elkaar, maar het gaat wel heel veel mensen op heel verschillende domeinen aan. Er is gerefereerd aan de politie, de boa's, de brandweer, en de ambulancemedewerkers die ieder jaar voor ons weer een stap vooruit doen en die in de frontlinie de meest verschrikkelijke dingen moeten meemaken. Die mensen verdienen dan ook volledig onze steun. Datzelfde geldt ook voor de zorgverleners die tijdens die nacht overuren moeten draaien om mensen die helaas letsel hebben opgelopen, op de spoedeisende hulp goed en liefdevol te verzorgen.
Maar het zijn ook de mensen die vuurwerk verkopen, de keurige ondernemers, zoals de heer Meijer terecht zei. Mensen die zich netjes aan de regels houden, alles zo goed als mogelijk willen doen en die al jaar in, jaar uit te maken krijgen met die discussie over het vuurwerkverbod. Of de liefhebbers van vuurwerk, die het gevoel hebben dat er alweer een traditie van hen wordt afgepakt. Daartegenover staan ook mensen die juist niet uitkijken naar de jaarwisseling en met heel veel zorgen de jaarwisseling tegemoetgaan, omdat ze angst en schrik hebben of omdat ze zorgen om naasten, om ouderen, hun vader en moeder of hun opa en oma hebben. En natuurlijk wil ik ook de dierenliefhebbers hier benoemen, die zich zorgen maken over hoe hun honden of katten oudjaar weer moeten doorkomen. Al met al is het een verhit debat en soms ook een polariserend debat. Mevrouw Thijssen zei al dat we terug moeten naar het jaar 1955 voor de oproep tot een verbod. Het is dan ook belangrijk dat we hier vandaag in de Eerste Kamer staan om een oordeel te vellen over dit wetsvoorstel, zodat al die mensen die ik net noemde, duidelijkheid krijgen over of het verbod er nou wel of niet zal gaan komen.
Voorzitter. Het kabinet heeft aangegeven dat het standpunt ten aanzien van het wetsvoorstel neutraal is, juist vanwege dat maatschappelijke debat. Mevrouw Thijssen zei het al: de maatschappij loopt voor op de politiek. Dat is wel vaker zo. Wetten volgen vaak ook het sentiment, het draagvlak, in de samenleving. Het zal u niet verbazen dat het mij, als liberaal, heel gezond lijkt dat de politiek de maatschappij volgt en niet andersom. Het kabinet heeft dan ook gezegd: dit is een wetsvoorstel van de volksvertegenwoordiging zelf. Wij staan daar neutraal tegenover. Waar mogelijk gaan wij proberen om dat goed vorm te geven en ook uitvoerbaar te maken. Het kabinet had wel een tweetal voorwaarden bij dat standpunt over neutraliteit: het moet uitvoerbaar zijn en er moet een financiële dekking voor zijn. Laat ik vooropstellen dat het kabinet, mits uw Kamer dit wetsvoorstel aanneemt, voortvarend aan de slag zal gaan met dit wetsvoorstel, maar die twee punten blijven wel lastig. Ik vind dat ik daarover in al mijn realisme met u dien te debatteren. De Tweede Kamer en ook de initiatiefnemers hebben niet voorzien in een dekkingsvoorstel als het gaat om de compensatieregeling. Ik zal daar straks wat meer over zeggen, maar dat maakt het voor de regering niet makkelijker om dit wetsvoorstel uit te voeren. Al helemaal vanwege het amendement-Bikker is de uitvoering van het wetsvoorstel complex.
Voorzitter. Naast deze twee voorwaarden vanuit het kabinet is er een drietal voorwaarden dat de Tweede Kamer heeft besloten aan het wetsvoorstel toe te voegen, met een zware voorhang in beide Kamers. Het amendement-Michon voorziet erin dat het kabinet voordat het wetsvoorstel in werking treedt moet voorzien in een AMvB waarin aan de ontheffingsmogelijkheid in het kader van het amendement-Bikker c.s. moet zijn toegekomen. Er dient een nette en eerlijke compensatieregeling te worden uitgewerkt namens de regering. Er moet ook een effectief handhavingsplan voor de jaarwisselingen komen.
Zoals gezegd, zullen wij als kabinet aan de slag gaan als uw senaat dit wetsvoorstel aanneemt, maar wij hebben echt nog wel een aantal hobbels met elkaar te nemen op de twee punten vanuit het kabinet en de drie punten vanuit de Kamer, die ik net noemde. Maar ik zeg altijd maar zo: wij worden er als kabinet voor ingehuurd om zo goed als mogelijk over die hobbels heen te stappen.
Voorzitter. Dat gezegd hebbende, kom ik bij mijn blokjes. Ik weet niet of het in de Eerste Kamer ook gebruikelijk is om met blokjes te werken. Ik zal beginnen met de uitvoerbaarheid van de ontheffingsmogelijkheid in de AMvB en het amendement-Bikker. Daarna zal ik iets zeggen over de compensatieregeling voor ondernemers en de financiële dekking daarvoor. Daarna zal ik, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, ingaan op de handhaving. Daarna zal ik, wat niet onbelangrijk is, iets zeggen over de inwerkingtredingsdatum en de planning daarvan. Uiteraard komt daarna het blokje overig.
De eerste voorwaarde die vanuit de Tweede Kamer is gesteld, is het nader uitwerken van de AMvB voor de ontheffing, zoals die is vormgegeven in het amendement-Bikker. Wij zijn op dit moment hard bezig om dat op een goede manier mogelijk te maken. Het ministerie haalt daarvoor bij zo veel mogelijk partijen informatie op: bij de politie, de gemeenten, de brandweer, de Inspectie Leefomgeving en Transport, het Openbaar Ministerie, de vuurwerkbranche met de importeurs en de detailhandelaren, professionele bezigers en natuurlijk bij buurtverenigingen en bij inwoners. Wij doen dat om ervoor te zorgen dat de uitwerking van de AMvB zo goed als mogelijk in de praktijk haalbaar is en dat die kan rekenen op het juiste draagvlak in de maatschappij en, niet te vergeten, in de politiek, aangezien dit nog terug dient te worden gelegd in beide Kamers.
Wat ons betreft is de leidraad daarbij dat de ontheffingsmogelijkheid veilig, uitvoerbaar en handhaafbaar dient te zijn. De ontheffing klinkt namelijk sympathiek, maar de uitvoering en de uitwerking ervan zijn zeker niet makkelijk. Dat is nog maar een understatement. In het algemeen maakt een uitzondering op een generiek verbod de uitvoering erg lastig. Maar er moet ook nog met tal van andere zaken rekening worden gehouden. Mijn voorganger heeft dat in de Tweede Kamer ook vermeld. Er moet worden gezorgd dat de opslag en het vervoer van het vuurwerk veilig kunnen plaatsvinden. Het vuurwerk moet immers wel ergens worden opgeslagen door de betreffende vereniging of de betreffende personen in de periode voorafgaand aan de jaarwisseling. Er moet worden nagedacht over op welke manier het vuurwerk veilig kan worden afgestoken. Dat betreft zowel de veiligheid van de afsteker als die van de omstanders. Er moet worden nagedacht over de vraag waar zo'n vereniging dat vuurwerk zou moeten kunnen kopen. Het is namelijk niet aannemelijk dat er dan nog hetzelfde aantal vuurwerkverkooppunten is als op dit moment. Er zal moeten worden nagedacht over de vereisten die aan de aanvrager van de ontheffing moeten worden gesteld en over de deskundigheid. Het amendement spreekt bewust van "personen zonder deskundigheid" en refereert aan de bestaande mogelijkheden.
Dat zijn allemaal vragen die op dit moment in overleg met allerlei partijen op tafel liggen. Ik ben die voortvarend aan het uitwerken. U heeft daarvan de tijdsplanning gezien. Het is een haalbare, maar wel zeer krappe tijdsplanning voor de uitwerking. Wij gaan daar hard mee aan de slag, maar ik moet wel realistisch zijn in dat er echt nog een aantal hobbels te nemen zijn, met al die partijen en met al die praktische vragen die hier op tafel komen.
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
Ik heb inderdaad een brief ontvangen waarin als deadline juli volgend jaar staat. Dan moet de AMvB klaar zijn. Duurt dat zo lang vanwege deze ontheffingsbevoegdheid die zo ingewikkeld is of zijn er ook andere redenen?
Staatssecretaris Aartsen:
De AMvB zelf is natuurlijk al eerder gereed, maar er dient nog een aantal stappen te worden gezet. De AMvB moet allereerst de uitvoeringstoetsen doorstaan: van de ILT, van de politie, van de VNG. Daarna moet het nog correct in internetconsultatie worden gebracht. Er moet een nahangprocedure volgen bij de Tweede Kamer. Dan moet het complete pakket, inclusief het handhavingsplan en de andere voorwaarden, de ontheffingsmogelijkheid en de nadeelcompensatie voor ondernemers, als een totaalpakket in zware voorhang neergelegd worden. Dat maakt inderdaad dat het realistisch maar wel zeer krap is om de inwerkingtredingsdatum te voorzien op 1 juli 2026.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Als ik goed luister naar het eerste blok, dan is het de ontheffingsmogelijkheid die het complex maakt. Die is volgens mij complexer dan de andere zaken die ook geregeld moeten worden. Begrijp ik het dan goed dat er ook een mogelijkheid is dat het door die ontheffingsmogelijkheid, die nog moet worden bedacht en uitgevoerd, zelfs nog veel langer kan gaan duren? Want het is "wind tegen".
Staatssecretaris Aartsen:
Dat zou zeer onwenselijk zijn. Dat is wat mij betreft echt onuitlegbaar richting politie en handhavers, laat ik dat vooropstellen. Maar ik moet ook realistisch zijn: het is niet uitgesloten. Ik zal zo wat uitgebreider stilstaan bij de tijdsplanning en ook de inwerkingtredingsdatum. Wij richten ons volledig op inwerkingtreding in '26/'27. Daar is alles op gericht. Nogmaals, het is wel een zeer krappe tijdsplanning voor een zeer complex geheel. Wij zullen alles op alles zetten om het te doen, maar ik vind ook dat het bij mijn taak hoort om daar wel realistisch over te zijn.
De voorzitter:
De heer Kemperman namens Fractie-Kemperman.
De heer Kemperman i (Fractie-Kemperman):
Ik hoor de staatssecretaris praten over de planning en de verwachtingen daarover. Nou weten we allemaal dat de oliebollen die we met oud en nieuw eten, nu al zo'n beetje in de grote bakkerijen worden voorbereid en gebakken. De branche is natuurlijk ook al … Als u in het midden van het jaar, eind juli, met duidelijkheid komt in 2026, dan hebben ze hun bestellingen al geplaatst. Gaat u daar ook rekening mee houden in de compensatie? Het is natuurlijk voor die mensen, die uiteindelijk nu detaillist zijn … De wet is er nog niet, het vuurwerkverbod gaat nog niet in, maar zij bestellen hun spullen een halfjaar, zo niet een jaar van tevoren in de internationale handel. Houdt u daar rekening mee?
Staatssecretaris Aartsen:
Daar houden we in die zin rekening mee, dat we als regering nu communiceren dat wat ons betreft de beoogde inwerkingtredingsdatum 1 juli 2026 is en dat het in dient te gaan op de jaarwisseling '26/'27. Dat is natuurlijk ook iets waar ondernemers op dienen te anticiperen. Het kan niet zo zijn dat je wacht tot 31 mei, of sorry, tot ergens in juni, tot je er een keer achter komt dat het verbod ingaat. Het is een wetsvoorstel dat al bijna vijf jaar in het parlement ligt. Er is veel over gesproken. Uw Kamer zal daar waarschijnlijk deze of volgende week over stemmen. Dan is het wetsvoorstel aangenomen door het parlement en dan is dat ook onherroepbaar. Daar dienen ondernemers dan ook rekening mee te houden, vind ik. Het betekent dus niet dat als het daadwerkelijke koninklijk besluit pas wordt geslagen op 1 juli 2026, je dan kan zeggen: ik heb net heel mijn voorraadruimte vol liggen. Dat hoort dan ook een beetje bij het ondernemersrisico. Daarin moeten we met elkaar wel de balans in gaan vinden.
Voorzitter. Er waren nog specifieke vragen over de AMvB. Mevrouw Thijssen en de heer Meijer vroegen: wordt de regelgeving met de AMvB niet te complex? Het antwoord is: het zal zeker complex worden. We gaan ons best doen om het zo uniform mogelijk te maken. Dat is juist de balans die we nu zoeken. Je wil al die zaken — veiligheid, opslag, vervoer, verkoop, afsteken — eigenlijk ook een beetje landelijk uniform hebben. Ik weet niet hoeveel we er exact hebben en ik kan er een gemeente naast zitten, maar je wilt niet dat we op 321 plekken allerlei andere regels hebben. Dat zou heel gek zijn. Je probeert dus aan de ene kant de positie van de burgemeester goed in stelling te brengen, maar het ook allemaal zo uniform mogelijk te houden. Dat is ook indachtig het idee dat de ontheffingsmogelijkheid natuurlijk niet een soort achterdeur is om het complete verbod teniet te doen. Die balans moeten we dus met elkaar gaan zoeken, waarbij we er echt naar moeten streven dat het voor iedereen behapbaar is en ook zeker niet complex.
Voorzitter. De heer Talsma van de ChristenUniefractie vroeg mij of dit wetsvoorstel met de AMvB wel deugdelijk en uitvoerbaar is. Ik heb daarover al het een en ander gezegd. Vooral belangrijk is dat de Eerste Kamer nu duidelijkheid biedt over of zij wel of niet instemt met dit wetsvoorstel. Ik denk dat dat op dit moment ook kan, gelet op de behandeling die er heeft plaatsgevonden. In de tussentijd zal de regering heel hard werken om die AMvB goed, deugdelijk en uitvoerbaar te maken, met de oplossing die ik zojuist heb geschetst.
De heer Talsma vroeg mij ook of de burgemeester wel de best aangewezene is om verantwoordelijk te zijn voor de ontheffingen. Dat is een vraag die primair thuishoort bij de initiatiefnemers, maar ik sluit mij gemakshalve wel aan bij wat zij daarover hebben gezegd. Het lijkt mij heel goed om het zo te doen. Wij spreken op dit moment met de burgemeesters en moeten dat ook in die balans doen. We moeten burgemeesters niet voor een onmogelijke taak stellen. Aan de ene kant dus landelijke uniformiteit, zo veel als mogelijk dezelfde regels, zodat mensen weten waar ze aan dienen te voldoen. Maar aan de andere kant ook de couleur locale als het gaat om bijvoorbeeld de locatie. Daarin moeten we met de gemeentes en de burgemeesters een goede lijn vinden.
De heer Rietkerk van de CDA-fractie vroeg mij of wij de signalen van de VNG serieus nemen ten aanzien van dit punt. Ja, vanzelfsprekend. Uiteindelijk komen de VNG maar zeker ook de burgemeesters hiervoor aan de lat te staan. Dat zullen we dus zeker serieus nemen. De VNG zit ook aan tafel bij beide departementen als het gaat om de uitvoering van dit wetsvoorstel.
De fractie van de BBB vroeg mij hoe het zit met vuurwerkshows en ontheffingsshows, hoe die georganiseerd dienen te worden. Ik denk dat het belangrijk is om te vermelden dat de bestaande professionele vuurwerkshows iets anders zijn dan wat in het amendement beoogd wordt. Ook de pyrodeskundigheid is echt van een andere categorie en het gaat ook om andere typen vuurwerk. Het amendement voorziet in F2-vuurwerk en niet in F3 en niet in F4. Daar horen dus ook andere regels bij. Tegelijkertijd moet je er ook goed over nadenken welke deskundigheid je dan wel vraagt van mensen die F2 afsteken voor hun buurtgenootschap. Ik had het net al over hoe we dat goed gaan organiseren, met alle aspecten van dien. Ik denk dat ook de uitvoeringstoetsen van met name de ILT en de VNG enorm gaan helpen bij dit vraagstuk.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl van de SP vroeg mij of het burgemeesters is toegestaan om een ontheffing te weigeren. Het technische antwoord daarop heeft de heer Klaver al gegeven: technisch is dat zo. Ik zeg daar wel bij dat we bij de uitwerking van de AMvB moeten voorkomen dat we weer een lappendeken van allerlei regels krijgen. Anders krijg je allerlei specifieke gemeentelijke regels voor wanneer iets wel mag en iets niet mag. Die balans moeten we met elkaar gaan houden bij het uitwerken van dit wetsvoorstel. Anders is iets misschien voor een burgemeester een aantrekkelijke optie, maar er zijn ook allerlei andere uitvoerders — de ILT, de politie en noem maar op — die het ook allemaal moeten kunnen handhaven en moeten kunnen behappen. Die balans moeten we dus wel met elkaar vinden.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Dan toch ter verduidelijking. Ik begreep van de initiatiefnemers dat burgemeesters de ruimte hebben om nee te zeggen, mits er lokaal beleid is gemaakt. Dus eigenlijk heeft de gemeenteraad de ruimte om nee te zeggen, want als de gemeenteraad geen beleid heeft aangenomen, kan de burgemeester niet nee zeggen. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat eigenlijk best wel wordt ingeperkt wanneer een burgemeester al dan niet nee gaat zeggen. Als alle vinkjes zijn gezet en de vinkjes kloppen, dan moet je een ontheffing verlenen. Daar lijkt het op neer te komen. Dat is een beetje de tendens die ik nu beluister bij de staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Dat hangt af van hoe we die AMvB gaan vormgeven. Het ene uiterste is nul landelijk beleid en alle ruimte voor gemeentes om alles te bepalen en het andere uiterste is nul ruimte voor de gemeenteraad of de burgemeester en alles landelijk geregeld. Ik denk dat beide zeer onverstandig zijn. Ergens daarbinnen zal het moeten worden gevonden. Dus ja, er zal ruimte zijn voor lokaal beleid. De vraag is hoe ruim dat lokale beleid is en op welke aspecten dat ziet. Daar moeten we echt nog een ei over leggen met elkaar. Want nogmaals, als je alle ruimte geeft, dan staan we in de Tweede Kamer te debatteren omdat er op 321 plekken verschillend vuurwerkbeleid is ten aanzien van verkoop, opslag, de afstand tot de afsteekplek, een maximale verkoophoeveelheid en het al dan niet mogen opslaan in het tuinhuis of de zolderkamer. Dat soort vraagstukken komen hier allemaal achter vandaan. Ik denk dat enige mate van uniformiteit wel verstandig is voor de uitvoerbaarheid, ook voor uitvoeringsorganisaties.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Ik hoor u zeggen dat u veiligheid en afstandseisen wilt uniformeren, maar over de politieke keuze of je het al dan niet wilt toestaan, zegt u dat u net als de heer Klaver vertrouwen hebt in de 342 burgemeesters die wij in Nederland hebben. Wanneer aan de afstandseisen is voldaan — die regelen wij altijd landelijk en niet lokaal — is het wat u betreft echt een lokale afweging. Klopt dat?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik kan dan niet zo hard toezeggen hier. Dat hangt echt af van de gesprekken die wij op dit moment voeren met burgemeesters, met de VNG en met alle andere partijen. Als ik dat nu hier hard toezeg en ik op basis van de uitvoeringstoets bij de ILT of de politie het verzoek krijg "doe dat alsjeblieft niet, want dan wordt het voor ons onmogelijk", dan zit ik vast aan een toezegging aan uw Kamer. Dat lijkt mij onverstandig met het oog op de uitvoering. Ik kan dat simpelweg niet toezeggen. Dat zal echt afhangen van de uitwerking van de AMvB. Het voordeel daarvan is dat de AMvB nog bij u terugkomt. Die wordt sowieso openbaar gepubliceerd voor iedereen die daar iets van kan vinden. Die komt ook nog in zware voorhang bij beide Kamers terug. Dan kunnen we dit debat nog een keer voeren met elkaar. Ik snap uw zorgen wel, laat ik daar duidelijk over zijn. Ik probeer nu alleen een balans te vinden tussen uitvoerbaarheid en het lokale gezag.
Voorzitter. De heer Rietkerk vroeg: kan de regering ons nader informeren over de internationale afspraken, onder andere met Italië en België, voordat de AMvB's worden vastgesteld? Dat kunnen wij zeker. Op dit moment zijn wij druk bezig, vooral mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid, om te kijken hoe je ook internationaal ervoor kunt zorgen dat illegaal vuurwerk wordt tegengegaan; ik zal er zo nog wat over zeggen. We kunnen daar ook nog op terugkomen in de verzamelbrief Vuurwerk die wij nog graag in de zomer naar beide Kamers willen sturen.
Dit heb ik al besproken. Anders zou ik gaan herhalen; dat zou zonde zijn. Nee, dit was het blokje ontheffing AMvB.
Voorzitter. Dan de andere voorwaarde, in ieder geval vanuit de Tweede Kamer, namelijk het amendement-Michon over de compensatieregeling. Op dit moment voeren wij gesprekken met de vuurwerkbranche om te komen tot een beleidsregel nadeelcompensatie. Mede op verzoek van de Tweede Kamer met de motie-Van der Plas (35386, stuk nr. 27) is daar ook een onafhankelijke expert bij betrokken. Dit moeten we terug laten komen in de voorhang, zoals die is afgesproken. Dit zal dus ook daarvan een belangrijk onderdeel worden.
Ik moet daar wel bij zeggen dat de combinatie van voorwaarden mij in een ingewikkeld parket heeft gebracht. De heer Klaver zei: hoe moeilijk is zo'n nadeelcompensatie nou? Ik zeg daar toch bij dat het feit dat er geen dekking is geleverd, het voor mij wel lastig maakt, omdat het amendement simpelweg aangeeft dat er een deugdelijke dekking dient te worden gevonden op de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dat staat letterlijk in het amendement en dat stelt mij voor een probleem, aangezien dat simpelweg niet mogelijk is. Het zou op drie plekken kunnen. De eerste twee zijn het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds. Als je dat doet, handel je in strijd met de Comptabiliteitswet. Het lijkt me onverstandig om als regering in strijd met de wet te gaan handelen. Ook wat de beleidsbegroting IenW betreft … Het is slechts een heel klein deel. Ik heb in de anderhalve week dat ik staatssecretaris ben, wel veel bloemen gekregen, maar helaas nog geen geldboom. Ook daar zie ik simpelweg dus geen beleidsruimte. Het grootste deel van mijn beleidsbegroting gaat op aan subsidies voor het openbaar vervoer in de grote steden. Daar is al veel discussie over, over de BDU-korting. Ik zie binnen mijn begroting dus simpelweg weinig ruimte of eigenlijk nul ruimte. Ik zeg dus diplomatiek dat wij er met elkaar het gesprek over moeten aangaan waar dat geld vandaan zal moeten komen, want dit betekent wel wat en heeft ook weer effect op allerlei andere zaken ten aanzien van hoe we dit proces goed gaan regelen. Daar moeten we dus goed naar kijken, maar dat begint bij de vraag hoe hoog dat bedrag is.
De heer Jaspers i (BBB):
Begrijp ik nu goed uit de woorden van de staatssecretaris dat de voorhang en de AMvB op dit moment eigenlijk bijna niet uitvoerbaar zijn en dat het wetsvoorstel straks eigenlijk vastloopt op het punt van uitvoerbaarheid?
Staatssecretaris Aartsen:
Nee, de woorden die nu worden gebruikt, zijn wat voorbarig. Ik zeg dat het kabinet voortvarend aan de slag gaat met de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Wij hebben zelf twee voorwaarden gesteld: financiële dekking — die is helaas niet geleverd — en het moet uitvoerbaar zijn. Dat moet nu blijken uit de uitvoeringstoetsen en ook uit de inrichting van die AMvB's. Uit die uitvoeringstoetsen kan blijken dat het totaal onuitvoerbaar is. Dat gebeurt niet zo heel vaak. Vaak zitten die in de meewerkstand in de zin van: als je het nou zo, zo en zo regelt, kunnen wij dat goed uitvoeren. Dat moeten we dan vervolgens laten landen in de AMvB. Dat hele gesprek vindt nu plaats en komt straks ook na de zomer terug. Dan leggen we dat terug bij u, maar ik ben hier dienend en realistisch tegelijk. Ja, we gaan dit wetsvoorstel voortvarend uitvoeren, want we hebben een belangrijke deadline te halen. Die is realistisch, maar wel krap.
De heer Jaspers (BBB):
Maar ik hoor u tegelijkertijd zeggen: ik heb geen budget en we gaan dit wetsvoorstel dus met een dichte beurs uitvoeren.
Staatssecretaris Aartsen:
Dat is wel een dilemma voor mij, want de Kamer heeft mij verzocht om een nette en eerlijke compensatieregeling te maken, zonder dat daar geld bij is gevoegd. Als je besluit om een bepaalde ingangsdatum te hanteren, horen daar ook euro's bij. Dat heeft effect op elkaar. Als we met elkaar willen dat dit wetsvoorstel ingaat per '26/'27, zal daar dus ook geld bij moeten worden gevonden. Dat is inderdaad incidenteel geld, maar dat moet wel gevonden worden. De dekking zoals die in het amendement-Michon staat, is niet deugdelijk; er staat: "zoeken naar een deugdelijke dekking". Dekking binnen de beleidsbegroting IenW is simpelweg niet mogelijk. Dat betekent dat we naar andere mogelijkheden moeten zoeken. Nogmaals, daarbij is de ingangsdatum '26/'27 het voorkeursscenario, maar dat wordt wel een puzzel. En ik zei het al: die puzzel gaan we wat mij betreft goed en voortvarend oppakken. Dat betekent dat wij nu verdergaan met die onafhankelijke expert als het gaat om het vormgeven van die compensatieregeling. Dat doen we samen met de branche en samen met de deskundige. Als we weten wat dat bedrag uiteindelijk zal worden, kunnen we daarvoor inderdaad het dekkingsvraagstuk gaan oplossen.
Even kijken ... Er zijn een aantal vragen gesteld, onder anderen van de heer Jaspers, die zien op datzelfde punt. We weten op dit moment nog niet wat de hoogte is, dus we kunnen op dit moment ook nog niet aangeven of het ons lukt om het volledige bedrag te compenseren. Ik moet daarbij zeggen dat het nadeelcompensatie betreft. Het betreft geen schadeloosstelling. Dus wij compenseren ondernemers die nadeel ondervinden van een wet die op een gegeven moment voorzien is. Nogmaals, dat is ook het standpunt van de landsadvocaat die ons heeft geholpen met de brief die wij op 27 maart naar de Tweede Kamer hebben gestuurd. Die heeft aangegeven: je dient ook rekening te houden met Europese regels rondom staatssteun, en daarin mag niet alles worden betrokken. De eerste grove schattingen — en nogmaals, we weten niet wat het is — komen bij een inwerkingtredingsdatum van '26-'27 uit op 50 miljoen euro eenmalig. Nou, de branche heeft daar een heel ander bedrag bij. We gaan samen met de onafhankelijke expert kijken of we dat bedrag bij elkaar kunnen brengen, en ook dat zal een puzzel worden.
De heer Meijer vroeg mij hoe het kan dat die twee dingen uit elkaar lopen. Dat heeft dus te maken met het verschil van inzicht als het gaat om compensatie versus schadeloosstelling. En de uitgangspunten van IenW zijn daarbij dus ook anders dan die door de branche weergegeven. Wij hopen daar gewoon in goede gesprekken met elkaar uit te komen, dus dat je dat op een goede manier kan doen. Dat is ook iets wat de Tweede Kamer heeft gevraagd. Ook dit zal weer een ingewikkelde puzzel gaan worden.
Voorzitter. De heer De Vries van de SGP vroeg op welke termijn we het voorstel kunnen verwachten van de compensatieregeling en het budget. Wij hopen dat voor het einde van het jaar naar buiten te kunnen brengen, zodat dit weer mee kan in het complete pakketje van de voorhang richting beide Kamers, want ook daar zal dit doorheen moeten. Met gezwinde spoed willen we die invoeringsdatum van 1 juli 2026 halen.
De heer De Vries vroeg mij ook of er een budget voorzien was voor de vuurwerkshows. Op dit moment is er geen budget vanuit de rijksoverheid voorzien voor vuurwerkshows.
Dat waren alle vragen ten aanzien van de compensatie, voorzitter.
Voorzitter. Ik heb de eer om anderhalve week staatssecretaris van IenW te mogen zijn. En ik heb nu al promotie gemaakt tot waarnemend minister van Justitie en Veiligheid, dus ik kijk uit naar de komende anderhalve week, naar hoe dat gaat. Maar ik kom nu graag bij het blokje handhaving en het handhavingsplan dat is toegezegd. We zien gewoon dat dit heel veel emoties oproept in de samenleving, vooral ook bij de politie, bij het OM, bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Die hebben aangegeven voorstander te zijn van het vuurwerkverbod en vragen dus snel duidelijkheid van het parlement, maar vervolgens ook snel duidelijkheid over de betreffende AMvB ten aanzien van het ontheffingsverbod, want op basis daarvan kunnen zij gaan kijken hoe de handhaving moet worden ingericht. Het amendement-Michon-Derkzen heeft ons gevraagd om een specifiek handhavingsplan te maken. Ook daarmee zijn we op dit moment hard bezig. De uitvoeringstoetsen van de ILT, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en ook van de politie vormen daarbij de basis voor ons. De minister van Justitie heeft op dit moment gesprekken met de VNG, de politie, het OM, de ILT, de brandweer, de Douane, de Koninklijke Marechaussee en de gemeenten om te kijken hoe ze alles in werking kunnen stellen. Dat doen ze eigenlijk langs drie verschillende lijnen. De eerste is: hoe zorgen we ervoor dat de jaarwisseling 2025-2026, die nog zal zijn onder de huidige wet- en regelgeving, goed en ordentelijk verloopt? Want inderdaad, ik denk dat dat een normale, of zo goed als normale, jaarwisseling zou moeten zijn. Laten we daar nou niet te veel reuring omheen maken. We moeten er echt de focus op hebben dat dat een reguliere jaarwisseling is, met een opmaat naar de jaarwisselingen daarop. Dat zijn dus de andere twee lijnen: de jaarwisseling vanaf '26-'27 en eventueel veel verder, en wanneer de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal zijn. En het derde spoor is de aanpak van de illegale handel en het misbruik van vuurwerk gedurende het hele jaar.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
U heeft de aanname dat het een gewone reguliere jaarwisseling is, zoals we die de afgelopen jaren ook hebben gehad. Volgens mij hebben we hier allemaal geconstateerd dat het niet heel erg regulier is hoe het tegenwoordig gaat. Dat was vijftien jaar geleden misschien anders. Maar waar baseert u dat precies op, vraag ik via de voorzitter. Ik vraag dat vooral ook, omdat ik twee citaten in mijn spreektekst had, namelijk eentje van Brandweer Nederland en eentje van de politievakbond. Daar doen we het natuurlijk allemaal voor, als ik goed luister naar iedereen. Hen proberen we te helpen. Zij willen dit heel erg graag. Vanwaar dan de aanname dat het het aankomende jaar niet een knalfeest, een laatste eindknaller wordt?
Staatssecretaris Aartsen:
Die wens spreekt het kabinet uit: dat we dat vooral niet doen en vooral een reguliere jaarwisseling hebben. Iedere keer als er zal worden gezegd "let's go out with a bang" of "nog één keer knallen" … Ik vind dat wij politici ook een verantwoordelijkheid hebben om dat sentiment zo veel als mogelijk terug te duwen. Iedere keer als iemand dat hier zegt, zal u in ieder geval vanuit het kabinet horen: nee, dat is niet zo. Het is niet de bedoeling, nadrukkelijk niet de bedoeling, dat dat de mentaliteit in Nederland wordt. Wij spreken dus nadrukkelijk de wens uit dat het "regulier" — ik zal dat tussen aanhalingstekens zetten — wordt, dat we zo veel als mogelijk binnen de bestaande regels blijven zoals we dat gewend waren te doen, en dat niet heel Nederland denkt: huppekee, we mogen nog een keer knallen. Dat zou ik echt onverantwoord vinden. De heer Klaver zei dat net volgens mij terecht. We hebben allemaal een eigen verantwoordelijkheid en dat geldt ook in dezen. Ik zou zo'n jubelstemming in Nederland echt willen voorkomen. Daarvoor staan we met elkaar aan de lat, volgens mij.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat zo'n moreel appel belangrijk is. Ik denk ook dat de politiek en het kabinet ook een norm kunnen stellen in dit land. Tegelijkertijd heeft u en hebben ook de indieners een bevoegdheid om iets te kunnen regelen, om iets niet alleen in woorden maar ook in daden te organiseren de aankomende jaarwisseling. Ik heb net een voorstel gedaan, namelijk om het op te knippen en om de ontheffingsbevoegdheid later in te voeren, zodat we toch al niet alleen in woorden maar ook in daden iets kunnen doen voor de aankomende jaarwisseling. Hoe kijkt u daarnaar?
Staatssecretaris Aartsen:
Met uw goedkeuren kom ik daar zo op terug bij het blokje inwerkingtreding en tijdsplanning. Dan kan ik dat wat verder uiteenzetten. Ik denk dat dat verstandig is. In het handhavingsplan is het in ieder geval de eerste lijn: hoe gaan we om met de jaarwisseling 2025-2026, de aanstaande jaarwisseling? Dan is het nogmaals — ik blijf het herhalen — nadrukkelijk het appel vanuit de regering om het sentiment dat misschien op gaat poppen van "let's go out with a bang", zo veel als mogelijk terug te duwen. Ik denk dat we daar met elkaar een belangrijke taak hebben.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Welke concrete plannen heeft de staatssecretaris om dat te doen?
Staatssecretaris Aartsen:
Dat komt in het handhavingsplan. Voor het einde van het jaar, ik denk zelfs al in de verzamelbrief Vuurwerk, zullen we daar al iets over kunnen zeggen. Dat zal deze zomer komen.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Kunt u misschien al een tipje van de sluier oplichten? Hoe gaat de regering een appel doen op de samenleving om met de laatste oud en nieuw waar men vuurwerk mag afsteken, daar niet veelvuldig gebruik van te maken?
Staatssecretaris Aartsen:
Vindt u het goed als ik daar in tweede termijn op terugkom? Nogmaals, ik zit nog in mijn inwerkperiode als staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat. Om er ook nog het inwerkdossier JenV bij te pakken is misschien wat overdreven voor de eerste termijn, maar in tweede termijn gaat me dat lukken. Dan kom ik daar, met uw goedkeuren, op terug.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Uiteraard.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank daarvoor. Dan komen we daarop terug.
Nogmaals, dat zijn de drie sporen: de jaarwisseling '25/'26 zo goed en regulier mogelijk te laten verlopen en vervolgens de opmaat naar de inwerkingtreding en de aanpak van illegale handel. Dat is dan langs de lijnen preventie, opsporing en handhaving, aanpak in de grensregio's, zeg ik er ook maar even bij, en samenwerking met EU-lidstaten, want daar is wat dat betreft ook veel te halen. Op het moment dat onze voorstellen ten aanzien van het handhavingsplan gereed zijn, worden nog tijdens de zomer de uitvoeringstoetsen gestart en zullen we deze plannen waar nodig aanvullen. Wanneer zij gereed zijn, zullen zij ook in het pakketje van de zware voorhang naar de beide Kamers worden gestuurd.
De heer Talsma van de ChristenUnie-fractie vroeg mij of het klopt dat de politie verwacht dat zij straks meer tijd zullen hebben voor de opsporing van overtreders dan zij nu hebben. Het antwoord daarop is: ja, dat is inderdaad de verwachting van de politie. Zij hebben de overtuiging, waarvan ik denk dat die klopt, dat zo'n totaalverbod in de loop van de tijd gaat zorgen voor een rustiger verloop van de jaarwisseling, voor beheersbaardere situaties en minder onverwachte situaties, zodat zij ook beter kunnen anticiperen op zaken en ook de opsporing meer tijd en aandacht kunnen geven. Ook dit zal moeten blijken uit de uitvoeringstoets van de politie die deze zomer wordt uitgevraagd.
De heer Jaspers van de fractie van de BBB vroeg mij hoe de minister denkt dat de handhavers op straat in een fractie van een seconde kunnen beoordelen of iets F1- of F2-vuurwerk is. F1 en F2 zijn niet zo heel moeilijk om uit elkaar te houden. F1 zijn inderdaad knalerwten en die dingen waar je aan trekt en dan "poef" doen, op de kermis. F2 is het siervuurwerk. Ik denk dat de heer Jaspers bedoelde hoe we siervuurwerk, knalvuurwerk en illegaal vuurwerk uit elkaar kunnen houden. Die vraag lees ik zo. Ik denk dat dat nog steeds ingewikkeld zal worden. Tegelijkertijd kun je met dat totaalverbod en helemaal met die ontheffing, als je die goed organiseert, dat onderscheid natuurlijk wel een stuk eenvoudiger maken, omdat alles wat niet binnen die ontheffingslocatie valt in beginsel natuurlijk illegaal is. Dat uitgangspunt van de politie is volgens mij logisch. We moeten ook niet denken dat het van de ene op de andere dag makkelijker gaat worden voor iedereen, maar de politie verwacht wel een rustigere jaarwisseling op lange termijn en ook duidelijkheid over waar het naartoe zal gaan.
Dan vroeg de heer Jaspers mij nog hoe het zal zijn in de grensstreken en of er geen ongereguleerd gebruik van buitenlands vuurwerk zal komen. Het eerlijke antwoord is natuurlijk dat dat op dit moment ook al het geval is en dat we niet volledig kunnen voorkomen dat Nederlanders in het buitenland vuurwerk dat nu ook al illegaal is gaan kopen. Er worden op dit moment al steekproefsgewijs informatiegestuurde controles rondom de binnengrenzen gedaan gedurende en in aanloop naar de jaarwisseling. We zullen de grensregio's in het handhavingsplan meenemen. Ik denk dat dat ook een stukje erkenning is. Die grensregio's zijn echt specifieke gebieden. Ik woon zelf op fietsafstand van de Belgische grens. Daar is inderdaad een andere situatie dan in de binnenstad van Amsterdam, van Den Haag of in het gebied in Scheveningen. Daar zullen we dus heel bewust in de handhavingsplannen aandacht voor hebben.
Dan vroeg de heer Meijer aan de minister van Justitie en Veiligheid hoe die in het algemeen aankijkt tegen de bredere problematiek van geweld en het gezagsprobleem in de samenleving. Ik denk dat hier het eerlijke antwoord is dat dat inderdaad een groot, groot probleem is en dat we met een vuurwerkverbod niet alle problemen in de samenleving opgelost hebben. Wel zou het natuurlijk zo kunnen zijn dat het gezag weer aan sterkte kan winnen, omdat we nu zien dat allerlei burgemeesters proberen lokale verboden op te leggen en die massaal genegeerd worden. Dat doet natuurlijk ook iets met het gevoel van gezag en de vraag of dat nog een beetje body heeft. Dit zou er dus aan kunnen bijdragen, helemaal als er uiteindelijk een rustigere jaarwisseling zal komen met dit verbod.
De heer Meijer vroeg nog een algemene reflectie. Ik denk dat dit inderdaad in dat handhavingsplan terug zal moeten komen. Je zult op meerdere plekken tegelijk aan het werk moeten. Dat is uiteindelijk ook het achterliggende idee van dat handhavingsplan waar de Tweede Kamer om heeft gevraagd. Het gaat zich niet vanzelf in één keer goed oplossen. Daar moet echt hard aan gewerkt worden en dat gebeurt dan ook.
De heer Rietkerk vroeg mij of de regering van mening is dat de wet uitvoerbaar is zonder uitbreiding van politie, handhaving en toezicht. Het eerlijke antwoord is dat wij op dit moment geen reden zien om het niet uitvoerbaar en handhaafbaar te laten zijn. De politie en het OM zijn op dit moment al voorstander van het vuurwerkverbod en denken ook dat de ontheffingsmogelijkheid kan bijdragen aan die geleidelijkheid, aan dat draagvlak in de samenleving. Op dit moment is het beeld dus niet dat het onuitvoerbaar of niet handhaafbaar zou zijn. Dat moet ook blijken uit de uitvoeringstoetsen die deze zomer zullen worden aangevraagd op het handhavingsplan en op de AMvB's die worden ingediend.
De heer Rietkerk vroeg of toezicht en handhaving ook online zullen plaatsvinden. Jazeker. In het handhavingsplan zal niet alleen gefocust worden op fysieke handhaving, maar zullen we ook toezicht en handhaving online meenemen.
De heer Rietkerk vroeg wat de oplossing is voor de beperkte capaciteit van de grenscontroles. Op dit moment wordt de grenscontroles informatie gestuurd. In het handhavingsplan zit nadrukkelijk support ten aanzien van de grensregio's. Die hebben een goede aandacht. Maar 100% controle op alle wegen vanuit België en Duitsland is simpelweg niet mogelijk. Dat is een van de redenen waarom in het handhavingsplan van de minister van Justitie en Veiligheid het punt van de Europese aanpak, de bronaanpak, is opgenomen.
Dat is ook gelijk de andere vraag: hoe houden we illegaal vuurwerk tegen, moeten we dat niet aan de bron aanpakken? Het antwoord daarop is "ja". Nederland heeft samen met Frankrijk het initiatief genomen om een non-paper op te stellen om ervoor te zorgen dat we veel strenger kunnen handhaven en om de aanpak van professioneel zwaar vuurwerk, F4-vuurwerk, mogelijk te maken. De eerste uitkomsten daarvan verwachten wij dit najaar.
Wat betekent het voor de politie dat er verschillende regels voor vuurwerk gelden binnen verschillende gemeentes? Dat is een vraag van het CDA. Die refereert vooral aan de bestaande praktijk, waarin er verschillende vuurwerkvrije zones zijn en er gemeenten zijn die een totaal afsteekverbod hebben op gemeentelijk niveau. Dan heb je dus weer die lappendeken. Vanuit die lappendekengedachte hebben we in de AMvB als uitgangspunt voor de ontheffingsmogelijkheid opgenomen om zo veel mogelijk te streven naar nationale uniformiteit op zaken die noodzakelijk zijn, zodat je niet weer overal verschillende afstandsnormen, regels, kilo's et cetera gaat krijgen. Het moet voor de politie goed handhaafbaar zijn op nationaal niveau.
De heer Rietkerk vroeg of strenger straffen hier nog soelaas in zal bieden. De strafrechtelijke handhaving valt op dit moment onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie laat weten dat het geen directe aanleiding ziet om op dit moment de strafvorderingsrichtlijn aan te passen, omdat die in de praktijk goed wordt toegepast. Dat komt doordat het OM al hogere straffen eist, met een verhoging van 200% als uitgangspunt, op het moment dat er geweldsdelicten worden gepleegd tegen hulpverleners.
Mevrouw Van Aelst-Den Uijl vroeg of er nog extra geld beschikbaar komt voor de handhaving. Wij denken dat dit wetsvoorstel kan leiden tot een vereenvoudiging van de handhaving en tot meer rust en ruimte bij de handhaving. Uiteindelijk moet het geschieden vanuit de bestaande capaciteit. Het is aan de lokale driehoek om specifiek te kijken of extra inzet noodzakelijk is en waar die dan zou moeten komen.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
In alle eerlijkheid verontrust deze reactie ons een klein beetje, ook gezien de brief die de politie op 18 juni heeft gestuurd over het feit dat zij nu 800 miljoen tekortkomt in haar capaciteit, door de inflatiecorrectie en dergelijke. U stelt dat het allemaal prima uit het huidige budget kan, maar dat idee hebben wij niet.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik denk dat dit een breder debat is dan over de politie- en de veiligheidsinzet. Ten aanzien van dit specifieke wetsvoorstel ziet het kabinet geen aanleiding om extra capaciteit uit te trekken, behalve natuurlijk de algemene lijn die de minister van Justitie en Veiligheid op dit dossier voert.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl vroeg mij nog hoe de veiligheid bij postbedrijven en hun medewerkers wordt gegarandeerd. De minister van Justitie en Veiligheid heeft begin dit jaar de Tweede Kamer geïnformeerd over een integrale aanpak ten aanzien van post- en koeriersbedrijven en het samen aanpakken van illegaal vuurwerk dat wordt verzonden via post. De verschillende post- en koeriersbedrijven zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid, ook richting hun medewerkers. Er wordt op dit moment veel gedaan om vuurwerk en pakketten met andere illegale inhoud te onderscheppen. Er wordt ingezet op samenwerking met politie, douane, de Inspectie voor de Leefomgeving en het Openbaar Ministerie.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl vroeg ook wat er overblijft van de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid van de wet als er veel ontheffingen bestaan. Dat is precies de balans die we zo meteen proberen te vinden, tussen enerzijds de beleidsvrijheid van burgemeesters — want dit kan namelijk gaan over een beperking van het aantal beperkingen of juist het verlenen van heel veel ontheffingen — en anderzijds wat je op nationaal niveau moet organiseren in die AMvB. Zo willen we voorkomen dat het amendement zelf, met de ontheffingsmogelijkheid, destructief uitwerkt op het wetsvoorstel. Dat is ook de nadrukkelijke wens van de indieners van het wetsvoorstel. De regering zal zich daar ook toe moeten verhouden.
Tot slot op dit punt nog de vraag hoe we ervoor gaan zorgen dat we niet nog meer illegaal vuurwerk krijgen. Dit loopt langs meerdere sporen, te beginnen bij het internationale spoor en de grensregioaanpak. Uiteindelijk hebben we als samenleving ook zelf een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat dit wetsvoorstel niet juist leidt tot meer illegaal vuurwerk. Aan de ene kant ligt die verantwoordelijkheid bij ons, met het handhavingsplan, samenwerking en internationale afstemming, maar het is natuurlijk ook een verantwoordelijkheid van de samenleving.
Voorzitter. Dan het punt van de inwerkingtredingsdatum en de planning. Ik heb zojuist geschetst wat de hobbels en ingewikkeldheden zijn bij de drie voorwaarden die de Tweede Kamer heeft gesteld aan de regering, ten aanzien van de uitvoering van dit wetsvoorstel voordat deze in werking zou mogen treden. Ik heb ook aangegeven dat de regering zelf twee voorwaarden heeft geformuleerd ten aanzien van haar standpunt en dat het eerste onderdeel, de financiële dekking, nog niet is ingevuld. Desalniettemin zullen wij voortvarend aan de slag gaan met de uitvoering van dit wetsvoorstel. Wij streven ernaar, en zullen daarvoor alles op alles zetten, om de invoeringsdatum op 1 juli 2026 te laten uitkomen, zodat het wetsvoorstel in werking kan treden met de jaarwisseling 2026-2027. Daarvoor zetten we alles op alles, maar ik zeg er wel realistisch bij dat het krap is.
Ik denk dat er drie scenario's zijn te schetsen. Mevrouw Thijssen en de heer Van Meenen vroegen daar al naar. Het eerste scenario is een inwerkingtreding per direct, dus bij de jaarwisseling van 2025-2026. Dat is om een aantal redenen simpelweg niet mogelijk. Ten eerste vanwege een politieke reden: er ligt een uitspraak van de Tweede Kamer waartoe wij ons als regering dienen te verhouden. In die uitspraak staat dat het wetsvoorstel niet voor 2026 in werking mag treden. Daarnaast is er ook een amendement aangenomen dat ons vraagt om eerst de uitwerking van het amendement-Bikker vorm te geven, met de ontheffingen. Daarin wordt gevraagd om eerst de nadere compensatie vorm te geven en om het handhavingsplan op te stellen. Als beide zijn vormgegeven, moeten ze met zware voorhang worden teruggelegd bij beide Kamers. Dat kost tijd. We dienen zorgvuldige wetgeving te maken en in gesprek te gaan met alle partijen. Daar hebben we simpelweg een dik jaar voor nodig voordat we het wetsvoorstel in werking kunnen laten treden. Daarnaast is het zo dat door de branche op dit moment al is ingekocht voor het komende jaar. Dus als je nu zou besluiten om het wetsvoorstel al in 2025 te laten ingaan, dan is de benodigde compensatie aanzienlijk hoger dan wanneer je 2026-2027 kiest. Alles bij elkaar opgeteld lukt het dus niet om het wetsvoorstel nu al in werking te laten treden.
Voorzitter, als u het goedvindt, maak ik het punt nog even af. Een van de andere opties is — en dat is de voorkeursoptie van de regering en de wens van de Tweede Kamer — om dit wetsvoorstel op 1 juli 2026 in te laten gaan, voor de jaarwisseling van 2026-2027. Daarvoor zetten we alles op alles. Ook daar kan ik helaas geen garantie op geven, want de planning is zeer krap. Ik heb die planning ook met uw Kamer gedeeld. Er zijn ook echt nog een aantal hobbels te nemen, waaronder de financiële dekking van de compensatieregeling. We hebben dat aan de voorkant ook aangegeven. Maar dit is wel ons streven.
Een andere optie is dat het verbod pas bij de jaarwisseling '27/'28 zal ingaan. Die optie is wat ons betreft zeer, zeer, zeer onwenselijk. Ik kan het niet vaak genoeg benadrukken. Ik denk dat die niet uit te leggen is aan de politie-, brandweer- en ambulancemedewerkers en heel veel andere mensen. Nogmaals, die optie vind ik zeer onwenselijk. Tegelijkertijd kan ik geen garantie geven dat het gaat lukken om al die complexiteit vorm te geven. Laat ik maar nog maar eens helder zijn: ons streven als kabinet is om het wetsvoorstel te laten ingaan in 2026/2027. Daarbij gaan we ons uiterste best doen om alle voorwaarden die zijn gesteld door de Tweede Kamer, in zware voorhang hier, zo spoedig mogelijk terug te leggen.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Er is een optelsom aan redenen om toch voor volgend jaar te kiezen, terwijl de uitvoerende diensten er naar mijn idee naar snakken om het nu al te doen. Een van de redenen is politiek draagvlak. Er is echter ook een motie in de Tweede Kamer aangenomen, die juist opdraagt om zo spoedig mogelijk met de AMvB naar de Kamers te komen. Ik vraag toch nog een keer opnieuw: is het mogelijk dat er zo snel mogelijk een AMvB komt, zoals wordt gevraagd in de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen. Dat is dan dus zonder die compensatieregeling erin en zonder de ontheffingsmogelijkheid. Ik hoor bij de redenen die worden aangedragen namelijk ook dat dit de twee bottlenecks zijn voor een snelle invoering. Is dat toch mogelijk? Want er is ook een politieke meerderheid die hierom vraagt.
Staatssecretaris Aartsen:
In onze ogen zijn die twee moties niet strijdig met elkaar, maar liggen ze in elkaars verlengde. De Tweede Kamer heeft gezegd dat ze niet wil dat het wetsvoorstel ingaat voor 2026. We willen tevens dat het wetsvoorstel daarna zo snel als mogelijk zal ingaan. Die twee verzoeken liggen in elkaars verlengde. Er is ook een meerderheid die een amendement heeft aangenomen waarin staat dat deze zaken niet alleen geregeld moeten zijn, voordat het koninklijk besluit wordt genomen om het wetsvoorstel te laten ingaan, maar dat het voorstel ook in zware voorhang terugkomt, zodat beide Kamers er nog positief over moeten stemmen. Niet in lichte voorhang dus, maar in zware voorhang. Dat is niet alleen iets waartoe wij ons moeten verhouden, maar het is gewoon onderdeel van de wet. Die optelsom, in combinatie met het feit dat er geen dekking is geregeld in het wetsvoorstel en in combinatie met het feit dat er op dit moment al vuurwerk is ingekocht, maakt het dat wij het niet mogelijk achten om het wetsvoorstel bij de komende jaarwisseling te laten ingaan.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb de heer Klaver horen zeggen dat het technisch wel mogelijk zou zijn om zo'n knip te maken. Is het mogelijk dat er een brief komt vanuit het ministerie, waarin wat meer uitleg wordt gegeven over hoe zo'n modulair systeem wel mogelijk zou zijn? Ik begrijp namelijk dat het technisch wel kan, dus ik zou het interessant vinden om het wel mee te nemen in zo'n handhavingsplan, zodat we bij de uitvoeringstoets horen hoe men daarop reflecteert.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik ben altijd bereid om dingen toe te zeggen, maar ik zou deze willen afhouden. Ik denk dat we dan echt valse verwachtingen gaan wekken. Ik heb mij als bewindspersoon voorgenomen om zo veel als mogelijk toe te zeggen en mee te bewegen, maar ik probeer altijd wel realistisch te zijn. De zaken die ik net noemde, nopen ertoe dat het simpelweg niet mogelijk is voor ons om het wetsvoorstel zo snel te laten ingaan. Het kan zijn dat de meerderheid van de Eerste Kamer dat wel zou willen. Nogmaals, dan hebben we te maken met het amendement en een uitspraak van de Tweede Kamer. Dat brengt de regering in een heel ingewikkelde positie. Vandaar dat wij op dit moment kiezen voor de meest realistische lijn. Dat is namelijk: zorgvuldige wetgeving, alles op alles zetten en een zeer krappe tijdsplanning. We gaan er echter vol voor om het wetsvoorstel te laten ingaan in 2026/2027.
De voorzitter:
Mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren en 50PLUS.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik wil inzoomen op het laatste argument van de staatssecretaris voor de voorgestelde planning van '26/'27. Dat is dat de compensatie duurder zou uitpakken als het verbod dit jaar al zou ingaan. Kijk eens naar de optelsom van de kosten die worden gemaakt bij een "reguliere" jaarwisseling: de maatschappelijke kosten die worden gemaakt door ziekenhuizen, door de politie, door alle hulpverleners. Dan heb ik het nog niet eens over persoonlijk leed. Als je de maatschappelijke kosten optelt die worden gemaakt tijdens een "reguliere" jaarwisseling, dan kom je al snel uit op die 100 miljoen die het verschil is tussen de compensatieregeling in 2025 of 2026. Uiteindelijk is het eigenlijk goedkoper. Ik wil helemaal geen financiële argumenten gebruiken, maar de staatssecretaris gebruikte dit argument. Ik wil daarop terugkomen. Uiteindelijk is het dus voor de samenleving goedkoper om het vuurwerkverbod dit jaar te laten ingaan. Kan de staatssecretaris daarop reageren?
Staatssecretaris Aartsen:
Laat ik vooropstellen dat ik het ook heel vervelend zou vinden als financiële argumenten meewegen in wanneer het wetsvoorstel dient in te gaan. Maar ook ik moet me daartoe verhouden. Dat is denk ik terecht. Het geld zal ergens vandaan moeten komen. We kunnen geen verstoppertje met elkaar spelen en net doen of dat niet nodig is.
Een van de voorwaarden is een nette en eerlijke compensatiemogelijkheid. Ik vind het al vrij ingewikkeld dat een Tweede Kamermeerderheid tegen mij als staatssecretaris zegt: u moet een nette en eerlijke compensatieregeling instellen. Mijn voorganger heeft tot twee, drie, vier of vijf keer toe gezegd: dan dient u daar financiële dekking voor te vinden. We hebben daar een indicatie voor gegeven. De Tweede Kamer heeft besloten om daar geen financiële dekking bij te vinden, maar een dekking aan te wijzen die niet mogelijk is, namelijk een dekking via de begroting van IenW. Dat maakt het voor ons heel ingewikkeld. Nogmaals, dat is voor ons geen belemmering en ook niet het doorslaggevende argument, maar het is wel een argument en iets wat uiteindelijk ergens opgelost dient te worden. Het is een van de argumenten.
Een ander argument is de politieke uitspraak in de Tweede Kamer en de uitvoerbaarheid van de ontheffingsmogelijkheid. Ook burgemeesters en politie zeggen: wacht even, want we hebben tijd nodig om alles in te regelen en om goed te kijken hoe we dit doen. Het handhavingsplan is daar een onderdeel van. Het eerlijke antwoord is hier ook dat niet alle dingen tegelijkertijd zullen kunnen en dat we ergens een balanceeract met elkaar moeten uitvoeren. Dat is het pallet dat op mijn bord is gelegd. We gaan oprecht proberen ons best daarvoor te doen, maar wel op een realistische manier. U zou mij terecht kunnen vragen terug te komen naar deze Kamer als … O nee, volgens mij kan dat hier in de Eerste Kamer niet.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dat kan wel!
Staatssecretaris Aartsen:
O, kan het wel? Nu moet ik echt gaan oppassen. U zou mij terecht hier terugvragen op het moment dat ik hier zoete broodjes bak en het achteraf allemaal anders blijkt te zijn. Ik vind dat het mijn verantwoordelijkheid is, al is dat geen populaire boodschap, om hier realisme neer te zetten.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik ken nog wel een paar potjes op de rijksbegroting waar we dit uit zouden kunnen financieren, zoals reserveringen voor kernenergie of fossiele subsidies. Volgens mij zijn er zat potjes om hiervoor dekking te vinden.
Een andere vraag aan de staatssecretaris. Ik kan me niet voorstellen dat de collega's in de Tweede Kamer hebben bedoeld om het risico te nemen dat de aankomende jaarwisseling onveilig plaatsvindt. Ik zou me dus kunnen voorstellen dat de Tweede Kamer de staatssecretaris en de regering de ruimte biedt om een eigen verantwoordelijkheid te nemen om in de planning van de invoering van deze wet een eigen keuze te maken. Dat kan bijvoorbeeld door het voorstel van GroenLinks-PvdA uit te werken en te kijken of er een knip kan worden gemaakt tussen de invoering van de wet en de uitzonderingen voor gemeentes. Dat is een eigen verantwoordelijkheid van het kabinet, dat eigen politieke afwegingen kan maken. Is de staatssecretaris bereid om die afweging te heroverwegen en te kijken of het toch mogelijk is om de wet voor deze oud en nieuw te laten ingaan en de uitzonderingen voor een latere oud en nieuw vorm te geven?
Staatssecretaris Aartsen:
Nee, daar ben ik niet toe bereid. Ik denk oprecht dat ik dan de Tweede Kamer zou schofferen. Ja, technisch gezien is artikelsgewijze inwerkingtreding mogelijk. De kern van deze wet is het verbieden van consumentenvuurwerk. De senator zegt dat ze het zich niet kan voorstellen, maar toch heeft de Tweede Kamer dit gezegd: voordat u het koninklijk besluit slaat waarmee dit wetsvoorstel in werking treedt, dient u een drietal zaken te hebben geregeld. Dat zijn een eerlijke compensatiemogelijkheid, een handhavingsplan om de jaarwisseling goed en veilig te laten verlopen — waarin overigens ook de komende jaarwisseling is opgenomen — en een ontheffingsmogelijkheid, het amendement-Bikker. Die drie zaken moeten niet alleen geregeld worden, maar moeten ook nog een keer worden teruggelegd in beide Kamers. Beide Kamers moeten daar hun akkoord op geven. Dat is een vrij stevig signaal van de Tweede Kamer, waar ik als regering aan gebonden ben.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Visseren.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Hoe kijkt de staatssecretaris hier zelf naar? Hoe kijkt hij zelf naar de aankomende jaarwisseling, gelet op de planning voor deze wet?
Staatssecretaris Aartsen:
Nogmaals, het kabinet maakt zich daar inderdaad zorgen over. Daarom heeft de minister van Justitie ook gezegd dat hij op meerdere sporen tegelijk zal zorgen voor een goed handhavingsplan, zodat we ervoor zorgen dat de komende jaarwisseling goed verloopt. Intussen gaan we alles op alles zetten, in een zeer, zeer krappe tijdsplanning, om ervoor te zorgen dat een ingewikkeld wetsvoorstel in werking kan treden op 1 juli 2026. Daar is op dit moment alles voor in werking gezet. Dat moet lukken conform de planning, maar dan moet er niks tegenzitten. We gaan er echter onze uiterste best voor doen. Dat is, denk ik, wat haalbaar is. En het doet recht aan de zeer strikte voorwaarden die aan het kabinet zijn gesteld door de Tweede Kamer voordat wij het koninklijk besluit mogen slaan.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank, voorzitter. Mevrouw Thijssen en de heer Talsma vroegen mij met welke partijen wij in gesprek zijn over de AMvB. Dat zijn de VNG, de Inspectie Leefomgeving en Transport, de politie, het Openbaar Ministerie, de provincies, de gemeenten, de brandweer, het Genootschap van Burgemeesters, de vuurwerkbranche zelf en natuurlijk de buurtverenigingen. Dat gebeurt in brainstormsessies met individuele gesprekken, waarbij het net compleet wordt opgehaald. Wij streven ernaar om de concept-AMvB deze zomer aan te bieden voor de uitvoeringstoetsen, zodat we snel kunnen starten met de openbare internetconsultatie.
Mevrouw Thijssen vroeg wanneer we het handhavingsplan en de compensatieregeling kunnen verwachten. Wij hopen beide voor het einde van het jaar naar u toe te kunnen sturen, zodat ook daar duidelijkheid over is en ook die in het mandje van de zware voorhang terecht kunnen komen.
De heer Jaspers vroeg mij of er deze zomer nog uitvoeringstoetsen komen. Ja, die komen er. Die worden gedaan door de Inspectie Leefomgeving en Transport, de politie en de VNG.
Voorzitter. Dat was het blokje planning en tijdpad. Dan kom ik nu bij het blokje overig. Dat is altijd het leukste blokje, want dat betekent dat het einde van deze termijn van de zijde het kabinet in zicht is.
Mevrouw Visseren vroeg mij welke conclusie het kabinet trekt over de weinig succesvolle vuurwerkcampagnes van de afgelopen jaren en of wij jongeren weer gaan voorlichten over het dragen van een vuurwerkbril. De campagnes die wij voeren worden jaarlijks geëvalueerd. Hieruit komt naar voren dat de doelgroep die het betreft bereikt wordt. In het afgelopen jaar was er een lichte daling te zien van de letselschade, maar ook is gebleken dat nog onvoldoende mensen een vuurwerkbril dragen. Daarom zullen wij de campagne voor het dragen van een vuurwerkbril de komende tijd doorzetten.
Mevrouw Visseren vroeg mij ook welke maatregelen het kabinet neemt tegen vuurwerk dat niet voldoet aan de veiligheidseisen. Wij zien op dit moment toe op strenge kwaliteitseisen. De ILT voert testen uit om te kijken of het vuurwerk deugdelijk is. Wanneer het vuurwerk niet door de controle komt en wordt afgekeurd — de aantallen die we laatst hebben gezien vinden wij zorgelijk — moet dit op kosten van de vuurwerkbranche uit de markt worden gehaald en worden vernietigd. Daarnaast zet ik mij op internationaal niveau in om de conformiteitsprocedures beter te regelen, maar dat zal een langetermijntraject vergen.
De heer De Vries vroeg nog of een hogere leeftijdsgrens is gesteld. Volgens mij was dat een vraag aan de initiatiefnemers, maar hij heeft hem formeel ook aan mij gesteld, dus ik moet de vraag dan formeel verwijzen naar de initiatiefnemers. Hetzelfde geldt voor de vraag over het subsidiariteitsbeginsel. Daarmee heb ik deze vragen afgedaan.
De SP vroeg wat dit toevoegt aan het bestaande verbod. Is de samenleving hier wel klaar voor? Volgens mij hebben de initiatiefnemers hier ook al heel veel over gezegd. Uiteindelijk zal dit iets van gewenning in de samenleving zijn, waarbij we er wel voor moeten zorgen dat we dit goed organiseren en dat de uitvoering goed loopt. We kunnen dit maar één keer goed doen, dus daar moeten we echt ons best voor gaan doen.
De heer Talsma vroeg of de definitie van "gespecialiseerde kennis" op dit moment is opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Deze definitie zal verdwijnen en worden vervangen door een EU-richtlijn. Hij vroeg ook of dat nog consequenties heeft. Ik kan u zeggen dat dat in beginsel geen verandering teweeg zal brengen. De heer Klaver heeft dat ook gezegd. Op dit moment worden personen met gespecialiseerde kennis al in het Vuurwerkbesluit aangewezen.
De voorzitter:
De heer Talsma namens de ChristenUnie.
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Het is helemaal waar wat de staatssecretaris zegt, maar de vraag is of de personen die in het Vuurwerkbesluit zijn aangewezen, straks ook als personen met bijzondere, gespecialiseerde kennis zijn aangewezen. Kan de staatssecretaris bevestigen wat de verdediger, de heer Klaver, heeft gezegd, namelijk dat dat het geval zal zijn en dat in de nieuwe AMvB dezelfde categorieën als die in het Vuurwerkbesluit staan aangewezen, ook weer als personen met gespecialiseerde kennis zullen worden aangewezen?
Staatssecretaris Aartsen:
Deels. Dat het hetzelfde blijft, kan ik bevestigen. De AMvB op de ontheffingsmogelijkheid ziet nadrukkelijk — dat staat ook in het amendement-Bikker — op mensen die juist geen deskundige kennis hebben. Het gaat dan om F2-vuurwerk. Daar zal de AMvB over gaan. Maar wat betreft uw vraag over gespecialiseerde kennis, F4: daar gaan we niets aan veranderen. Ik volg dezelfde lijn als de heer Klaver.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Ik houd me dan maar vast aan dat laatste, namelijk dat daar niks aan verandert. Maar het is niet zo dat de AMvB een ander punt is. Er staat namelijk in het wetsvoorstel dat personen met gespecialiseerde kennis zullen worden aangewezen bij AMvB. Of dat AMvB 1, 2 of 22 wordt, maakt mij niet zoveel uit, maar er komt op basis van dit wetsvoorstel een AMvB waarbij personen met gespecialiseerde kennis worden aangewezen. Ik begrijp de staatssecretaris dus goed dat iedereen die nu is aangewezen in het Vuurwerkbesluit, straks ook onderdeel zal uitmaken van die AMvB?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja, daar kunt u van uitgaan. Ik maakte net alleen nog even het onderscheid met de ontheffingsmogelijkheid en F2, omdat dat echt iets anders is. Maar het loopt een beetje door elkaar heen. Vandaar dat ik voor mijzelf ook geprobeerd heb om dat onderscheid heel strak te houden.
De heer Jaspers vroeg of ik kan toezeggen dat carbidschieten buiten schot zal blijven bij dit vuurwerkverbod. Carbidschieten valt op dit moment niet onder de vuurwerkregeling en zal dan ook geen onderdeel uitmaken van dit vuurwerkverbod. Ik kan u tevens melden dat de regering ook niet werkt aan een carbidverbod. Als u een beetje googelt op deze staatssecretaris, dan zult u kunnen concluderen dat dat in de voorziene periode ook niet zal gaan gebeuren.
Dan over de communicatie en de vraag of het kabinet werkt aan eventuele alternatieven voor de invulling van de jaarwisseling. Ik denk dat dit bij uitstek iets is wat de samenleving zelf zal moeten organiseren. Het wordt heel ingewikkeld als wij vanuit de regering gaan voorschrijven wat mensen op oudejaarsavond met elkaar moeten gaan doen. Dat kunnen mensen prima zelf.
Mevrouw Van Aelst vroeg of er nog andere leuke dingen gedaan zouden kunnen worden in die periode. Ook met dit wetsvoorstel blijven professionele vuurwerkshows mogelijk. Door de ontheffingsmogelijkheid zet het wetsvoorstel ook in op lokale buurtverenigingen en de kracht die daarvan uitgaat.
Is het kabinet bereid om voor een nieuwe traditie wel geld ter beschikking te stellen? Ook daarvoor verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden. Het is niet aan het kabinet om nieuwe tradities uit te vinden. Wij zullen daar ook geen geld voor uittrekken.
Dan de laatste vraag. Dat is de vraag van de heer Van Meenen, namelijk of knalerwten nog zouden mogen. De heer Klaver heeft daar een keurig antwoord op gegeven, ware het dat wij niet zeker weten of uw dochter — excuus, kleindochter — wel 12 jaar of ouder is. Ik wijs erop dat het afsteken van F1-vuurwerk is toegestaan vanaf een leeftijd van 12 jaar. U moet dus, voordat we definitief namens de regering kunnen bevestigen of uw kleindochter nog knalerwten mag afschieten, nog wel even duidelijk maken of zij boven de 12 jaar is.
De voorzitter:
De heer Talsma namens de ChristenUnie.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Ik hoorde de staatssecretaris de laatste vraag beantwoorden, maar ik hoop dat hij in zijn mapje toch ook nog de vraag over de evaluatie heeft. Ik heb namelijk aan de staatssecretaris gevraagd: kunt u toezeggen dat deze wet geëvalueerd gaat worden? Dat is voor mijn fractie van groot belang, al was het maar omdat dat mij in tweede termijn misschien een motie bespaart.
Staatssecretaris Aartsen:
Het is inderdaad gebruikelijk om dat in een wetsvoorstel te regelen. Ik weet zelf ook — we zijn hier toch onder elkaar — dat het gebruikelijk is om dat vooral niet in het wetsvoorstel te regelen, zodat je in de onderhandelingen met de Tweede Kamer nog iets kunt weggeven als initiatiefnemers. Nou ja, de heer Klaver en mevrouw Ouwehand hebben volgens mij goed onderhandeld, want dit punt hebben ze niet weg hoeven geven in de Tweede Kamer. Maar bij dit type wetgeving, dat zo complex is, kan ik me heel goed voorstellen dat het zeer verstandig is om een evaluatie op te nemen. Ik kan u bij dezen toezeggen dat we dat doen. Wij zullen terugkomen op de vraag welk tijdpad daarvoor verstandig is; dat kan ik nu even niet bepalen. Daarop komen we in de verzamelbrief Vuurwerk nog even terug.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik wil nog één poging wagen wat betreft de ontheffing. Die zit ons eigenlijk in de weg voor een inwerkingtreding per aankomende oud en nieuw. Kan de staatssecretaris een AMvB verzinnen, ontwikkelen of voorstellen die nu, op de korte termijn, die ontheffing op een andere manier regelt dan op de langere termijn, zodat we voor de aankomende jaarwisseling de wet in werking kunnen laten treden? Kunnen we die AMvB op hoofdlijnen vormgeven, bijvoorbeeld op de korte termijn, zodat we voortgang kunnen boeken voor het einde van het jaar?
Staatssecretaris Aartsen:
Hoe graag ik het ook zou willen, ik moet helaas aangeven dat dat niet mogelijk is. Het is namelijk een zeer complex amendement dat echt heel veel voeten in de aarde heeft. Ik heb dat net in dat blokje proberen te schetsen. Je gaat een ontheffing geven aan mensen die vuurwerk mogen gaan afsteken in een periode waarin dat verboden is. Je moet dus zaken regelen wat betreft hoeveel vuurwerk er gekocht mag worden en door wie. Er moet worden geregeld dat dat niet wordt verhandeld in de tussenliggende periode waarin mensen in het bezit van dat vuurwerk zijn. Er zal natuurlijk een enorme druk ontstaan om bij die buurtverenigingen nog stiekem wat potten te kopen. We moeten de opslag goed organiseren. We moeten de afsteekprocedures goed organiseren. Dit vraagt om echt heel veel uitwerking. Dat gaat lukken, want we werken daarvoor met heel veel mensen samen. Burgemeesters hebben hun steun toegezegd. Gemeentes hebben hun steun toegezegd. Handhavende instanties hebben hun steun toegezegd. Maar we kunnen nu niet zeggen: laten we dat even op hoofdlijnen doen. Dat is de inhoudelijke route.
Wat betreft de puur procedurele route heeft de Tweede Kamer gezegd, ook per amendement: u mag dit wetsvoorstel niet eerder in werking laten treden dan wanneer u de complete AMvB heeft georganiseerd en zwaar heeft voorgehangen in beide Kamers. Ik kan er oprecht ook niet meer van maken dan dat.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Volgens mij zit er meer ruimte in de uitspraak van de Tweede Kamer dan de staatssecretaris nu schetst. Volgens mij zou er een mogelijkheid moeten zijn om op hoofdlijnen, op een andere manier of op een beperkte manier die uitzonderingen te regelen, om maar te regelen dat we deze jaarwisseling veilig kunnen doorbrengen. De brandweer en de politie, alle zorgverleners vragen dat van ons. Kan er op een creatieve manier uiting worden gegeven aan de uitspraken van de Tweede Kamer, zodat we én kunnen voldoen aan de vragen van de Tweede Kamer én kunnen voldoen aan de wensen vanuit de zorgverleners?
Staatssecretaris Aartsen:
Er wordt nu een beeld geschetst alsof de regering het niet zou willen. Er worden allerlei interpretaties gedaan van hetgeen de Tweede Kamer wil. Uiteindelijk is "de Tweede Kamer" een meerderheid van de Tweede Kamer. De meerderheid van de Tweede Kamer heeft een tweetal zaken heel duidelijk op papier uitgesproken. Ten eerste was dat: voordat u als kabinet het koninklijk besluit mag slaan, moet u deze drie zaken uitwerken en zwaar voorhangen in beide Kamers. Ze hebben ook de uitspraak gedaan dat ze niet willen dat dit wetsvoorstel voor 2026 zal ingaan. Dat zijn vrij duidelijke uitspraken van de Tweede Kamer. Daar kan ik heel moeilijk interpretaties aan gaan geven. 2026 is een jaartal. Ik kan moeilijk zeggen dat het jaar 2026 zal ingaan op 1 oktober 2025.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dat is op 1 januari 2026.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja. Uiteindelijk betreft het ook een verkoop- en een bezitsverbod. Dat is best ingewikkeld om op 1 januari 2026 om 0.00 uur te laten ingaan.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris. Dan zijn wij thans toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Thijssen namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik had mij ingetekend voor vier minuten. Dat is wat lang. Ik had dat gedaan vanwege de motie die ik had voorbereid, met best wel een lap tekst, maar ik ga 'm niet indienen. Ik heb mijn zegeningen geteld; ik heb gepeild hoe de vlag erbij hangt. Ik heb gezien dat er geen welwillende oren waren bij het demissionaire kabinet voor zo'n gefaseerde aanpak. Ik zag ook nee-geknik van de VVD-fractie aan de overkant. Helaas.
Ik begon mijn inbreng met het feit dat actief burgerschap loont en dat het bundelen van maatschappelijke krachten er echt toe kan doen om verandering in de samenleving in gang te zetten. Deze wet is daar een heel mooi voorbeeld van. Misschien komt er dit jaar toch nog een laatste eindfeest, waar ik wel mijn hart voor vasthoud. Dat mag de pret niet drukken, want dit gaat er toch komen. Dat heb ik wel gezien in deze Kamer: er is waarschijnlijk een grote meerderheid voor deze wet. We hebben wat gedebatteerd over de inwerkingtreding, mede op mijn eigen initiatief. Maar we hebben ook erg lang stilgestaan bij de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Dat is natuurlijk ook precies waar wij in deze Kamer goed op moeten letten. Dat vind ik allemaal dikke winst.
Zoals ik al zei, helaas is er geen meerderheid voor een gefaseerde invoering. Daarmee is de zorg bij mij ook nog niet helemaal weggenomen, want mijn fractie is echt wel bang voor wat er nu dit jaar gaat gebeuren. En heel eerlijk: er is een zorg bijgekomen in het laatste staartje van dit debat. Dat is het feit dat de inwerkingtreding misschien nog wel veel later zou kunnen plaatsvinden, omdat de ontheffingsbevoegdheid toch een beetje het visgraatje in de keel is dat daarvoor zou kunnen zorgen. Daarom wil ik een laatste oproep doen. Ik snap dat het voor aankomend jaar niet lukt. Maar als het voor volgende jaar dreigt niet te lukken, doe ik de oproep om toch nog te kijken naar een gefaseerde invoering en dat mee te nemen in een uitvoeringstoets, in een handhavingsplan en in de gesprekken erover. Zodat we in ieder geval voorkomen dat het '27/'28 gaat worden. Dan kijk ik ook naar de tegenstanders van deze wet, aan beide kanten. Zowel bij de Fractie-Kemperman als bij de PVV ging het over een betrouwbare overheid. Ik denk dat een betrouwbare overheid er ook voor moet zorgen dat een idee waar een meerderheid voor is, niet op de lange baan wordt geschoven waardoor de uitvoerende diensten met de handen in het haar zitten. Ik kijk dus ook naar die flanken of er genoeg draagvlak is om het niet langdurig op de lange baan te schuiven.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Thijssen. Dan is het woord aan de heer Kemperman namens de Fractie-Kemperman.
De heer Kemperman i (Fractie-Kemperman):
Dank u wel, voorzitter. In mijn tweede termijn een korte analogie, een summiere reflectie en vragen naar aanleiding van de eerste termijn van de regering. Eerst wil ik iets rechtzetten. Er werd over de coronaperiode gesproken alsof dat een prettige periode was als het ging om vuurwerkoverlast. Ik heb even naar de vuurwerkbarometer gekeken van het Openbaar Ministerie. Daar zie je dat de hoeveelheid illegaal verboden vuurwerk dat in beslag is genomen door de opsporingsdiensten in de coronaperiode vervijfvoudigd is, van 122.000 kilo naar 685.000; vijf keer zo veel. De werkelijke hoeveelheid die in omloop was, is natuurlijk veel groter. Het leverde in het laatste coronajaar ook gewoon 800 vuurwerkslachtoffers op. Dat was dus in een jaar met een vuurwerkverbod. Dat wilde ik nog even zeggen.
De voorzitter:
Uw zin is af? Dan is het woord aan de heer Van Meenen namens D66.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Ja.
De heer Van Meenen i (D66):
Ik ben er niet helemaal zeker van, maar het lijkt mij dat die stijging heel goed te verklaren is door het feit dat ineens ál het vuurwerk illegaal was geworden. Zou dat kunnen, vraag ik aan de heer Kemperman.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Dat is een hele scherpe opmerking, zeg ik tegen de heer Van Meenen, via de voorzitter. En dat klopt dus niet. Het Openbaar Ministerie zegt: het is exclusief het reguliere consumentenvuurwerk dat ook nog in beslag is genomen. Dit gaat echt over zwaar illegaal vuurwerk, verboden vuurwerk: de cobra's, de vlinders en ga zo maar door.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Ik vervolg mijn betoog. In de eerste termijn hebben de fracties hun mening gegeven over het wetsvoorstel, en er zijn voor- en tegenstanders. Maar er is ook een zekere eensgezindheid in de Kamer als het gaat om de grote twijfel over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Op de website lerenvoorveiligheid.nl is een uitgebreide analyse te vinden van ongevallen met bijvoorbeeld ladders en keukentrapjes. Als je het leest en er diep over nadenkt, kom je tot de conclusie dat een keukentrap een levensgevaarlijk ding is.
Ik heb, te uwer informatie, ook even opgezocht hoeveel ongelukken er zijn met elektrische fietsen. Schrik niet: 75.000 per jaar. Het aantal e-bikeslachtoffers steeg de laatste jaren met 92% en het waren grotendeels 55-plussers. Er is maar één politieke conclusie mogelijk: er moet een verkoopverbod komen voor e-bikes voor mensen boven de 55 jaar. Deze analogie en deze idiote vergelijking zijn natuurlijk ironisch bedoeld, maar het laat zich raden: je kunt niet alles verbieden. Een kachel is heet, een trap is steil en een fiets gaat hard, maar een kachel verwarmt ook, een trap is functioneel, net als een fiets. Een oudejaarsviering is leuk voor miljoenen mensen.
Voorzitter. Wij denken met deze wet onze jaarwisseling veiliger te maken en die aanname wordt gestut door cijfers en voorbeelden van misstanden met vuurwerk die niemand wil. Ik ook niet. Maar ik hoor hier eigenlijk ook al twee jaar dat we hier wetten toetsen op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, willen en kunnen dus, en deze wet is niet uitvoerbaar en niet handhaafbaar. Dat horen we toch ook in de antwoorden van de staatssecretaris terug. Hij gaat heel erg z'n best doen maar waarschuwt ook voor heel veel beren op de weg en een dekking die nog ontbreekt et cetera. In wat voor samenleving willen wij leven? Ik hoor het gelukkig ook de staatssecretaris bevestigen: wordt ons nu weer een traditie afgepakt?
Ik heb nog twee vragen. Mevrouw Ouwehand gaf aan dat alles al geprobeerd is. Dat lijkt mij niet, want volgens mij is er nog nooit gekeken naar een accijnsheffing of -verhoging op vuurwerk. Dat had voor dingen die wij willen verbieden toch ook een instrument geweest kunnen zijn, evenals het stellen van een maximum aan het aantal kilogram vuurwerk dat je legaal in bezit mag hebben. Je mag nu 25 kilogram vuurwerk in bezit hebben, legaal. Daar hadden we ook naar kunnen kijken, maar dat staat er dus niet in, dus uw bewering is niet helemaal juist.
Tweede vraag. Hebben de initiatiefnemers een uitgewerkt beeld van de administratieve en bureaucratische lastenverzwaring die de alternatieven gaan veroorzaken? Als derde punt zegt de staatssecretaris dat er nog veel moet worden uitgezocht en uitgedacht: de opslag, de kennis, het transport, de hoeveelheid, de AMvB, zware voorhang, de dekking wordt heel lastig. Het rammelt nog aan alle kanten. Mijn vraag is of dit wetsvoorstel nu wel af genoeg is om er een besluit over te kunnen nemen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Dank u zeer, meneer de voorzitter. Dank ook aan de verdedigers en aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Die was wat mij betreft gepassioneerd en inhoudelijk. Kijkend naar de vuurwerkregelgeving zou ik zeggen: het was een beantwoording van categorie F3, namelijk bestemd voor gebruik buitenshuis, in een grote open ruimte, en waarvan het niveau, in het bijzonder het geluidsniveau, niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid. Dank dus voor uw beantwoording.
Tegelijkertijd is mijn fractie nog niet zonder zorgen waar het gaat om de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Heel veel gaat afhangen van de AMvB's en die verdienen dus niet alleen een hele gedegen voorbereiding door de regering, in het bijzonder door de staatssecretaris hier vanavond aanwezig, maar te zijner tijd ook een hele degelijke, kritische blik vanuit het parlement. Het is van groot belang om te blijven onderstrepen dat dit wetsvoorstel niet dé gouden sleutel is tot een veilige jaarwisseling voor iedereen. Maar wel heeft mijn fractie de oprechte wens en de hoop dat het voorstel eraan zal blijken bij te dragen. Of dat dan ook nog eens in voldoende mate het geval is, zal moeten blijken. Daarom is mijn fractie best bereid het voorstel die kans te geven, maar juist vanwege het voorgaande is een hele goede evaluatie onmisbaar, ook om de wet zo nodig aan te scherpen en te verbeteren op de punten van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
Ik dank de staatssecretaris voor de ruimhartige toezegging op dit punt. Wat mijn fractie betreft zou die evaluatie behalve naar hele concrete verbeterpunten zoals ik ze noemde, in elk geval ook moeten kijken naar de effecten op indicatoren als het aantal vuurwerkslachtoffers, het geweld tegen politiemedewerkers en hulpverleners, het aantal incidenten dat gemeld wordt door de politie, de ontwikkelingen in de handel in illegaal vuurwerk, maar ook naar de effecten op de gezondheid van mensen en dieren, naar de hele milieu-impact.
Voorzitter, tot slot. De goede kanten wegen wat mijn fractie betreft zwaarder dan de aarzelingen die we nog altijd hebben. Mede op basis van dit debat, mede ook op basis van de beantwoording door de verdedigers en door de staatssecretaris zal ik mijn fractie adviseren om met het voorstel in te stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Talsma. Dan is het woord aan de heer Jaspers namens de BBB-fractie.
De heer Jaspers i (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de staatssecretaris en dank aan de initiatiefnemers voor de beantwoording van onze vragen. Ook dank aan de staatssecretaris voor de twee toezeggingen die hij heeft gedaan: over een evaluatiemoment en de toezegging dat de uitvoeringstoets naar deze Kamer komt met een zware voorhangprocedure.
Ik maak me ten aanzien van de handhaving en de uitvoering zorgen over het wensdenken dat er toch nog in zit: we hopen dat het allemaal goed gaat komen, maar zekerheid is er op dit moment zeker nog niet. Daar maakt de BBB-fractie zich grote zorgen over.
Nogmaals, het is betreurenswaardig dat er weinig vertrouwen is in onze handhavers en hulpverleners en dat er weinig respect is voor die mensen. Dat moet echt anders in de Nederlandse samenleving. Dat wil ik graag nog eens benadrukken.
Voorzitter. Ik heb nog een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer is gewijzigd door twee amendementen;
constaterende dat er een grote druk komt te liggen op de schouders van de burgemeesters;
constaterende dat er geen dekking is voor de kosten waarmee de invoering van het voorstel gepaard gaat;
constaterende dat we in de zomer onder andere een handreiking, een aantal uitvoeringstoetsen en een verzamelbrief Vuurwerk mogen verwachten, maar nu al besluiten over het voorstel;
overwegende dat er nog veel onduidelijkheden zijn over de effecten, de uitvoerbaarheid, de handhaafbaarheid en de kosten van het initiatiefvoorstel in de praktijk;
overwegende dat uit de beantwoording van onze vragen blijkt dat nog niet is voorzien in een invoeringstoets en monitoring;
overwegende dat het goed is om te monitoren of de wet effectief is en de invoering geen onvoorziene problemen met zich meebrengt;
verzoekt de regering ...
Nou heb ik de verkeerde motie. Sorry!
(Hilariteit)
De heer Jaspers (BBB):
De tijd is om, ja. Nee, ik heb nog een minuut. Dit is de goede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit de beantwoording van onze vragen blijkt dat er nog geen dekking is gezocht voor de kosten waarmee de invoering van het voorstel gepaard gaat;
constaterende dat de Eerste Kamer wordt geacht de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van voorstellen te beoordelen;
overwegende dat er nog veel onduidelijkheden zijn over de kosten van het initiatiefvoorstel, zowel voor het Rijk als voor de gemeenten als voor de hulpdiensten;
overwegende dat de begroting van het Rijk onder grote druk staat vanwege de stijgende kosten voor defensie;
overwegende dat de gemeenten voortdurend aangeven dat het Rijk extra taken voor de gemeente onvoldoende gepaard laat gaan met voldoende middelen;
overwegende dat er op het moment van besluitvorming nog onvoldoende zicht is op de kosten waarmee dit voorstel gepaard gaat;
verzoekt de regering om dit voorstel pas in te laten gaan als er een passende dekking is gevonden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jaspers.
Zij krijgt letter H (35386).
Dank u wel, meneer Jaspers. Dan geef ik het woord aan de heer Meijer namens de VVD-fractie.
De heer Meijer i (VVD):
Voorzitter. Dank voor de beantwoording, specifiek aan de staatssecretaris, die hier voor het eerst in die functie een debat doet, zelfs ook als waarnemer voor Justitie en Veiligheid. Complimenten daarvoor. De heer Klaver nam ons ook wat mee in zijn persoonlijke bewustwording van de vuurwerkproblematiek. Die liep voor een groot deel parallel aan mijn eigen bewustwording, want ik ben ook bestuurlijk actief geweest in Den Haag en heb daar jaren geleden weleens meegelopen, maar ik ben ook actief geweest in twee gemeenten in het oosten van het land. Er is geen essentieel verschil tussen Den Haag en het oosten van het land. Dat wist de gemeente Zwolle in 1955 al, is mij vandaag gebleken. Het was leuk om dat feitje te horen.
Ik heb het in de eerste termijn niet gedaan, maar omdat de naam van Jan Keunen twee keer genoemd is, moet ik hem in dit verband toch even noemen. Als je vier jaar met hem in de fractie zit, praat je ook weleens over vuurwerk. Dat heeft mijn urgentiegevoel in ieder geval ook aangewakkerd; dank daarvoor, Jan.
Dan de inwerkingtreding. In de eerste termijn kreeg ik allemaal interrupties met als-danargumenten. Die heb ik allemaal ongelofelijk behendig omzeild.
(Hilariteit)
De heer Meijer (VVD):
Vervolgens ben ik non-verbaal veel beter afleesbaar, want er worden conclusies getrokken over hoe ik nu in de wedstrijd zit. Ik zal me voortaan dus een beetje inhouden, maar ik zit inderdaad vrij dicht op de Tweede Kamerfractie, zeker bij dit onderwerp. Ik weet dat daar een amendement is gemaakt waar die drie onderdelen in zitten. De hele meerderheid in de Tweede Kamer gaat schuiven als wij hier nu iets anders gaan roepen. Dan zijn we weer maanden met elkaar bezig. Dat helpt de invoering en deze vrij complexe problematiek niet. Laten we nu dus gewoon naar '26/'27 streven. Dat is ingewikkeld genoeg en laten we er ook geen selffulfilling prophecy van maken dat de komende jaarwisseling nu rampzalig wordt. Als we dat maar vaak genoeg roepen, wordt dat wel zo. Daar houden we na vandaag dus een beetje mee op, maar het moet wel de aandacht hebben.
Het meest onrustig was ik bij de beantwoording over de financiële dekking van de nadeelcompensatie. Laten we twee dingen uit elkaar houden. Over nadeelcompensatie is er jurisprudentie. Daar wordt een beleidsregel voor gemaakt en daar komt een bedrag uit dat vervolgens gedekt moet worden. Dat is iets anders. "Stel je voor dat dit bij een ander ministerie had gelegen, waar wel geld was; dan waren de ondernemers er misschien beter van afgekomen." Die koppeling moeten we niet leggen. Ik ben het er, zoals ik in de eerste termijn al heb gezegd, graag mee eens dat de maatschappelijke kosten waarop bespaard wordt, heel groot zijn. Dat is een structurele besparing. Dit gaat om een incidenteel bedrag. Ik hoorde van u dat u voor de BDU voor openbaar vervoer deze zomer toch al naar minister Heinen wil. Dan hoef ik dat niet meer op een ander moment met u te delen. Dan kunt u ook dit aan het lijstje toevoegen: dit moet gewoon gedekt worden. Het kan niet zo zijn dat het om deze reden niet door zou gaan.
Het laatste punt is de evaluatiebepaling. Daar wil ik ook iets over zeggen. Ik denk dat weinig zaken zo vaak, zo veel en zo diep geëvalueerd worden als de jaarwisseling. Volgens mij is er elk jaar een Kamerdebat over, maar ik zou daar de komende jaren specifiek ook de wetgevingskant in meenemen.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer De Vries namens de SGP.
De heer De Vries i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de initiatiefnemers en de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik denk dat we van dit debat overhouden dat dit wetsvoorstel niet alles op gaat lossen, niet de grote wereldproblemen en zelfs niet de problemen in de samenleving op het punt van erkenning van gezag en dergelijke. Maar we denken wel dat het een stap in de goede richting is. Ja, een hoop mensen zullen teleurgesteld zijn omdat ze het idee hebben dat ze nu iets niet meer mogen wat ze vroeger wel altijd mochten. Dat kan allemaal waar zijn, maar ik denk dat het algemene belang daarboven uitgaat. En ja, er zitten losse eindjes in, net op de twee punten die voor onze Kamer zo belangrijk zijn, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Dat zal allemaal nog via algemene maatregelen van bestuur duidelijk moeten worden. Dus we hopen dat de staatssecretaris daar met grote voortvarendheid mee aan het werk zal gaan. Hij heeft nu in alle toonaarden benadrukt dat het huidige schema al krap is, dus des te meer reden om full speed te gaan, zou ik zeggen.
Ik zou nog van harte willen onderstrepen wat mevrouw Ouwehand zei, namelijk dat het meer is dan alleen maar die geweldplegingen, dat er ook nog al die mensen zijn die de straat niet meer op durven, al die huisdieren die een vreselijke nacht doormaken. En het milieu, niet te vergeten. Wat dat betreft denk ik dat we in die afweging mee moeten nemen dat het veel meer is dan alleen maar die geweldplegingen, hoe erg die ook zijn en hoe alleen die al reden zijn om dit wetsvoorstel aan te nemen.
Ik zou willen eindigen met dit te zeggen. Juist als het gaat om die dingen, de angst die leeft bij mensen en dat wij een verantwoordelijkheid hebben voor het milieu, zou ik nog twee christelijke noties willen inbrengen. Ik hoop dat de uitwerking van het wetsvoorstel en de uitvoering ook gepaard zullen gaan met een stukje naastenliefde. Dat mensen bereid zullen zijn om te zeggen: "Ja, ik kan nu even niet doen wat ik altijd graag zou willen, maar die ander is mij dat waard, als die daar bang van wordt of als diens gezondheid erop achteruitgaat." Of: "Het milieu is mij dat waard." Of: "Dieren zijn mij dat waard." Dat zou heel mooi zijn. Dus ik zal mijn fractie voorstellen om voor het wetsvoorstel te stemmen. Ik hoop dat het iets losmaakt van maatschappelijke waarden; niet alleen maar de uitvoering van regeltjes.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Vries. Dan is het woord aan de heer Van Kesteren, namens de PVV.
De heer Van Kesteren i (PVV):
Voorzitter. And now something completely different. Hartelijk dank voor de gepassioneerde en professionele verdediging van dit wetsvoorstel. Maar, voorzitter, nu een knallende motivering van de PVV-fractie tégen dit wetsvoorstel.
De PVV vindt dat de samenleving steeds meer geneugten worden afgepakt. Het besteedbaar inkomen slinkt vanwege de absurde prijsstijgingen voor levensonderhoud en zaken die het leven de moeite waard maken. Eén keer per jaar vuurwerk afsteken om het nieuwe jaar feestelijk in te luiden, wordt verboden omdat raddraaiers en criminelen zich niet aan de wet houden. Maar dankzij het bescheiden en familiaire cliëntelisme van de heer Van Meenen zijn de knalerwten gelukkig uitgezonderd van het voorliggende wetsvoorstel! Het gehele jaar door wordt door criminele organisaties zwaar vuurwerk afgestoken, wat veel ellende veroorzaakt in de samenleving. Het voorliggende wetsvoorstel zal dit fenomeen helaas niet stoppen.
Ook de purschuimcobra's met napalmeffect, waar de heer Klaver het over had, zullen niet verdwijnen, want dergelijk vuurwerk is bij het tuig en criminelen ruim voorhanden, ook in het geval van een algeheel vuurwerkverbod. Dit in tegenstelling tot wat de heer Klaver beweert. De al dan niet verenigde, zo u wilt, georganiseerde misdaad eigent zich alle ontheffingen toe, met of zonder AMvB of een veilige opslagruimte. De gevolgen zijn voor de goedwillende burgerij, inclusief de ondernemers die het gelag gaan betalen.
Eh, een moment, voorzitter ... Ja, ik heb gemaggeld. Evenementen geven jeu aan het leven. Evenementen brengen risico's met zich mee. Veiligheidsmaatregelen kunnen die risico's verminderen, dan wel tot aanvaardbare proporties terugbrengen. Politie, brandweer en overige hulpverleners moeten meer handhavingsmogelijkheden krijgen om de orde te handhaven. Actie en effectieve reactie, zonder schroom of terughoudendheid, dat zou de handhavers gegeven moeten worden om hun werk goed en vooral effectief te kunnen doen. Alle feestjes en geneugten in het leven worden verpest door onaangepaste activisten, onopgevoeden en criminelen. Voor deze lieden gelden geen door de overheid ingestelde verboden. De PVV wenst een betrouwbare overheid die de burger beschermt tegen hen die de feestjes en geneugten in het leven verpesten, waardoor deze feestjes en geneugten worden verboden. Dat is de rechtsstaat die de zwijgende meerderheid in onze samenleving zich wenst.
Dan heb ik nog een vraag, maar ook een hoop. Onlangs hebben we voor het stimuleren van meer vuurwerk voor defensie een behoorlijke lastenverhoging voor de burgers in het vooruitzicht gesteld. We mogen hopen — dat is de compensatie waarvoor nog geen dekking is — dat de burger daar niet weer het gelag voor zal moeten betalen. Dat zou ik toch als advies willen meegeven: dat dat niet gebeurt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Dan is het woord aan de heer Van den Oetelaar namens Forum voor Democratie.
De heer Van den Oetelaar i (FVD):
Dank u, voorzitter. Ook dank aan de initiatiefnemers en de staatssecretaris voor de beantwoording.
Morgen stemmen we over een vuurwerkverbod dat op papier de overlast van één dag per jaar moet oplossen. Een "oorlogscarnaval", zoals voorstanders het noemen, zou hiermee verleden tijd zijn. Maar laten we eerlijk zijn: dit verbod pakt de kern van het probleem niet aan en zadelt de samenleving op met nieuwe problemen. De initiatiefnemers begonnen met een treffend voorbeeld: cobra's met purschuim gooien. Maar dit heeft niets te maken met vuurwerk afsteken. Dit is vandalisme, zelfs een vorm van geweld. En raad eens? Dat is nu al verboden. Toch gebeurt het. Een vuurwerkverbod gaat deze anekdotische waanzin niet stoppen, want de plegers lappen de bestaande wetten al aan hun laars. Dit verbod treft vooral de liefhebber, de ondernemer en de traditie, niet de raddraaier.
Onze fractie maakt ernstig bezwaar tegen de zelfgenoegzaamheid van deze maatregel. Een bureaucratisch verbod ontneemt de liefhebber een hobby, kost ondernemers cruciale omzet en sloopt een traditie die voor veel Nederlanders warmte en vreugde brengt. Dat terwijl de politie, die het zou moeten handhaven, structureel onderbemand en overbelast is. Hoe realistisch is het om te denken dat zij een landelijk vuurwerkverbod effectief kunnen uitvoeren? De vergelijking met het rookverbod, die hier een paar keer wordt gemaakt, gaat volledig mank. Roken is dagelijks zichtbaar gedrag met brede maatschappelijke steun voor beperking. Vuurwerk is een eenmalig traditioneel feestmoment, omringd door chaos en emotie, waar sociale controle veel minder grip op heeft. Deze twee zijn volstrekt onvergelijkbaar.
Zelden hebben wij in deze Kamer wetgeving gezien die zo onuitvoerbaar is. We vragen onze politie om zonder noemenswaardige versterking op te treden tegen zwaarbewapende raddraaiers die misbruik maken van vuurwerk. Dit verbod is een symboolmaatregel die de samenleving niet veiliger maakt, maar wel verdeelt.
Tot slot is het zojuist duidelijk geworden dat er totaal geen financiële dekking is voor de compensatie ten behoeve van de ondernemers. Met onder andere het stijgende defensiebudget van 22 miljard naar ruim 25 miljard lijkt het ons ook zeer onwaarschijnlijk dat deze gevonden gaat worden. Daarom roepen wij deze Kamer op: stem tegen dit initiatiefvoorstel. We vragen de Tweede Kamer en het kabinet om met serieuze, werkbare maatregelen te komen die echt bijdragen aan een veilige jaarwisseling. Investeer in handhaving, pak de echte overlast aan en laat tradities niet het slachtoffer worden van symboolpolitiek.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Rietkerk namens het CDA.
De heer Rietkerk i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin ook met een woord van dank aan de initiatiefnemers, Klaver en Ouwehand, en aan de staatssecretaris, die ook sprak namens de minister van Justitie en namens de regering. Maar ik noem ook de ondersteuning, de ondersteuning door kwaliteitsrijke ambtenaren.
We hebben gesproken over het thema van de inwerkingtreding. Ik heb even gewacht op de antwoorden op de vragen van GroenLinks-PvdA van zowel de initiatiefnemers als de regering. Het zijn duidelijke antwoorden. Het antwoord is ook eerlijk vanuit de regering. Dat betekent dat wij als CDA-fractie het pakket in zijn totaliteit verder willen brengen. Daar past de ambitieuze planning bij die door de staatssecretaris is genoemd.
Dan het thema handhaving. Bij een effectief handhavingsplan worden de stakeholders betrokken. Dat is volgens mij ook in de beantwoording duidelijk geworden. Dat ging onder andere over politie, brandweer, VNG en de vuurwerkbranche. Dat zien wij als een toezegging, ook met de uitvoeringstoets daarbij.
Een tweede punt is dat bij het opstellen van de AMvB — daar hebben we ook naar gevraagd als CDA-fractie — de VNG, het Veiligheidsberaad en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters worden betrokken. Dat is ook een toezegging wat ons betreft.
Dan het volgende thema: de uitwerking van de AMvB, het betaalbaar zijn en het niet-leveren van het incidenteel betaalbaar zijn. Daar hebben wij een vraag over. Er is nog geen budget. Als dit voorstel wordt aangenomen, dan komt er wat ons betreft een budget. Ik wil de staatssecretaris vragen of dat in het proces van de begroting '26 bovenaan zijn agenda staat, even los van de problemen die er zijn. Het probleem ligt dan bij het kabinet.
De vragen met betrekking tot internationalisering of samenwerking zijn beantwoord door de initiatiefnemers en de staatssecretaris. Er werd gezegd dat de samenwerking op Europees niveau in de verzamelbrief Vuurwerk komt, een "vv'tje" zeiden Paul van Meenen en ik al tegen elkaar. Die komt deze zomer, maar dat is een heel rekbaar begrip in Den Haag. Die zomer begint vaak heel laat en eindigt ergens net voor of na de herfst. Wij willen graag een maand horen, een maand in 2025, waarin de verzamelbrief Vuurwerk komt met antwoorden op die vragen.
Tot slot nog een vraag. Betrekt de regering de ervaringen en geleerde lessen uit Kampen? Die mogen ook van andere gemeenten uit de regio zijn. Er zijn namelijk hele goede voorbeelden zonder papier en wetgeving. Betrek die ook bij de uitwerking van de AMvB's.
Tot slot: als de toezeggingen in deze termijn door mij goed geformuleerd zijn en de initiatiefnemers en/of de staatssecretaris bevestigen die in hun tweede termijn, dan zal ik mijn fractie positief adviseren.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rietkerk. Dan is het woord aan mevrouw Van Aelst namens de SP-fractie.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Dank, voorzitter. We hebben realiteitszin en passie bij de indieners gehoord. Dat helpt ons uiteindelijk morgen bij onze afweging wanneer wij fractieoverleg hebben, dus dank daarvoor. We hebben terughoudendheid, een dichte portemonnee en aarzeling gehoord bij het kabinet. Dat helpt ons niet bij onze afweging. Dat kwam het idee van uitvoerbaarheid ook niet per se ten goede. Dat de gemeentefinanciën en het bieden van een alternatief voor liefhebbers een grapje lijken te zijn voor de staatssecretaris helpen ons ook niet in onze afweging.
Voorzitter. Ik ga graag nog een aantal punten langs. We hebben in onze eerste termijn stevig de nadruk gelegd op het belang van voldoende handjes in de uitvoering. We hoorden al dat vier op de tien agenten met de jaarwisseling niet willen werken en dat vuurwerk iets doet met het moreel van agenten. De politie staat zwaar onder druk en we voelen eigenlijk nog weinig urgentie om die last bij de politie te verminderen aan de kant van het kabinet. Er wordt slechts van uitgegaan dat de handhaafbaarheid met hetzelfde aantal handjes beter zal worden met de invoering van deze wet. We zijn heel benieuwd hoe dat in het licht van de brief van de politie van 18 juni gezien moet worden, want als de politie nu al zware tekorten ziet, dan zien wij niet hoe dat met hetzelfde aantal handjes goed gaat komen.
Dan de handhaafbaarheid. Volgens de indieners wordt die heel veel beter met het volledig verbieden van vuurwerk, omdat je, even samengevat, dan op afstand kunt zien dat het allemaal illegaal is. We zijn wel blij dat de indieners duidelijk zijn, om in de Bijbelse sferen van de eerste termijn te blijven, dat dit niet de heilige graal zal zijn en dat het ook niet alles op zal lossen, maar dat het wel de situatie voor handhavers overzichtelijker zou moeten maken. We zien daarnaast dat er stappen worden gezet om de onveiligheid met jaarwisselingen onder de duim te krijgen en dat er ook stappen worden gezet aan de kant van het kabinet om illegaal vuurwerk dat het land binnenkomt tegen te gaan, hoewel we daar nog niet zo heel veel resultaat van zien op dit moment. Waar ik niet zo veel over heb gehoord is de Inspectie Leefomgeving en Transport, die net als de politie kampt met capaciteitsproblemen. De vraag is eigenlijk voor beide, zowel de politie als de Inspectie Leefomgeving en Transport: wat gaan zij dan straks niet doen om deze wet te kunnen handhaven? Want bij ILT lopen de taken en middelen nu al ver uit elkaar. We horen vanuit het kabinet niets om dat te mitigeren. We horen niet dat er extra middelen of extra handen voor beschikbaar komen.
Dan over de ontheffingen. We hebben er net al even bij interruptie over gesproken. Het beeld dat wij krijgen van de burgemeestersbevoegdheid, is dat het geen burgemeestersbevoegdheid is. Het beeld dat wij krijgen, is dat er in de AMvB heel veel vastgelegd gaat worden en dat daarna de burgemeester eigenlijk alleen maar als de gemeenteraad heeft gezegd wat het kader is, al dan niet een ontheffing kan verlenen. Dat is geen burgemeestersbevoegdheid. We horen graag in tweede termijn of dat daadwerkelijk zo is.
Wij zouden ook graag horen of het klopt dat het in de geest van dit wetsvoorstel is om misschien wel een maximaal aantal ontheffingen voor één gemeente vast te leggen, maar niet om een minimaal aantal ontheffingen per gemeente vast te leggen. Dit vraag ik ook in het licht van de burgemeesters die ik sprak, van wie er eentje zei: ik ben helemaal niet van plan om ontheffingen te gaan verlenen.
Dan over de verkooppunten. In eerste termijn werd ons niet helemaal duidelijk of de compensatie pas georganiseerd gaat worden als duidelijk is waar consumenten die een ontheffing krijgen, hun vuurwerk gaan kopen. Want als je eerst de vuurwerkverkopers gaat compenseren en vervolgens een aantal van hen alsnog aanwijst als aangewezen locatie om consumentenvuurwerk te kopen, is dat een beetje cru. We zijn ook benieuwd of de verkopers die op dit moment een vergunning hebben, straks een nieuwe vergunning moeten aanvragen. Of hebben alle verkopers die nu een vergunning hebben, straks ook nog een vergunning?
Dan werd er al één voorbeeld genoemd van een gemeente waar het nu al loopt zoals mogelijk volgens dit wetsvoorstel wordt voorgesteld. Ik heb in de pauze even gebeld met de burgemeester van Coevorden, die het eigenlijk op dit moment zo regelt als in dit wetsvoorstel wordt aangegeven, inclusief de lokale activiteiten en een gemeentelijke bijdrage daaraan. Dat is wellicht een voorbeeld om naar te kijken.
Een laatste punt dat wij willen benoemen, betreft de gemeentefinanciën. We hebben in eerste termijn aangegeven dat de krappe gemeentefinanciën een probleem zijn. De indieners zijn daarin meegegaan en zeiden: ja, dat wordt ontzettend lastig, want gemeenten hebben eigenlijk geen enkele rek meer. In de eerste termijn hebben wij het idee gekregen dat het bij de staatsecretaris vooral een grapje is dat gemeente geen aanvullende activiteiten zouden hoeven te organiseren of geen nieuwe tradities hoeven te scheppen en dat dat vooral bij inwoners ligt. Wij vinden het lastig dat dat de toon was.
Voorzitter. Wij nemen het morgen mee in ons fractieberaad, maar ik vrees dat ik er nu nog niet zo veel over kan zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Meenen namens D66.
De heer Van Meenen i (D66):
Voorzitter. Laat ik beginnen met mijn complimenten aan de initiatiefnemers, mevrouw Ouwehand en de heer Klaver. Ik ken hen al heel lang en ze hebben me weer niet teleurgesteld. Het was glashelder en to the point. Ook gaven zij mede licht in de … Bij mij kwam het beeld op van de Tweede Kamer als orakel van Delphi, waar we allemaal een beetje naar rooksignalen uit een putje staan te kijken, en van de Eerste Kamer die probeert te interpreteren wat er allemaal precies bedoeld is. Des te mooier is het dat we aan het eind de conclusie kunnen trekken, met name op het meest spannende punt van de invoeringsdatum, dat het het beste is om allemaal vol te gaan voor '26/'27. Daar komt bij dat mijn kleindochter dan 12 is, maar dat even terzijde, zodat ze dan rustig met haar knalerwten aan de gang kan blijven.
Mijn complimenten ook aan de staatssecretaris. We hebben hem in deze rol natuurlijk nog niet eerder gezien, maar ik moet zeggen dat ik zeer van hem onder de indruk ben. Het was soepel en fair. Ik denk dat hij vanuit zijn achtergrond wellicht heel andere teksten had willen zeggen, maar dat heb ik geen seconde gezien. Integendeel, ik heb iemand gezien die vol aan de uitvoering van deze wet, die het hopelijk gaat halen, gaat werken. Ik heb daar echt vertrouwen in en zie dat met vertrouwen tegemoet.
Wat betreft de AMvB's die nog volgen, wil ik het volgende zeggen. Als het gaat om die ontheffing, laten we dan niet vergeten dat dit geen achterdeurtje mag worden om uiteindelijk niet bij de kern en het uitgangspunt van deze wet terecht te komen, namelijk de oorsprong van een vuurwerkverbod. Ik kan me voorstellen dat je een ontheffing verleent in bijzondere omstandigheden. Daar moet ook echt een zware, gemeentelijke voorhang voor gelden, om daar doorheen te komen. Het moet "nee, mits" zijn, in plaats van: "we zien eigenlijk het verschil niet, maar het gebeurt nu in verenigingsverband in plaats van individueel." Op zich is dat al een vooruitgang, maar ik denk dat mijn fractie het op die manier wil benaderen.
Ten slotte eindig ik toch opnieuw met de woorden van Jan Terlouw: alleen samen kun je vrij zijn. Dat is voor mijn gevoel de kern van dit verbod. Als u het mij toestaat, voorzitter; u staat het mij toe. We hebben eerder verboden gezien die ook veel maatschappelijke discussie met zich meebrachten: het rookverbod en het gebod om veiligheidsriemen te dragen. Ik ging vroeger vaak met mijn oom en tante in een Amerikaanse auto ergens in het oosten van het land wandelen. Ik zat dan gezellig tussen hen in.
De voorzitter:
Meneer Van Meenen, er is nog een gebod: het gebod van de tijd. U bent nu 50% over uw tijd heen.
De heer Van Meenen (D66):
Ik heb nog een minuut. O nee, het is een min. Heel even nog, want de mensen willen het graag horen.
In die auto zat een leren voorbank. Ik zat dan tussen mijn oom en tante in. Dat was ontzettend gezellig, maar er waren geen riemen. Hoewel er niet zo heel veel verkeer was, moest mijn oom af en toe toch eens remmen en dan lag ik ergens bij het gaspedaal. Maar goed, je was gelukkig. En toch vinden we het nu de normaalste zaak van de wereld dat we die riemen dragen. Ze hebben veel bijgedragen aan het voorkomen van slachtoffers. Met andere woorden: we hebben besloten ons tegen onszelf en elkaar te beschermen, en dat is een goede zaak. We doen dat hier ook. Mijn advies aan mijn fractie zal positief zijn. Ik hoop dat we morgen ook met z’n allen tot die conclusie komen.
Dank u wel voor uw begrip.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren, en mede namens 50PLUS.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank aan de initiatiefnemers, aan de staatssecretaris en aan hun beleidsmedewerkers voor de uitgebreide antwoorden. Ik zal het kort houden. De meeste van mijn vragen betroffen de planning van de inwerkingtreding. We hebben het daar uitvoerig over gehad, dus ik kan snel afronden.
De fracties van de Partij voor de Dieren en 50PLUS zijn heel blij met deze wet. Dat was, denk ik, in de eerste termijn wel helder. Alle pogingen uit het verleden om iets te doen aan de veiligheid rond de jaarwisseling hebben niet gewerkt. We hebben deze wet dus keihard nodig om de veiligheid van burgers, politie, hulpverleners, dieren en natuur tijdens de jaarwisseling te waarborgen. Het is duidelijk dat ik me zorgen maak over de komende jaarwisseling, gezien de geplande inwerkingtreding in 2026-2027. Die zorg uitspreken betekent niet dat ik meewerk aan een selffulfilling prophecy — als je het maar vaak genoeg zegt, dan wordt het vanzelf waar — maar het is wel een heel belangrijk onderdeel van het debat over deze wet. Het gesprek hierover wordt dan ook terecht verder gevoerd. Als het goed is, gebeurt dat in de tweede termijn van de staatssecretaris. Hij had beloofd om dan met ons de plannen te delen voor hoe de aankomende jaarwisseling zo rustig mogelijk kan verlopen. Ook het handhavingsplan zal in deze Kamer worden besproken. Dat plan zal dan ook ingaan op de komende jaarwisseling. Ik hoop dat de gesprekken in de tweede termijn van de staatssecretaris, maar ook die over het handhavingsplan, mijn zorgen gedeeltelijk of geheel kunnen wegnemen. Maar zoals mijn collega Thijssen ook al memoreerde, ziet het ernaar uit dat zich ook in deze Kamer een meerderheid aftekent voor deze wet. Dat is een enorme sprong voorwaarts voor mens, dier en milieu. Mijn complimenten aan de initiatiefnemers en aan iedereen die zich al jarenlang inzet voor dit verbod.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren-Hamakers. Wenst een van de leden in tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
Meneer Klaver, mevrouw Ouwehand en de staatssecretaris, ik begrijp dat u in de gelegenheid bent om direct te reageren op de vragen van de Kamer. Dat is het geval. Ik geef het woord aan de heer Klaver.
De heer Klaver:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst heel grote dank aan de Kamer, want u heeft het mogelijk gemaakt dat we dit wetsvoorstel nog voor de zomer konden behandelen. De termijnen om de schriftelijke behandeling te doen, waren allemaal krap. Het was krap en het was veel, maar u heeft het wel gedaan. Heel veel dank daarvoor. Ik weet dat u het niet zozeer voor ons als indieners heeft gedaan, maar voor de samenleving die behoefte heeft aan duidelijkheid. Dat is uiteindelijk waar het in een democratie om gaat. We hebben een stevig debat met elkaar, maar we laten het ook niet langer duren dan strikt noodzakelijk. En aan het einde van de dag tellen we de stemmen en gaan we weer door met elkaar. Ik denk dat de wijze waarop wij laten zien hoe we dat doen, van het allergrootste belang is, ook voor hoe we vinden dat de samenleving moet functioneren.
Ik dank de fracties voor hun inbreng, ook de fracties die volstrekt duidelijk zijn geweest dat ze dit een heel slecht idee vinden. Ook dat hoort bij democratie. Ik dank de fracties die onomwonden hun steun hebben uitgesproken voor dit wetsvoorstel, die op sommige punten nog verduidelijking willen, maar positief erin staan. Maar ik dank ook de fractie van de SP, die helder is over de worsteling en het morgen bespreekt in de fractievergadering. Zo hoort dat.
U heeft nog een aantal vragen gesteld. Het was niet helemaal duidelijk aan wie, maar als u mij toestaat ga ik toch nog iets zeggen over de financiën. Ik voel namelijk met u mee, zeker omdat u verwees naar de brief van 18 juni van de politie. Ik heb het vandaag zelf vaak gehad over het belang van onze hulpverleners en onze politieagenten. We kunnen niet negeren hoe de politieorganisatie onder druk staat. Er zijn steeds minder wijkagenten om in een vroegtijdig stadium te constateren dat er sprake is van radicalisering of dat er wellicht vuurwerkgeweld gaat plaatsvinden, om maar even in de traditie van dit wetsvoorstel te blijven. Het is in mijn ogen van het grootste belang dat er meer geïnvesteerd wordt in de politie. Ik denk dat dit voor heel veel mensen hier geldt. Vervolgens moeten we het nog eens worden over de vraag hoe we dat gaan betalen en hoe we dat gaan doen. Ik kan me voorstellen dat dit onderdeel zal zijn van de aankomende verkiezingscampagne en wellicht al van de begroting die met Prinsjesdag wordt gepresenteerd. Dat staat los van dit wetsvoorstel.
Dit wetsvoorstel probeert juist om de politie te helpen onder de moeilijke omstandigheden waarin ze werkt. Ik wil nogmaals in herinnering roepen dat we onder andere met dit wetsvoorstel komen omdat het een vraag is van de politie zelf. Ja, er is een probleem met de taken die de politie moet uitvoeren. Maar dit wetsvoorstel is een van de zaken waar ze om vraagt, om het überhaupt iets gemakkelijker voor ze te maken. Het is niet de oplossing voor alles. Dit is niet de oplossing voor de grote tekorten die er zijn. Zo wil ik het niet presenteren. Maar als u de afweging in uw fractie maakt, hoop ik dat u deze twee zaken op deze wijze zou willen wegen. Maar goed, dat is uiteraard helemaal aan u.
Tot slot sluit ik me aan bij complimenten die zijn gegeven aan de staatssecretaris. We zagen een echte dienaar van de Kroon. Ik had overigens niet anders verwacht van deze staatssecretaris. Hij was een uitstekend Kamerlid en nu een uitstekende staatssecretaris, althans zijn eerste anderhalve week. De rest gaan we nog zien. We moeten wel reëel blijven, dus de evaluatiebepaling in de wet, waarover u het had, zou ik ook voorstellen … Maar goed, ik sta nu aan deze kant. U had het kunnen doen. Misschien is het nog wat voor een interruptie.
Tot slot. Als indieners hebben wij complimenten van u ontvangen, waarvoor dank. Ik moet deze complimenten echt doorgeven aan de collega's achter de schermen, die hieraan hebben gewerkt. Dat zijn onze fractiemedewerkers, Tanja Meeuwsen van de Partij voor de Dieren en Peter van Dijk en Elisabeth Hengeveld van de fractie GroenLinks/PvdA. Zij hebben echt fantastisch werk geleverd de afgelopen jaren, en ook vanavond. Nadat jullie alle vragen stelden, hadden zij een uurtje de tijd om te zorgen dat de beantwoording op orde was. Dat hebben ze fantastisch gedaan. Ik wil hier ook Robbert van Baaren noemen. Dat is een ambtenaar van het ministerie van IenW. Het is gebruikelijk dat je als indiener van initiatiefwetsvoorstellen de beschikking krijgt over uitstekende ambtelijke ondersteuning. Echt niets dan lof voor de wijze waarop dat is gedaan. Dat geldt overigens ook voor alle andere informatieverzoeken die we aan het ministerie hebben gedaan. Daar is heel goed aan tegemoetgekomen. Heel veel dank dus.
Voor de fracties die nog een afweging moeten maken: veel succes met die afweging.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Klaver. Dan geef ik het woord aan mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand:
Dank u wel ook van mijn kant, in aanvulling op wat collega Klaver al heeft gezegd. Dank voor het mooie debat vanavond en voor de gedachtewisseling over hoe we moeten omgaan met zo'n dilemma in de samenleving. Je gunt graag iedereen de vrijheid om van alles te doen wat hij leuk vindt, maar als daar schade uit voortvloeit aan anderen, dan moeten we vroeg of laat een afweging met elkaar maken. Ik vond het mooi om te horen hoe uw Kamer dat vanavond heeft gedaan. Daarbij is ook gememoreerd dat dit echt een wet van de samenleving is, omdat oogartsen, longartsen, dierenbeschermers, milieuorganisaties, maar ook de politie en de hulpverleners al jarenlang gezamenlijk optrekken met een belangrijk verzoek aan zowel de Tweede als de Eerste Kamer om hun zorgen serieus te nemen. Dat we vanavond deze wetsbehandeling hier met elkaar mogen afronden, in deze goede sfeer, daar wil ik u zeer voor danken.
Dank ook aan de staatssecretaris, die ik ook ken in zijn rol als Kamerlid. Daar heb ik vanavond helemaal niks van gemerkt. Hij heeft zijn rol als dienaar van de Kroon voorbeeldig vervuld. Dank en complimenten daarvoor.
Er is aan mij nog een vraag gesteld. Eerlijk gezegd ben ik erop gewezen dat ik iets wat te stellig heb geponeerd. Ik heb gezegd dat alles, anders dan een vuurwerkverbod, al is geprobeerd. Wat ik natuurlijk bedoelde te zeggen is dat zo goed als alles is geprobeerd. We hebben wel zo ongeveer alles besproken. Er is wel degelijk in de Tweede Kamer gesproken over hoeveel kilogram vuurwerk je als consument mag bezitten en wat daarin wijsheid is, en zeker ook over de accijnsverhoging. Daar moet ik de fractie van de SGP een compliment over geven. De SGP-fractie heeft dat jaren geleden al voorgesteld. Ook dat leidde tot de conclusie dat het deze problemen niet gaat oplossen.
Dus zo ongeveer alles is geprobeerd, en in elk geval is alles verkend. Uiteindelijk zijn we met elkaar tot de conclusie gekomen dat een verbod op consumentenvuurwerk de beste garantie is om de jaarwisseling weer fijn en veilig voor iedereen te maken. Daarbij erkennen we dat dit een teleurstelling is voor mensen die het echt jammer gaan vinden dat ze zelf geen vuurwerk meer mogen afsteken. Daar gaan we niet aan voorbij.
Dank voor de mooie behandeling, schriftelijk en vanavond.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Staatssecretaris Aartsen i:
Dank, voorzitter. Dank voor de goede wisseling in deze Kamer. Ik denk dat ik moet beginnen met oprecht gemeende excuses richting de SP-fractie. Misschien was ik wat luchtig over uw punten in de beantwoording. Het waren heel veel vragen. Dat was absoluut niet mijn bedoeling. Laat ik proberen dat hier even recht te zetten. Ik heb proberen aan te geven dat ons standpunt is dat het organiseren van nieuwe tradities en activiteiten in de ogen van de regering niet iets is wat wij vanuit Den Haag van bovenaf kunnen neerzetten. Daarom is dat in onze opvatting ook geen overheidstaak. Als ik dat iets te luchtig heb gebracht, dan nogmaals mijn oprechte excuses daarvoor.
Ook wat betreft de kwalificaties over terughoudendheid en een gesloten portemonnee heb ik geprobeerd om dienend maar wel realistisch te zijn over de situatie die voorligt. Terughoudend is dit kabinet zeker niet. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen denk ik dat het in ieders belang is om te streven naar een zo goed als mogelijk uitgevoerde wet en om het zo keurig mogelijk te doen, of je nou voor- of tegenstander bent in die enorm gepolariseerde discussie. Ik vond het mijn verantwoordelijkheid om hier wel met realisme te schetsen dat dit geen soepele rit zal zijn en dat er zeker nog wel een aantal hobbels te nemen is.
De SP-fractie vroeg heel bewust, ook in de tweede termijn, naar de capaciteitsproblemen bij de ILT en de politie. Zij geven zelf aan dat de regelgeving niet meer wordt of ingewikkelder wordt. Op dit moment hebben wij geen signalen dat daar capaciteitsproblemen zullen ontstaan. Om die reden hebben we bewust gezegd: op het moment dat we de AMvB vormgegeven hebben, gaan we die netjes onderwerpen aan die uitvoeringstoetsen. Dat is een van de redenen waarom we helaas die periode nodig hebben. Je wil die organisaties een nette uitvoeringstoets laten maken, om goed in beeld te krijgen of de AMvB effect heeft, onder andere ook op de capaciteit. Als dat wel zo is, komt dat ook uit die uitvoeringstoetsen naar voren en moeten wij ons daartoe verhouden.
De SP-fractie vroeg mij ook hoe de burgemeestersbevoegdheid is opgenomen. Laat ik proberen dat nog iets duidelijker aan te geven. De burgemeester heeft geen verplichting om een ontheffing te verlenen. Dit wetsvoorstel regelt slechts de mogelijkheid daartoe. Wel probeer ik aan te geven dat we niet moeten willen dat er op 321 plekken allerlei verschillende beleidsplannen worden gerealiseerd, want daarmee krijg je weer een enorme lappendeken. Als we dit ook weer uitvoerbaar willen maken voor de eerdergenoemde twee organisaties, de ILT en de politie, is nationale uniformiteit wel het streven wat ons betreft.
Gevraagd is of vuurwerkverkopers een nieuwe vergunning moeten aanvragen. Nee, daarin voorziet het wetsvoorstel niet. Dat is belangrijk om te zeggen. Een terecht punt is wel dat de verkooppunten, op het moment dat de ontheffing wordt ingeregeld, hun vuurwerk ergens zullen moeten kopen. Het is dan niet onlogisch dat dit bij de bestaande vuurwerkpunten of een selectie van de bestaande vuurwerkpunten zal zijn. Dit betekent dus dat de nadeelcompensatie niet voor 100% zal wegvallen. Het ligt eraan of je het positief of negatief wil bekijken, maar in ieder geval zal het betekenen dat er een lagere nadeelcompensatie nodig zal zijn op het moment dat er nog mogelijkheden zijn om vuurwerk te kunnen verkopen. Nogmaals, het is geen schadeloosstelling, maar uiteindelijk een nadeelcompensatiebeleidsregel. Het heeft dus zeker effect. Om die reden kunnen we op dit moment nog geen concreet bedrag noemen. We hebben gezegd: eerst moeten we de ontheffingsmogelijkheid regelen. Dan weten we ook hoe we het gaan organiseren en wat voor effect dat heeft op de nadeelcompensatie.
Dan zijn er nog een aantal andere vragen gesteld in de tweede termijn, onder andere over de gefaseerde invoering op het moment dat de invoering verschuift naar de jaarwisseling '27/'28. Ik blijf benadrukken dat we dat zeer onwenselijk vinden, maar dat we dat niet kunnen uitsluiten. Dat is dan een dusdanige wijziging van het hier door mij geschetste tijdpad, dat dit ongetwijfeld terugkomt in de beide Kamers. Dan zullen we moeten kijken hoe we dat doen, want dat betekent dat er een enorme kink in de kabel zit op het vlak van de uitvoering. Dan moet gekeken worden hoe groot die kink is en of we die kunnen oplossen, dan wel dat we het op een andere manier zullen moeten vormgeven. Uiteraard leggen wij dat dan terug.
De heer Kemperman vroeg mij of dit wetsvoorstel geschikt is om er op dit moment over te beslissen. Alles overziend is mijn antwoord daarop: ja. Ik denk zelfs dat het verstandig is dat het parlement zich nu uitspreekt over de wenselijkheid of onwenselijkheid van een nationaal verbod op consumentenvuurwerk. Ik heb vanuit de regering aangegeven waar de knelpunten zitten op het vlak van de uitvoering en de financiën. Dat zijn natuurlijk knelpunten die op zichzelf op te lossen zijn. Of dat wenselijk zal zijn, is natuurlijk een tweede, maar we kunnen dat uitvoeringstechnisch mogelijk maken. De vraag is alleen of het wetsvoorstel dan nog voldoet aan de wens van de Tweede en Eerste Kamer zoals we die bedacht hadden in de amendementen. Maar ons streven is wel dat het in beginsel uitvoerbaar is. Of ons dat vervolgens lukt, is vers twee. Maar dat is de verdeling van teleurstelling en schaarste die bij ons vak hoort.
De heer Kemperman i (Fractie-Kemperman):
Dank u, staatssecretaris, voor uw antwoord. U zegt: de wet is nu goed genoeg, maar er moet nog heel veel gebeuren. Dat heeft u ook geregeld toegelicht.
Ik heb nog een andere vraag gesteld, die u gedeeltelijk beantwoord heeft. Dat antwoord ging meer over de bovenkant. Mijn vraag was: hebben jullie, regering en initiatiefnemers, een uitgewerkt beeld van de administratieve lasten — ik heb dat bureaucratische lasten genoemd — die het wetsvoorstel veroorzaakt, met name als het gaat om de alternatieven? Voor een alternatief in de vorm van een vuurwerkshow in een dorp moet een vergunning komen, er moet inspraak geregeld worden, de omgevingsdiensten moeten erbij betrokken zijn en transport, opslag en dergelijke moeten geregeld worden. Met name op die administratieve lasten, die maatschappelijke lasten, zou ik bijna een kosten-batenanalysevariantje los willen laten. Hebben jullie daar een beeld van?
De voorzitter:
Toch één punt. We tutoyeren hier de mensen achter de regeringstafel niet. Het meervoud van "u" is "u". Gaat uw gang, staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Nee, op dit moment hebben we daar geen concreet beeld bij, maar het hangt af van de invulling van de AMvB. Het doel van de regering is niet om zo veel mogelijk administratieve lasten te veroorzaken, al helemaal niet voor individuele burgers die zo'n ontheffing willen aanvragen. Dat is ook de reden waarom we zo'n doenvermogentoets doen. Overigens is het geen vergunning, maar een ontheffing die wordt aangevraagd. Dus nee, dat hebben we op dit moment niet, maar we streven ernaar om dat zo eenvoudig en uniform mogelijk te maken. Vandaar dat mijn antwoord ook was om te kiezen voor zo veel mogelijk nationale uniformiteit bij de invulling van die ontheffing, want als we dat allemaal op elkaar gaan stapelen, wordt het niet beter.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Sorry, voorzitter, het is de familiaire sfeer aan het eind van de avond waardoor ik mij even vergaloppeerde.
Het is wel relevant, want we kunnen de gemeentelijke apparaten en alles en iedereen die ermee bezig is, zomaar weer opzadelen met allerlei extra lasten omdat we alternatieven willen gaan organiseren. U heeft het zelf genoemd. Er zijn nog heel veel vragen over transport, opslag, vergunningverlening en toetsing. Kunt u daar dan in ieder geval aandacht aan besteden in het vervolgwetstraject? Als daar niet serieus naar gekeken wordt, hebben we daar een probleem georganiseerd.
Staatssecretaris Aartsen:
Zeker, absoluut. Ik wijs er ook nog eens op dat alle zaken die ik zonet benoemde, op dit moment niet zijn geregeld. Er vindt op dit moment geen controle plaats van waar ik mijn vuurwerk opsla als ik die op 29 december heb gekocht. Of ik dat nu op zolder doe of in mijn tuinhuisje, daar vindt op dit moment geen controle op plaats. Zo reëel moeten we ook zijn. We proberen dat zo goed als mogelijk te doen, met ook een stuk vertrouwen in de samenleving. Dat zal niet allemaal goed gaan, zeg ik er gelijk maar even bij. Het zal ongetwijfeld tijd nodig hebben om in te regelen, maar dat geldt natuurlijk breed voor het hele verbod. Dat is ook de reden waarom we heel zorgvuldig die stappen met elkaar doorlopen.
De motie van de BBB-fractie kunnen we aan het oordeel van de Kamer laten. Ik had alleen gehoopt dat er nog een richting zou worden gezegd voor waar we dat zouden kunnen vinden, maar helaas. Dat is overigens ook de vraag van de heer Rietkerk, en ook van de heer Meijer. Ja, dit zullen we mee terug moeten nemen naar het kabinet en in het kabinet moeten bespreken. De eerste logische stap is de ontwerpbegroting 2026, die ook hier voor zal komen te liggen. Maar ik wijs er ook op dat als nog niet duidelijk is wat die regeling dan zal zijn of als er onvoldoende richting voor is, we dat op een ander moment ook nog kunnen organiseren. Ik vraag even de ruimte om goed in het kabinet te bespreken wat dat gaat zijn. Maar dat er dekking zal moeten komen, staat onomstotelijk vast. De heer Meijer heeft ook terecht gezegd dat het losstaat van de inhoud van de regeling. In het amendement stond: zoek dekking in de begroting van IenW. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dat onmogelijk gaat zijn. Daar moeten we dus iets anders voor gaan verzinnen.
Dan vroeg de heer Rietkerk wanneer wij de verzamelbrief Vuurwerk kunnen sturen, omdat "de zomer" een rekkelijk begrip is. Dat kunnen wij waarschijnlijk in juli 2025 doen.
Dan had ik aan de fracties van GroenLinks-Partij van de Arbeid en de SP toegezegd om aan te geven hoe het kabinet denkt de komende jaarwisseling te kunnen voorkomen dat we "go out with a bang". Sorry, de fractie van de Partij voor de Dieren, excuus. Ik haal nu dingen door elkaar heen. Dat zal heel prominent als een van de drie sporen in het handhavingsplan worden opgenomen. Op dit moment wordt met relevante partijen overlegd om initiatieven en best practices te bundelen, waarbij we kijken naar nieuwe instrumenten, maar ook naar bestaande instrumenten, zoals verschillende preventiemaatregelen, gerichte voorlichting aan jongeren en het voorkomen van misbruik. Verder worden er voorlichtingscampagnes opgezet, zal er een lespakket richting basisschoolleerlingen worden aangeboden over het veilig afsteken van vuurwerk en de nodige wet- en regelgeving. Ook de politie zal in aanloop naar de jaarwisseling actief in gesprek gaan met jongeren. Vanuit gemeenten zijn er op dit moment al initiatieven om verschillende activiteiten voor meer bewustwording en alternatieve besteding, zoals vuurwerkshows, aan te bieden. Ook worden straatcoaches en buurtvaders ingezet. Tot slot neemt de VNG het initiatief om de best practices zoals eerder genoemd, te verzamelen en breed onder de verschillende gemeenten te verspreiden, zodat iedereen in zijn of haar gemeente daar ook weer uit kan putten. De uitkomsten van dat hele proces zullen ook een plek hebben in het handhavingsplan dat de minister van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd.
Tot zover, voorzitter. Ik dank de Eerste Kamer voor mijn eerste debat. Het was een aangenaam en vooral inhoudelijk goed debat. Ik wens u veel wijsheid toe in het besluit over het voorliggende wetsvoorstel, dat wij als kabinet ter hand zullen nemen en goed zullen uitvoeren.
De heer Rietkerk i (CDA):
Kortheidshalve vraag ik of ik de staatssecretaris expliciet heb horen zeggen dat hij de VNG, het Veiligheidsberaad en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters betrekt bij de uitwerking van de AMvB.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja.
De heer Rietkerk (CDA):
Dan mijn tweede vraag. Coevorden is genoemd. Kampen is genoemd. Er zijn nog meer gemeenten. Betrekt u die best practices ook bij de uitwerking van de AMvB's?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja. Dat geldt in ieder geval voor deze. Er zijn nog een hoop andere organisaties, maar het antwoord is: ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan sluit ik de beraadslaging en kom ik tot afhandeling van het wetsvoorstel. Ik dank alle leden, de Tweede Kamerleden Klaver en Ouwehand, de staatssecretaris en de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Zoals te doen gebruikelijk vindt besluitvorming over initiatiefwetsvoorstellen plaats op de dinsdagmiddag. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor om morgen, op 1 juli, te stemmen over het wetsvoorstel. Kan de Kamer zich daarin vinden? Dat is dus morgen. Dat is het geval. Ik stel ook voor om dan over de ingediende moties te stemmen. Is dat akkoord met de Kamer? Is niemand tegen? Aldus is besloten.
Dan zal de vergadering morgenochtend worden voortgezet met de eerste termijn van het beleidsdebat over de Voorjaarsnota. Ik schors de vergadering tot dinsdagochtend 1 juli om 9.30 uur. Ik wens u allen wel thuis.