1.Vaststellen agenda
2.CLXX
Voorstel voor een Gedragscode ongewenste omgangsvormen Eerste Kamer
Beslispunt
Welke leden wensen vandaag inbreng te leveren voor het tweede verslag?
Toelichting
Nota naar aanleiding van het verslag en nota van wijziging
Op 10 september jl. heeft u de nota naar aanleiding van het verslag ontvangen in antwoord op de vragen die op 21 mei jl. aan het College van Voorzitter en Ondervoorzitters (CVO) zijn gesteld over de voorgestelde Gedragscode. De antwoorden zijn voorbereid door het voltallige CVO in oude samenstelling. De vragen in het verslag waren bovendien voor dat CVO aanleiding om te komen met een nota van wijziging, die de nota naar aanleiding van het verslag vergezeld.
Vandaag heeft u de mogelijkheid inbreng te leveren voor het tweede verslag, die door het CVO in nieuwe samenstelling zal worden beantwoord.
Hieronder treft u volledigheidshalve ter kennisneming algemene informatie over de behandeling van een dergelijk voorstel in commissieverband.
CVO-voorstel voor een Gedragscode ongewenste omgangsvormen op grond artikel 131 RvO
Het voorstel van CVO voor een Gedragscode ongewenste omgangsvormen geeft invulling aan artikel 131 Reglement van Orde (RvO): “Bij afzonderlijke regeling van de Kamer wordt een Gedragscode ongewenste omgangsvormen vastgesteld waarin voorschriften worden gegeven ter voorkoming van ongewenst gedrag door leden van de Kamer. In deze afzonderlijke regeling wordt tevens een instrumentarium vastgelegd ten behoeve van de naleving en interpretatie van deze Gedragscode.” Op dit moment heeft de Kamer nog geen code vastgesteld.
Voorbereidend onderzoek in de vaste commissie BIZA
De wijze van totstandkoming van een Gedragscode wordt geregeld in artikel 140 RvO. Daarin staat dat de artikelen uit hoofdstuk XV van het RvO van overeenkomstige toepassing zijn op voorstellen tot vaststelling van de overige op grond van het RvO door de Kamer vast te stellen regelingen. De Kamer heeft op 18 maart jl. op grond van artikel 133, lid 1 RvO en na besprekingen in het College van fractievoorzitters de vaste commissie BIZA belast met het voorbereidend onderzoek van het voorstel. De leden Van der Linden (VVD) en Van Aelst-Den Uijl (SP) wensen, op grond van artikel 37, lid 2 RvO, deel te nemen aan het voorbereidend onderzoek. Uw commissie heeft op 1 april jl. besloten vandaag gelegenheid te bieden tot het leveren van inbreng voor het verslag.
Voorbereidend onderzoek vergelijkbaar met dat van een wetsvoorstel
Voor wat het voorbereidend onderzoek van het voorstel in de commissie betreft, geldt dat het voorstel op de gewone wijze, als is het een wetsvoorstel, wordt behandeld. Artikel 136, lid 1 RvO bepaalt immers dat het voorstel ‘op dezelfde wijze [wordt behandeld] als een wetsvoorstel dat aan de commissie is toevertrouwd, waarbij de voorsteller in de plaats treedt van de minister.’ Het CVO zal de vragen in het verslag/de verslagen schriftelijk beantwoorden met een nota naar aanleiding van het verslag.
Het voorbereidend onderzoek kent maximaal drie schriftelijke vraag- en antwoordenrondes (artikel 45 RvO) (artikel 46 RvO: met toestemming van de Kamer vier) en ook kan het commissie-instrumentarium worden benut (artikel 38 RvO). Anders dan bij wetsvoorstellen kunnen leden amendementen voorstellen (artikel 134 RvO) en kan het CVO - waanneer bijvoorbeeld vragen/opmerkingen daartoe aanleiding geven - het voorstel wijzigen (artikel 135 RvO). Mocht een lid overwegen een amendement in te dienen, dan wordt aangeraden het concept voor indiening voor een wetstechnische toets voor te leggen aan de stafmedewerker van de commissie BIZA, dr. Sofie Wolf.
Inbreng voor het tweede verslag
3.29362, AF
Beslispunt
Zijn de vragen afdoende beantwoord of wenst de commissie in nader schriftelijk overleg te treden?
Toelichting:
Conform de Kamernotitie Uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en doenvermogen burgers is de Stand van de Uitvoering Rijksvastgoedbedrijf besproken in uw commissievergadering van 8 juli 2025. Op 24 september 2025 is een brief met vragen van de leden van de BBB-fractie aan de minister van VRO gestuurd. Zij heeft bij brief van 31 oktober 2025 geantwoord.
Bespreking verslag van een schriftelijke overleg
