Verslag van de vergadering van 28 oktober 2025 (2025/2026 nr. 05)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 10.20 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, voorzitter. Het is voor mij persoonlijk een groot voorrecht om vandaag aan dit debat deel te mogen deelnemen. Immers, pake Johannes, mijn grootvader, had in de jaren twintig van de vorige eeuw een eigen busmaatschappij die een lijn exploiteerde tussen Sneek en Heeg. Drie keer per week, zo heb ik onthouden. Mijn vader, ook een Johannes, mocht als 13-jarige van zijn heit — dat is vader in het Fries dus — de bus inparkeren in de garage. Dat verhaal heb ik uiteraard meermalen gehoord; ik zeg het maar zuinigjes.
Voorzitter. Wat ik vandaag niet kon vermoeden, was dat ik het woord zou mogen voeren over een verwant onderwerp: de inbesteding. Een andere variant om het openbaar vervoer van vandaag de dag — zo heette het een eeuw geleden nog niet — te organiseren is nodig, omdat het debat nu, anders dan toen, in het teken staat van het mogelijk falen van de marktwerking bij de ontwikkeling van het streekvervoer in de regio. Het gaat om een basisvoorziening. Daarom willen de initiatiefnemers de provincies een tweede alternatief aanbieden als de markt niet goed werkt of, erger nog, faalt.
Naast de veel te dure oplossing van noodconcessies, zoals in Zeeland, met al zijn nadelen komt er een tweede optie: de provinciale inbesteding. De provinciale inbesteding biedt een alternatief voor het uitschrijven van noodconcessies, en dat alles in overeenstemming met de Europese aanbestedingsregels. Is dat iets revolutionairs in Nederland? Nee, eigenlijk niet. We kennen die optie al veel langer, maar dan alleen voor de G4, de vier grote steden in de Randstad. Het is naar het oordeel van mijn fractie goed als deze optie ook voor de provincies beschikbaar komt. Net als mevrouw Thijssen hebben wij, maar dan vanuit de provinciale partijen, het signaal gekregen dat men dit voorstel ten zeerste verwelkomt, niet omdat men nu al weet dat men gebruik gaat maken van deze optie, maar omdat de optie er überhaupt komt.
Voorzitter. Voordat ik inga op de inhoud van dit initiatiefvoorstel wil ik allereerst mijn grote waardering uitspreken voor de initiatiefnemers, de heren De Hoop en Van Dijk, en voor iedereen die dit voorstel mogelijk heeft gemaakt. Ook hebben wij met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden van de staatssecretaris. In 2023 maakte "Elke regio telt!", het adviesrapport van de drie adviesraden, veel los, niet alleen in het land en bij de bestuurders in de Randstad, die bijdehand hun vinger opstaken en zeiden dat zij ook niet over het hoofd mochten worden gezien, maar ook bij het kabinet. Zoals de minister van BZK namens het kabinet onder woorden bracht: we kunnen pas zeggen dat het goed gaat met Nederland als het in alle regio's goed gaat. Helaas geldt dat niet overal in het land voor het openbaar vervoer. De voorgaande sprekers hebben dat al benadrukt. We hebben dus nog een lange weg te gaan. Dat was ook de boodschap van het toenmalige kabinet met het kabinetsstandpunt over "Elke regio telt!". De boodschap die toen werd afgegeven, was: het is niet van vandaag op morgen opgelost, maar we moeten wel de bakens verzetten en de goede richting inslaan.
Het openbaar vervoer is sinds 2019 fors duurder geworden. In het streekvervoer werden financieel minder rendabele lijnen geschrapt, die echter sociaal wel heel essentieel waren. Ook werd de dienstregeling uitgekleed, bijvoorbeeld in de avonduren. Zie dan nog maar eens thuis te komen. Het gevolg is een voortgaande verslechtering van de bereikbaarheid op het platteland, een dalend aantal passagiers et cetera et cetera. Dat heeft bijvoorbeeld gevolgen voor de bereikbaarheid van scholen, maar ook voor stageplaatsen voor mbo-leerlingen in de regio. Juist in de regio heb je heel veel mbo-onderwijs. In sommige provincies, met name op het platteland, lijkt het openbaar vervoer allang geen betrouwbare basisvoorziening meer. Het is dan ook onlogisch om de optie van het inbesteden van het openbaar vervoer alleen beschikbaar te hebben voor de vier grote steden. Meer regie bij de overheid en de provincies kan voorkomen dat vitale en sociaal belangrijke lijnen moeten worden opgeheven. Daarom verwelkomt de OPNL-fractie dit initiatiefwetsvoorstel, dat provinciale inbesteding mogelijk maakt.
Maar nu de financiering. De initiatiefnemers schrijven terecht dat het wetsvoorstel als zodanig feitelijk geen of weinig financiële gevolgen heeft. Wel dringt de vraag zich op of het creëren van de optie van provinciale inbesteding als zodanig voldoende soelaas biedt. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als de middelen waarover de provincies beschikken achterblijven of krimpen? Er zijn natuurlijk instrumenten om bij te sturen, zoals de hoogte van de provinciale belastinginkomsten of een ophoging van het Provinciefonds, maar dan is het Rijk aan zet. Ook bij het creëren van SPUK's is het Rijk aan zet, terwijl wij daar niet zo'n voorstander van zijn. Dat is een onderwerp dat vandaag evenwel niet formeel op de agenda staat, ook al zijn de voorgaande sprekers daar in feite natuurlijk allang op ingegaan.
Voorzitter. Ik kom daarmee aan het einde van mijn bijdrage. Net als de initiatiefnemers heb ik er vertrouwen in dat de provinciale overheid in staat is om de inbesteding van het streekvervoer naar behoefte te regelen en zich hier adequaat op voor te bereiden voor het geval de markt faalt, mits natuurlijk, zoals gezegd, de provincies over voldoende middelen beschikken om deze basisvoorziening op peil te houden.
Verder zou onze fractie graag op de hoogte willen blijven van de werking van dit wetsvoorstel in de praktijk, als het eenmaal aangenomen is; niet om de wet zelf te evalueren, maar wel om de effecten van de wet te monitoren. Dat zeg ik tegen de staatssecretaris. De OPNL-fractie stelt daarom voor dat het kabinet de beide Kamers periodiek informeert over de stand van zaken rond het aanbesteden van provinciale vervoerconcessies en op de tweede plaats over de stand van zaken rond eventuele toepassing van de provinciale inbesteding, waarbij het de signalen van het IPO meeneemt. Een eerste bericht hierover voor beide Kamers ziet onze fractie graag zo snel mogelijk tegemoet. We horen ook graag van de staatssecretaris wanneer hij denkt dat de eerste keer zou kunnen zijn. Daarna ontvangen we graag periodiek vervolgberichten, bijvoorbeeld om de vijf jaar. Is de staatssecretaris bereid deze toezegging te doen?
Voorzitter. Dat was mijn bijdrage. Ik kijk uit naar de beantwoording. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot. Namens OPNL hebt u gesproken. Dan is nu het woord aan de fractie van Volt. Meneer Hartog, aan u het woord.