Verslag van de vergadering van 28 oktober 2025 (2025/2026 nr. 05)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 15.41 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Van der Goot i (OPNL):
Voorzitter, dank u wel. Dank allereerst voor de beantwoording van de vragen door de initiatiefnemers en de staatssecretaris. Het was goed om te horen dat de initiatiefnemers net als onze OPNL-fractie vertrouwen hebben in de provinciale overheid als volwaardig onderdeel van het huis van Thorbecke. In feite staat het respect voor provinciale en lokale autonomie daarbij centraal.
Zoals initiatiefnemer Van Dijk aangaf, versterkt dit wetsvoorstel juist die positie. Het biedt provincies de mogelijkheid om, wanneer dat nodig is, zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het openbaar vervoer, een basisvoorziening. Het voorstel legt niets op, maar maakt iets mogelijk. Het vergroot de handelingsruimte zonder de autonomie te beperken. Sterker nog, het vergroot die zelfs. Immers, provinciale inbesteding wordt een aanvullend instrument in de gereedschapskist van provincies, een optie, niet meer en niet minder.
Voorzitter. Initiatiefnemer De Hoop wees er terecht op dat provincies zoals Zeeland prima in staat zijn om zelf redelijke en doelmatige eisen te stellen bij concessieverlening. Maar bij een falende markt moeten provinciebesturen op een gegeven moment dure noodconcessies uitschrijven om de markt tegemoet te komen en het vervoer in enigerlei mate overeind te houden. Dat is geen houdbare situatie. In dit soort schrijnende gevallen zou het dus goed zijn als een provinciebestuur een alternatief heeft, een stok achter de deur, om zelf verantwoordelijkheid te kunnen nemen wanneer de markt het laat afweten. Daarvoor biedt dit instrument een geweldige mogelijkheid, dus dank aan de initiatiefnemers.
Voorzitter. Ik ben het niet met de staatssecretaris eens dat het ministerie geen enkele rol zou hebben bij de follow-up ten aanzien van dit wetsvoorstel. Natuurlijk hoeft het ministerie de provincies niet actief te stimuleren om gebruik te maken van provinciale inbesteding, want dat is de rol van provincies zelf. Maar we hebben tijdens het debat gehoord dat er juist in de Kamer, ook in deze Kamer, de behoefte is om te weten of dit instrument werkt, ja of nee. En als het niet werkt, hoe krijgen we dan het openbaar vervoer in de regio op peil? Daarom wil ik er toch graag op aandringen dat de staatssecretaris ons, beide Kamers dus, erover informeert of dit wetsvoorstel werkt, ja of nee. Dat hoeft niet elk jaar of elke twee, drie of vier jaar, maar wel periodiek; wij dachten zelf aan eens in de vijf jaar. Ik hoop dat u daar nog nader op wilt reflecteren. Kortom, het gaat niet over stimuleren, maar over informeren of die basisvoorziening werkt.
Voorzitter. Daarmee ben ik aan het einde van mijn bijdrage gekomen. Dank u wel. Ik kijk uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Rietkerk van het CDA.