Plenair Van Langen-Visbeek bij voortzetting behandeling Wet provinciale inbesteding vervoerconcessies



Verslag van de vergadering van 28 oktober 2025 (2025/2026 nr. 05)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 15.56 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Langen-Visbeek i (BBB):

Voorzitter. Initiatiefnemers en staatssecretaris, dank voor de antwoorden op onze vragen. Ik ga nu even verder met de staatssecretaris. We volgen uw uitleg, behalve van het verhaal over de bushaltes, want de bus hoeft natuurlijk alleen te stoppen als er mensen staan. Er zit ook zo'n knop in. We denken ook dat u de sturingsmogelijkheden van de overheid iets te optimistisch inschat. De verschraling van het aanbod is niet alleen het gevolg van politieke keuzes. Er is sprake van een imperfecte markt, zeker in de landelijke gebieden. Fijn dat er onderzoek komt naar de betaalbaarheid van openbaar vervoer, naar zelfrijdend vervoer en ook naar de gevolgen van het feit dat er minder gebruik wordt gemaakt van het studentenproduct. Maar met alleen onderzoek komen we er niet. Ten eerste vinden wij het als BBB belangrijk dat dit geen papieren tijger blijkt te zijn als de provincies een beroep willen doen op deze stok achter de deur. Wij vinden het belangrijk dat dit, als het nodig is, werkelijk kán leiden tot een of meer provinciale vervoerbedrijven. Daartoe wil de BBB de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er geen dekking is voor de kosten die met het voorstel gepaard gaan;

overwegende dat dit initiatiefvoorstel een provinciaal vervoerbedrijf op papier mogelijk maakt maar we ernaar moeten streven een dergelijke mogelijkheid ook praktisch uitvoerbaar te maken om een verdere verschraling van het openbaar vervoer te voorkomen;

verzoekt het kabinet:

  • aandacht te geven aan de knelpunten die zich voordoen bij de toekomstige oprichting van een provinciaal vervoerbedrijf en te ondersteunen bij het zo snel mogelijk oplossen daarvan;
  • desgewenst op aanvraag van de provinciale overheden te investeren in een of meer initiatieven met een dergelijk vervoersbedrijf gedurende een vooraf overeengekomen periode,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Langen-Visbeek en Van Wijk.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter D (36569).

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Daarnaast vinden wij het als BBB-fractie belangrijk om hier in deze Kamer onze waardering uit te spreken voor de vele vrijwilligers die in plattelandsgebieden samen zorgen dat onrendabele busvoorzieningen met bepaalde middelen in stand kunnen blijven. We zijn blij dat de staatssecretaris deze waardering deelt. Die vrijwilligers zorgen er überhaupt voor dat dergelijke busdiensten uitvoerbaar blijven. Deze vorm van noaberschap verdient in onze ogen nog meer waardering dan die nu krijgt. Daarom willen wij nog een motie indienen, die vraagt om ...

De voorzitter:

Mevrouw Van Langen, naar aanleiding van de vorige motie had de heer Rietkerk nog een vraag. Die wil ik eerst even toestaan.

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Ik zit dan wel een beetje met m'n tijd.

De heer Rietkerk i (CDA):

Voorzitter, via u zou ik mevrouw Van Langen de volgende vraag willen stellen. Ik heb net met de anderen de overwegingen van de motie gehoord. Het dictum ging heel snel. Zat in het dictum een oproep die geld kost, rijksgeld naar provincies? Kan de BBB-fractie een inschatting geven van die kosten en ook van waaruit zij die kosten zou willen dekken?

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Dat hoor ik ook steeds! Laten we dat vooral bij de provincies laten. Het verzoek zal ook bij de provincies vandaan komen. Misschien is het wel helemaal niet nodig, want het is nu een stok achter de deur, maar ik denk dan: een stok achter de deur die nooit benut kan worden, dat is ook weer zowat. Mocht dus een provincie of mochten twee provincies samen hiertoe besluiten en met een businesscase komen, waarvoor nog iets nodig is vanuit het Rijk om het mogelijk te maken, dan vraag ik eigenlijk gewoon om dat dan mogelijk te maken. Dan spreken we dat af met die provincies en we spreken ook af voor hoeveel tijd en dan maken we dat mogelijk. Net zoals je zou kunnen investeren in de eerste pilot met zelfrijdende vervoersmodaliteiten.

De heer Rietkerk (CDA):

U zoekt dus de dekking op een aantal onderdelen gewoon in de rijksbegroting zelf? Want als er een geldvraag komt, dan zal dat geld ergens anders vanaf moeten. Als die vraag er gaat komen, dan is de CDA-fractie er wel in geïnteresseerd waar dat dan vanaf gaat, want daar moeten we ook transparant over kunnen zijn.

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Dat vinden wij natuurlijk ook. Maar wij vinden sowieso dat er misschien ook gekeken zou kunnen worden naar de verdeling van het budget dat nu naar plattelandsgebieden gaat en naar gebieden waar al redelijk veel openbaar vervoer is.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Goed. Dan ga ik verder met dat die vrijwilligers een stukje extra waardering verdienen, want die besparen ons heel veel geld en zorgen dat het platteland bereikbaar blijft. Nou, dan de motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het PBL constateert dat plattelandsregio's veel slechter bereikbaar zijn dan tien jaar geleden en vooral oudere plattelanders en praktisch opgeleiden hiervan de dupe zijn;

constaterende dat deze groep groeit doordat het platteland vergrijst;

overwegende dat:

  • op het platteland veel vervoersverbindingen in stand gehouden worden door vrijwilligers;
  • het werk van deze vrijwilligers in feite onbetaalbaar is omdat het ervoor zorgt dat het platteland leefbaar blijft en hiermee de afgelopen jaren veel geld is bespaard;
  • deze vorm van naoberschap moet blijven en onze erkenning en waardering verdient;

verzoekt het kabinet in overleg te gaan met provincies en vervoersbedrijven en zo mogelijk afspraken te maken over extra vormen van waardering voor deze groep vrijwilligers in de vorm van bijvoorbeeld extra opleidingsmogelijkheden, bedrijfskleding of vrij reizen, zoals bijvoorbeeld ook bij de brandweer gebruikelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Langen-Visbeek en Van Wijk.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter E (36569).

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Dat laatste stond overigens niet in de motie.

De voorzitter:

Ik zie de heer Rietkerk met een vraag.

De heer Rietkerk (CDA):

Een vraag vanuit de ervaring in Provinciale Staten met het bestuur. U heeft volgens mij net aangegeven dat op dit moment de BBB rijk is vertegenwoordigd op provinciaal niveau, ook met bestuurders. Bij de begrotingsbehandeling in diverse provincies is het debat over de vrijwilligers in het openbaar vervoer ook gevoerd. Vindt u het dan effectief en gepast om deze motie hier op rijksniveau in de Eerste Kamer in te dienen in relatie tot het debat op provinciaal niveau, waar het eigenlijk thuishoort?

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Het onderwerp leent zich ervoor. Dit speelt natuurlijk ook op provinciaal niveau. Dit speelt in gebieden waar heel veel van die lijnen in stand worden gehouden door vrijwilligers. Ik zeg gewoon in die zin: ik vind wel dat daar aandacht voor gevraagd moet worden. Dat moet je op elk podium doen. Die mensen verdienen dat.

De heer Rietkerk (CDA):

Geen misverstand over het belang van vrijwilligers in regio's en provincies.

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Dat verwacht ik overigens ook niet van het CDA, hoor, dat ze daar twijfels over hebben.

De heer Rietkerk (CDA):

Het gaat mij er meer om — we zullen de overwegingen van de motie lezen — op welk overheidsniveau dit debat plaatsvindt. Dat is gemeentelijk, als het gaat om buurtbussen, en provinciaal als het gaat om hun provinciale taken. De provincies hebben een aantal kerntaken, waaronder mobiliteit. Wij zullen de motie vooral door die bril beoordelen en bekijken wat deze motie vanuit de uitvoerbaarheid, de handhaafbaarheid en kwaliteit van wetgeving met zich mee zal brengen.

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Dank u.

De voorzitter:

Bent u klaar met uw termijn?

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Ja, met de motie. Ik denk dat dit — daar wil ik dan maar mee afronden — een startpunt is en dat we met z'n allen nog veel zullen moeten doen om het openbaar vervoer te behouden met de kwaliteit die het nu heeft of met misschien een betere kwaliteit.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Walenkamp van de fractie-Walenkamp.