Plenair Van Rooijen bij behandeling Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten



Verslag van de vergadering van 11 november 2025 (2025/2026 nr. 07)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 11.24 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. 11 november is de dag van Sint-Maarten, een groot feest voor onze kinderen. De dag ook van Martinus, de bisschop van Tours. Op een koude dag ontmoette de soldaat Martinus bij een stadspoort van Amiens een verkleumde bedelaar. Hij pakte zijn zwaard, sneed zijn mantel in tweeën en gaf de bedelaar de helft. Dit beeld kwam bij mij op bij het lezen van dit wetsontwerp. Martinus gaf zijn mantel. Hoe geef je arbeidsmigranten een woning? Arbeidsmigranten hebben recht op een menswaardige behandeling. Mijn fractie is van mening dat het de hoogste tijd wordt dat we een nieuwe wet, een nieuwe set normen en waarden creëren als het gaat om de omgang met arbeidsmigranten.

De commissie-Roemer schreef vijf jaar geleden een rapport. Arbeidsmigranten zijn gelijkwaardige en volwaardige deelnemers aan onze samenleving en behoren niet langer te worden uitgebuit wat betreft arbeidsomstandigheden en huisvesting. Misstanden zoals die nu voorkomen, moeten worden tegengegaan, en dat begint met de regulering van de arbeidsbranche en de verbetering van de registratie van arbeidsmigranten. In het verleden is naleving van bestaande regelgeving onvoldoende afgedwongen. Je kunt aan de poort — weer de poort! — wel nieuwe regelingen zoals deze willen invoeren, maar blijft naleving ervan niet een veel te grote uitdaging? Graag een antwoord van de minister.

Wij hebben grote zorgen over de uitvoering — dat blijkt wel — en de capaciteit ten aanzien van naleving. Mijn fractie hecht eraan te benadrukken dat werkgevers die reeds gebruikmaken van gecertificeerde uitzendbureaus en gecertificeerde huisvesting voor werknemers, in geen geval extra regeldruk moeten ervaren door de nieuwe regelgeving. Zij mogen hierdoor niet worden geraakt, maar dat zal in de praktijk wel gebeuren. De regering erkent dit ook in de nota naar aanleiding van het tweede verslag. Weliswaar streeft zij ernaar extra lasten te beperken, maar feit is dat invoering van de Wtta voor extra regeldruk en lastenverzwaring zorgt. De goeden moeten dus lijden onder de kwaden. Mijn fractie vraagt zich af in hoeverre dit proportioneel is. Kan de minister hierop haar visie geven? Kunnen bonafide uitzendbureaus zo veel mogelijk ontlast worden, is onze heel concrete vraag.

50PLUS is ook realistisch en sluit zeker niet uit dat met nieuwe wetgeving een zogenaamd waterbedeffect zal ontstaan, waarbij sommige werkgevers andere constructies zullen gaan toepassen voor het aannemen van arbeidsmigranten. Dat kan gaan om detachering via buitenlandse werkgevers, schijnzelfstandigheid — ik kom daar dadelijk nog op terug — of simpelweg zwartwerken. De regering komt met de oplossing om indien dit binnen een of enkele sectoren veelvuldig voorkomt, een sectorale maatregel te treffen in de vorm van een sectoraal uit- en inleenverbod als aanvulling op de generieke maatregelen van de Wtta. Maar zo'n verbod op het vrij verkeer van diensten zou in strijd kunnen zijn met Europese wet- en regelgeving indien dit disproportioneel wordt geacht.

De regering geeft zelf aan dat de rechtmatigheid van zo'n verbod afhangt van de onderbouwing bij de daadwerkelijke invoering van een sectoraal uit- en inleenverbod. Het staat dus geenszins vast dat de voorgenomen en aangekondigde sectorale verboden juridisch gezien afgedwongen kunnen worden. Mijn fractie vraagt de minister welke wegen bewandeld gaan worden indien blijkt dat dit soort verboden juridisch ontoelaatbaar worden geacht. Beschikt zij nog over andere gereedschappen in de gereedschapskist?

Kan de minister ook aangeven hoe een sectoraal uit- en inleenverbod wordt gedefinieerd? Wat zijn de kaders daarvoor? Wat als de te verrichten arbeid juridisch gezien onder meerdere sectoren valt? Kan dat voldoende ontvlochten worden? Kan de minister tevens aangeven hoe effectief opgetreden kan worden, mocht zich een waterbedeffect gaan voordoen zoals ik eerder memoreerde? We zien immers steeds vaker dat bij strenge regelgeving de behoefte aan ontduiking toeneemt. Na mogelijke invoering van de Wtta moet hiermee dan ook rekening worden gehouden.

Mijn fractie heeft nog niet de overtuiging dat de echte problematiek die samenhangt met de arbeidsmigratie met de invoering van deze wet zal worden opgelost. Is de behoefte aan deze wet niet mede ingegeven door het feit dat noodzakelijke controle op malafide uitzendbureaus en inleenconstructies al lange tijd onvoldoende is gebleken? Is het niet zo dat de noodzakelijke menskracht ontbreekt om naleving van bestaande regelgeving af te dwingen? Hoe denkt de minister deze menskracht straks wel te hebben? Wij vinden een grondige evaluatie van de wet, mocht deze worden aangenomen, absoluut noodzakelijk.

Voorzitter, tot slot. De regeling die bedrijven in staat stelt om maximaal 25% van het minimumloon van de arbeidsmigranten in te houden voor huisvesting, zou stapsgewijs worden afgebouwd. Kan de minister nog eens klip-en-klaar uitleggen waarom ze ervoor kiest om deze regeling in stand te laten, wetende dat zij ook nog als demissionair minister fungeert?

Voorzitter, tot slot. Ik had het al over uitzendkrachten en met name over schijnzelfstandigheid. De Wet DBA werd in 2016 ingevoerd ter bestrijding van schijnzelfstandigheid. De wet bleek niet uitvoerbaar. Het kabinet drukte, mede op verzoek van de fractie van D66 hier, snel op de pauzeknop en kwam met een handhavingsmoratorium — wat een woord! — dat tien jaar heeft geduurd. Pas in '25 is er handhaving. Ziet de minister dit als een mogelijk schrikbeeld? Wat gaat zij doen als de uitvoering op grote problemen gaat stuiten? De senaat heeft in 2016 een dure les geleerd. Graag een reactie van de minister.

Wij wachten de antwoorden met belangstelling af.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Ik kijk naar de minister. Ik zie dat het 11.30 uur is. In theorie zouden wij nog tot 12.30 uur kunnen doorgaan met het debat. Dat hangt af van hoeveel tijd u nodig heeft om de antwoorden voor te bereiden. We kunnen ook gewoon om 13.30 uur doorgaan; het is ons om het even. U had gerekend op een uur pauze, begrijp ik. Dan schors ik de vergadering.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot 13.30 uur.