Verslag van de vergadering van 18 november 2025 (2025/2026 nr. 08)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 10.05 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Bovens i (CDA):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Toen ik de Miljoenennota 2026, de tweede van het kabinet-Schoof, gelezen had, schreef ik drie woorden in de kantlijn: optimistisch, realistisch en pessimistisch. Dat zijn drie termen, drie wereldbeelden die eigenlijk lastig samen kunnen gaan, maar blijkbaar in de boezem van dit demissionaire kabinet wel tot een soort van geheel zijn samengebracht. Dat is op zichzelf al een prestatie. Voor die prestatie verdient de minister van Financiën onze waardering. Namens mijn fractie welkom aan minister Heinen en tegelijk welkom aan staatssecretaris Heijnen, die de overstap van de bankjes hier links naar de stoelen heeft gemaakt. Hij verdedigt vandaag mede een Miljoenennota, een belastingplan, waar hij als senator ongetwijfeld nog wel wat kritische kanttekeningen bij zou hebben gemaakt. De woordspeling over het feit dat twee bewindslieden E. Hei(j)nen heten, zal ik vandaag achterwege laten, al was het maar om het niveau van het senaatsdebat hoog te houden.
(Hilariteit)
De heer Bovens (CDA):
Ik volsta met de blik op de heiligenkalender, waarbij mij opviel dat de heilige Henricus, waar toch de naam Hein van is afgeleid, ooit door paus Eugenius, of Eugène, III werd heiligverklaard. Maar nu de paradox van die drie woorden. Optimistisch slaat op de inleiding van de Miljoenennota, waarin het kabinet beschrijft hoe wij ervoor staan. Er waren nog nooit zo veel mensen aan het werk. Er is sprake van een historisch lage staatsschuld, verbeterde koopkracht en dalende armoede. Het realistische beeld betreft de toekomst bij ongewijzigd beleid: een iets hogere inflatie, de niet meer dalende werkloosheid, de hogere uitgaven voor asiel enzovoort. Het pessimistische deel betreft wat daar nog bovenop komt. De ene donkere wolk na de andere verschijnt aan de horizon: de geopolitieke situatie, de oorlog in Oekraïne, het vestigingsklimaat, de achterblijvende klimaatdoelen, de stikstofstilstand en de oplopende staatsschuld. Maar de inleiding eindigt met het optimisme van de minister als hij schrijft dat we weliswaar onvoldoende beseffen wat er op ons afkomt, maar tegelijk onvoldoende beseffen dat we het tij best wel kunnen keren.
U begrijpt dat mijn fractie als club rechtgeaarde christendemocraten positief en dus optimistisch naar de toekomst kijkt. Het kan echt anders, luidde bijvoorbeeld de titel van een boek van 300 pagina's dik van mijn collega-fractieleider in de Tweede Kamer, Henri Bontenbal. Informateur Sybrand Buma schreef ooit een boek met als titel Samen kunnen we meer. Ik ben even vergeten wat de titel van het boek van D66-voorman Jetten was. Hoe heette dat?
Mevrouw Aerdts i (D66):
Het kan wél.
De heer Bovens (CDA):
Het kan wél, inderdaad. Ongetwijfeld geeft dat ook ruimte voor optimisme, maar dan moet er dus wel wat anders gedaan worden dan nu. We kunnen dus best de realistische kant van deze Miljoenennota accepteren, mits er voldoende basis voor aanpassing en verbetering kan worden gevonden. Voor mijn CDA-fractie zou die ruimte moeten worden gevonden in vier samenhangende velden: meer ruimte voor de samenleving, meer ruimte voor de medeoverheden, meer ruimte voor ondernemerschap en investeringen en ten slotte meer ruimte voor veiligheid, vrede en een rechtvaardigere wereld. Het kabinet schrijft in de inleiding van de Miljoenennota terecht dat Nederland op een keerpunt staat. Dat vergt het maken van keuzes, ook en zelfs als die pijn doen of als die niet passen in een populistisch maakbaarheidsdenken, maar wel een appel doen op mensen, bedrijven en organisaties om hun bijdrage aan het algemeen belang van Nederland en de wereld daarbuiten te leveren.
Meer ruimte voor de samenleving. Investeren in die samenleving betekent voor het CDA dat er vanuit de overheid vertrouwen moet zijn in de kracht van burgers, van gezinnen, van verenigingen, van het maatschappelijk middenveld. Dit kabinet legt zwaar de nadruk op stabiele overheidsfinanciën, degelijk monetair beleid en een matiging van de belastingdruk. Daar is zeer veel voor te zeggen. Graag wijst mijn fractie op het advies van de Raad van State met betrekking tot de waarde en die noodzaak van dat degelijk financieel beleid.
Groeiende uitgaven zijn in het verleden gedekt door hogere opbrengsten vanwege extra economische groei. De Miljoenennota schrijft terecht dat een groot deel van die economische groei komt door verhoging van de arbeidsparticipatie, stijgende handel en de interne Europese markt. Maar onze economische groei zou toch ook terug te vinden moeten zijn in een verbetering van wat wij "brede welvaart" zijn gaan noemen. Dat is niet echt meetbaar het geval. Ik zie dat tenminste niet terug in de visualisatie in de Miljoenennota. Dat vergt namelijk een groei van de kwaliteit van samenleven, van gezondheid, van huisvesting, van leefomgeving, van zelfontplooiing, lees: onderwijs en cultuur. Daarbij is toch echt de burger of de samenleving zelf in de lead, mits daartoe door de overheid in positie gebracht. Voor de Algemene Financiële Beschouwingen levert dat vragen op als: wordt er nu echt werk gemaakt van het rapporteren van en het sturen op brede welvaart? Wordt er in de verbouwing van ons belastingstelsel ruimte geboden aan burgers die zorgen voor elkaar, die mantelzorger zijn, aan het stimuleren van het schenken aan goede doelen tot en met het bevorderen van maatschappelijk initiatief? Dat vraag ik aan het kabinet.
Dat is niet alleen een vraag aan de rijksoverheid, maar ook aan onze medeoverheden, hetgeen mij brengt tot meer ruimte voor die medeoverheden. Want onze verhouding tot onze collega-overheden is er te vaak eentje van de hogere overheid tot de lagere overheid. De ouderwetse opvatting dat het huis van Thorbecke verdiepingen telt, is allang geëvolueerd tot het huis van Thorbecke als een bungalow met gelijkvloerse kamers en meerdere ingangen, waarbij de provincies vaak de functie van de hal vervullen, zoals ik het als oud-IPO-voorzitter graag mocht duiden. De medeoverheden zijn nu nog te vaak gewoon een post op de rijksbegroting, die kan groeien en die kan krimpen. Nu wordt het accres wederom wat afgerond. De discussie over het zogenaamde ravijnjaar heeft velen de ogen geopend. Het onvoldoende ophogen van het Gemeentefonds en het Provinciefonds zal leiden tot bezuinigingen op lokaal en regionaal niveau. Die bezuinigingen kunnen weer leiden tot bijvoorbeeld minder zwembaden, een slechter rioolstelsel of minder muziekonderwijs. Dat brengt weer de nationale doelstellingen rond gezondheid, bodemkwaliteit en cultuur in gevaar.
Wellicht zijn de ontwikkelingen rond de financiering en uitvoering van de jeugdzorg wel het meest duidelijke voorbeeld. De inhoudelijke problemen, de organisatorische inrichting en de budgettaire mogelijkheden maken dat dossier immers zeer complex. Verbetering moet komen van én meer ruimte én een betere organisatie, maar ook van meer geld, zoals ook de commissie-Van Ark constateerde. Mijn vraag aan de regering: is er van dit demissionaire kabinet nog iets te verwachten voor de hoogte en de verdelingssystematiek van het Gemeentefonds en het Provinciefonds of laat men dat over aan een nieuw kabinet? Met welke bedrag aan claims van de medeoverheden houdt de minister rekening in het overdrachtsdossier voor zijn opvolger? Oftewel: hoe groot is het resterend ravijn?
Meer ruimte voor medeoverheden betekent voor het CDA ook volop voortgaan op de weg van Elke regio telt! We hebben dat laten zien bij de bezuinigingen op het hoger onderwijs. Juist de disproportionele effecten op bepaalde met name te noemen regio's worden mede de aanleiding om hier in de Kamer waarschuwingen te geven over de uitvoerbaarheid van de begrotingswet Onderwijs. De rest is geschiedenis. Graag hoor ik de minister reflecteren op dat spanningsveld. Ziet hij ook de noodzaak voor veel fundamenteler kijken naar de financiële verhoudingen met de medeoverheden en in het land?
Meer ruimte voor ondernemerschap en investeringen. Op dit punt denk ik dat de mening van mijn fractie niet veel zal afwijken van die van het kabinet, in elk geval niet qua doelen. Want ook hier speelt het realisme ons wellicht parten. Je wilt het bedrijfsleven ruimte geven, ondernemerschap laten lonen, investeringen bevorderen, maar tegelijkertijd neemt de belastingdruk toe, lijkt het vestigingsklimaat te verslechteren en is de ruimte voor lastenverlichting gering. Maar ook de ruimte voor lastenverzwaring is gering. Ik heb te doen met onze nieuwe staatssecretaris, die aan de ene kant aan de vernieuwing van ons belastingstelsel werkt op de middellange termijn. Hij moet de gevolgen van de box 3-discussie nog verwerken. En in de btw-portefeuille heeft hij nog dezelfde uitdagingen als zijn twee voorgangers. Je zou onze samenleving en ons bedrijfsleven bijna de rust gunnen van een rustige en kalme behandeling van het Belastingplan 2026. Wat verwacht of hoopt de staatssecretaris van die behandeling van dat Belastingplan in deze Kamer?
Tegelijkertijd vragen zaken onze aandacht, soms met weinig en soms met meer budgettaire consequenties. Mijn collega Van der Goot van OPNL zal ongetwijfeld ingaan op de positie van grenswerkers, een probleem dat goed is voor onze arbeidsparticipatie en meer om wil dan om geld vraagt. Wat de landsgrenzen betreft, blijft mijn fractie kritisch op btw- en accijnsverhogingen die de fiscale verschillen met België en Duitsland vergroten. Dit jaar was er bijvoorbeeld de btw-verhoging op logies, waardoor de toeristische sector in de grensstreken onevenredig wordt geraakt. De economische schade loopt in alleen al de provincie Limburg op naar wellicht 500 miljoen euro.
Het antwoord van de regering op vragen uit deze Kamer is: we kunnen binnen Nederland nu eenmaal niet differentiëren wat betreft de btw. Maar de Koninklijke Horeca Nederland heeft het laten onderzoeken en daaruit blijkt dat de verhoging de Staat zelfs meer kost dan oplevert. Mijn vraag aan deze staatssecretaris, die zelf in de grensstreek woont, is of hij een oplossing weet voor de extra negatieve effecten in de grensstreek. Ook vraag ik de reactie van de regering op het onderzoek van de Koninklijke Horeca Nederland.
Ruimte voor investeren slaat eveneens op de noodzaak om Nederland van het slot te halen. Het tempo in het bouwen van woningen moet omhoog. Regels die dat verhinderen, moeten we saneren. Het CDA heeft de plannen van LTO, VNG, IPO, Bouwend Nederland en andere partijen positief ontvangen. Onze fractie heeft in het voorjaar voor het eerst sinds het bestaan van het CDA tegen een begroting gestemd, namelijk die van Landbouw voor 2025. Doelen en middelen lagen voor ons namelijk veel te ver uit elkaar. Deze Miljoenennota verandert niet veel aan die argumenten. Kan de minister aangeven of hij vindt dat deze begroting op uitvoerbaarheid beter scoort dan die van 2025? Hoe apprecieert de minister vanuit zijn financiële verantwoordelijkheid de plannen van LTO cum suis? Kan hij reflecteren op het niet realiseren van de doelen met betrekking tot de woningbouw? Ligt het programma STOER nu eindelijk op schema?
Ten slotte: meer ruimte voor veiligheid, vrede en een rechtvaardigere wereld. Dit demissionaire kabinet sorteert namelijk terecht voor op de noodzaak om meer te investeren in onze defensie en weerbaarheid. Hier balanceert de Miljoenennota op de breuklijn van pessimisme en optimisme. De opgave is immers enorm, en de hoge bedragen die ermee gemoeid zijn, kunnen op andere terreinen tot grote problemen leiden.
Toch zijn er kansen en laten de meeste partijprogramma's zien dat doelen realistisch kunnen zijn, mits er slim wordt geïnvesteerd en er goed Europees wordt samengewerkt. Slim investeren betekent voor het CDA mede dat je investeert in de dingen waar we goed in zijn, bijvoorbeeld daar waar we een industriële sector van betekenis hebben. Dan snijdt het mes namelijk aan meerdere kanten. Europees samenwerken betekent meer aandacht voor onze interne markt. Daar hadden we toch onze economische groei aan te danken, nietwaar? Combinaties maken met andere landen, maar die andere landen ook wat gunnen, hoort daar ook bij.
Met meer investeren in defensie en de 3,5% aan militaire uitgaven, zijn we er niet. Is de wereld veiliger als we goed bewapend zijn of is er meer nodig? De oorlog in Oekraïne leert ons ook iets over het thema weerbaarheid. Ook de Baltische landen en landen als Finland en Zweden laten zien dat een weerbare bevolking minstens zo belangrijk is. Investeren in onderwijs, in het waarderen van vrijheid, democratie en de rechtsorde; het hoort er allemaal bij. Voordat we de 1,5% boven op de 3,5% al gaan uitgeven aan het versterken van autowegen en bruggen, pleit mijn fractie voor een bredere discussie over hoe je de samenleving in Nederland alsmede de wereld daarbuiten met dat investeringsgeld echt sterker maakt. Een ministerie van defensie, weerbaarheid en vredesbevordering zou een mooie vertaling van die gedachte zijn.
Het afgelopen jaar heeft mijn fractie, maar ook die van collega's, zoals die van de ChristenUnie, gepleit voor het in stand houden van het budget voor ontwikkelingssamenwerking conform de OESO-norm. Deze regering voert de hier aangenomen Kamermotie echter niet uit. Ik heb eerder het balletje opgegooid om te kijken naar de relatie tussen de 1,2% groei Defensie budgettair non-militair en het ODA-budget of, wellicht beter, tussen de gelden voor militaire uitgaven en die voor uitgaven die de oorzaken van oorlog aanpakken, zoals ongelijkheid, klimaat, economische achterstand en dictatuur.
De voorzitter:
De heer Schalk wil graag een interruptie zetten.
De heer Schalk i (SGP):
Ik ben het zeer eens met de laatste opmerking over het buitenland, over onze verre naasten, maar ik ga nog even terug naar het binnenland, met name rondom het thema van defensie, die 3,5% en die 1,5%. Het blijkt dat het heel ingewikkeld is om in ieder geval op korte termijn voldoende gelden erin te kunnen stoppen. De heer Bovens heeft het zojuist gehad over die weerbaarheid van de bevolking. Je zou kunnen denken dat dat altijd onder die 3,5% valt, maar staat hij er ook voor open dat je dat juist bij die 1,5% stopt?
De heer Bovens (CDA):
Dat is volstrekt terecht. Dat is exact wat ik bedoel. Die weerbaarheidsuitgaven en die uitgaven voor een veiligere wereld kunnen in die 1,5%, want ik denk dat die 1,5% anders wordt besteed aan het versterken van autowegen en bruggen. Dat is ook nuttig overigens — daar gaat het even niet om — maar ik zou een deel van die 1,5% willen besteden aan de weerbaarheid van de bevolking.
De heer Schalk (SGP):
Prachtig. Dan hoop ik dat zo meteen een helder antwoord komt op de vraag of die mogelijkheid inderdaad bestaat. Dat is vanuit het ministerie van Defensie, maar de minister van Financiën weet alles, hè.
De heer Bovens (CDA):
De minister van Financiën weet alles en mijn oproep zou zijn om in ieder geval de discussie wat breder te trekken dan die op dit moment gaat.
De voorzitter:
Meneer Bovens, zet u uw betoog voort.
De heer Bovens (CDA):
Ik had het over de relatie tussen ODA-uitgaven en defensie-uitgaven. Mijn collega van de ChristenUnie zal daar zeker nog een aantal stichtelijke woorden aan wijden. Ik ben dus benieuwd naar de opinie van de minister hierover.
Voorzitter. Ik rond af. Het kan gelukkig ook anders, degelijk en optimistisch. Onze samenleving snakt daarnaar en welke minister van Financiën zou daar niet graag deel van uitmaken? Ik zie uit naar de reactie op onze overwegingen en onze vragen.
Dank u.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Bovens. In de eerste termijn geef ik vervolgens graag het woord aan de heer Van Ballekom en hij spreekt namens de fractie van de VVD.