Verslag van de vergadering van 25 november 2025 (2025/2026 nr. 09)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.16 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Graag wil ik allereerst opmerken dat de fractie van 50PLUS samen optrekt met de fractie van BBB in dit debat. De woordvoerder van de BBB-fractie, mevrouw Van Wijk, zal een aantal onderwerpen behandelen waarbij mijn fractie zich zal aansluiten. Wij werken samen aan een nieuw offensief voor pensioen, AOW, zorg en wonen. De oude dag komt hoog op de agenda van politiek en samenleving.
Voorzitter. Alvorens ik inga op de onderhavige voorstellen, wil ik eerst met u kijken naar de actuele pensioensituatie van vandaag, want wat er vandaag is, wordt morgen ingevaren. En dat doe ik niet zomaar, want de situatie van de Nederlandse pensioenfondsen is regelrecht belabberd te noemen en dan is belabberd nog vriendelijk uitgedrukt, want eigenlijk is de situatie ronduit dramatisch. Op 5 september jongstleden publiceerde Het Financieele Dagblad een artikel over het verdienvermogen van de Nederlandse pensioenfondsen. Een belangrijk artikel, omdat uiteindelijk ons pensioen een spaarproduct is waarvan de uitkomst afhankelijk is van twee factoren: de hoogte van de pensioenpremie en het rendement dat op de ingelegde pensioenpremies wordt gemaakt. Dit stond ooit helder in een gezamenlijk stuk van werkgevers- en werknemersorganisaties, te weten: "Meer dan premies en rendement is er niet. Of u van een goed pensioen gaat genieten, hangt af van of u voldoende heeft ingelegd en of uw pensioenfonds over uw inleg voldoende rendement heeft behaald. In de pensioensector wordt ruwweg gerekend dat de uitkomst van uw pensioen voor 20% wordt bepaald door de hoogte van de ingelegde premie en voor 80% door het behaalde rendement."
Wat stond er in het artikel van Het Financieele Dagblad? In dat artikel stond dat de afgelopen vijf jaar — dat wil zeggen in de periode van 2020 tot 2024 — de Nederlandse pensioenfondsen een rendement hebben gehaald van 1%. Een rendement van 1%! Een van de beleggingsdeskundigen die ik om een reactie op deze uitkomsten vroeg, vertelde me dat gelet op de zeer gunstige marktomstandigheden van de afgelopen vijf jaar je echt je best hebt moeten doen om zulke slechte resultaten te boeken. Als je kijkt naar de records op de financiële markten van de afgelopen vijf jaar, kun je niet anders doen dan deze man gelijk geven. Waarom? Volgens Het Financieele Dagblad steeg over de periode 2020-2024 de AEX-index met maar liefst 10,3% gemiddeld per jaar. We klagen weleens over dat de Nederlandse pensioenfondsen te weinig in Nederland beleggen. En inderdaad: hadden ze dat maar wel gedaan. Bij simpelweg de Amsterdamse beurs volgen waren de uitkomsten veel en veel beter geweest. Nu zult u uiteraard zeggen dat dit niet eerlijk is, omdat pensioenfondsen onmogelijk alles in aandelen kunnen beleggen. Dat is waar. Maar het geeft wel een beeld van hoe enorm het verschil is. Als men maar een klein beetje de AEX-index gevolgd had, dan had het er al veel beter uitgezien.
Maar Het Financieele Dagblad heeft dit punt netjes ondervangen en voor de afgelopen vijf jaar het rendement berekend van een fictieve beleggingsportefeuille met 60% aandelen en 40% obligaties. Voor de aandelen is het uitgegaan van de bekende MSCI World Index en bij de obligaties heeft het de Bloomberg Euro Aggregate Bond Index gevolgd. Als ze deze portefeuille hadden aangehouden, hadden de pensioenfondsen de afgelopen vijf jaar een jaarlijks rendement behaald van gemiddeld 7,8% per jaar. Dat is een resultaat waar de feitelijke prestaties van de Nederlandse pensioenfondsen, zo schrijven de auteurs, bij in het niet vallen. En zo is het precies: 7,8% tegenover 1%. Verzin ik dit allemaal? Nee, ik citeer hier letterlijk uit de tekst van het artikel uit het gezaghebbende Financieele Dagblad. Maar eerlijk gezegd had ik nog tal van andere artikelen van diverse vakbladen kunnen citeren, allemaal artikelen vol met dezelfde bijzonder kritische noten en uitgebreide berekeningen over de bijzonder slechte resultaten van de Nederlandse pensioenfondsen.
Hoe komt dat nu? Er is een storm over Nederland getrokken waardoor iedereen de kluts is kwijtgeraakt. Zijn alle beleggingsmodellen op tilt geslagen? Heeft men simpelweg zitten slapen en de internationale ontwikkelingen compleet gemist, zo vraag ik. Helaas niets van dit al. Dit is simpelweg het resultaat van het huidige beleid inzake onze pensioenen en helaas vermoedelijk ook van het komende pensioenstelsel. Om de dekkingsgraden te beschermen tegen mogelijk dalende rentes, waardoor de boekhoudkundige waardering van pensioenverplichtingen oploopt, zijn de Nederlandse pensioenfondsen de afgelopen jaren vol het renterisico gaan afdekken uit angst dat hun dekkingsgraad onder 100% zou uitkomen op het moment dat de transitie naar het nieuwe stelsel zou plaatsvinden en dat men dan op het moment van invaren zou moeten korten in plaats van een verhoging uit te kunnen delen om duidelijk te maken hoe goed het nieuwe pensioenstelsel voor de deelnemers zal uitpakken. Zelfs bij rentepercentages die nog nauwelijks boven 0% lagen, een tijdje terug, zijn de Nederlandse pensioenfondsen volop in obligaties en rentederivaten gaan beleggen. Omdat de waarde van obligaties toeneemt bij dalende rentes is men deze obligaties toen gaan kopen op de absolute top van de markt. Voor vele honderden miljarden zijn onze pensioenfondsen obligaties gaan aanschaffen tegen torenhoge prijzen. Blijkbaar dacht men toen dat de rente naar -5% zou kunnen dalen en uit die angst is men zelfs bij deze extreem lage rentes, en dus exceptioneel hoge obligatiekoersen, volop obligaties en rentederivaten gaan kopen. Deze enorme verschuiving van aandelen naar obligaties had niet op een slechter moment kunnen komen. Winstgevende aandelen zijn verkocht om verlieslatende obligaties te kopen. En dan gaat het heel hard, zeker als je erbovenop nog eens voor honderden miljarden euro's aan rentederivaten bijkoopt.
Uit antwoorden van minister Paul op de schriftelijke vragen van 50PLUS die we onlangs mochten ontvangen, waarvoor dank aan de minister, blijkt dat tot halverwege dit jaar de pensioenfondsen ruim 90 miljard euro op rentederivaten hebben verloren. Een bedrag van 90 miljard euro is in harde cash uitbetaald aan partijen, tegenpartijen die zich graag tegen stijgende rentes wilden indekken. Denkt u maar eens aan Europese landen met grote schulden. Dat zijn schulden van landen waar de oplopende rentelasten deels worden betaald door deelnemers van Nederlandse pensioenfondsen.
Kan het nog slechter? Ja, voorzitter, het kan nóg slechter. Uit cijfers van De Nederlandsche Bank blijkt dat de gezamenlijke vermogens van de pensioenfondsen in de eerste helft van dit jaar zijn gedaald van 1.687 miljard naar 1.602 miljard euro. Na alle tegenvallers komt er dus nog eens 85 miljard, oftewel 5%, aan verlies overheen, in een halfjaar. Als je de som van Het Financieele Dagblad zou overdoen, over de hele periode tot dit jaar, halfjaar, kom je uit op een gemiddeld rendement van 0,5% over die vijfenhalf jaar in plaats van de vorige 1%. Dat rendement komt nauwelijks boven nul uit, terwijl de beurzen wereldwijd record na record breken.
Deze enorme tegenvallers kunnen blijkbaar ongestoord doorgaan. Om de een of andere reden interesseert het niemand — let wel: niemand — hoe ons enorme pensioenvermogen daadwerkelijk wordt beheerd. De politiek laat niets van zich horen en de pensioenfondsen zijn heel tevreden, want de dekkingsgraad stijgt nog mooi. Op de eerste helft van dit jaar is die dekkingsgraad gestegen, ondanks alle verliezen. Hoe kan het dan dat de dekkingsgraad is gestegen? Omdat de boekhoudkundige waardering van de pensioenverplichtingen door de oplopende rente nóg harder is gedaald. We hebben nu de omgekeerde wereld ten opzichte van zo'n vijf jaar geleden, toen de rendementen van de pensioenfondsen door het dak gingen met gemiddeld 7%, maar de waardering van de pensioenverplichtingen fors toenam door de dalende rente. Door deze ontwikkelingen daalden de dekkingsgraden. Dat gaf het kabinet en De Nederlandsche Bank toen alle aanleiding om te verklaren dat het stelsel failliet en onhoudbaar was en dat er broodnodig een ander stelsel moest komen. Maar qua vermogen stonden de pensioenfondsen er toen bijzonder goed voor.
Begin '21 bezaten de pensioenfondsen nog 1.815 miljard euro. Halverwege dit jaar was dat dus 1.602 miljard: ruim 200 miljard euro — het zijn geen miljoenen — in vierenhalf jaar verloren, verloren en nog eens verloren. Maar tegenover deze verliezen staan de lagere pensioenverplichtingen. Althans, dat geldt zo volgens de boekhoudkundige regels van ons huidige pensioenstelsel. Dat is allemaal alleen op papier, want de pensioenverplichtingen blijven uiteraard nominaal ongewijzigd. Je mag ze alleen voor lagere bedragen in de boeken zetten.
De oplopende dekkingsgraad is dan ook de resultante van concrete, echte, harde verliezen op pensioenvermogens, die worden goedgemaakt door kunstmatige, boekhoudkundige afwaarderingen van de pensioenverplichtingen. Maar omdat deze verplichtingen uiteraard blijven bestaan, moeten ze ieder jaar worden opgewaardeerd met hetzelfde rentepercentage als dat waarmee ze zijn afgewaardeerd. Dat heet in actuarieel jargon "oprenten". Dat betekent dat je ieder jaar het eertijds gehanteerde rentepercentage moet aftrekken van het gemaakte rendement. Maar dat gaat dus niet meer lukken. Momenteel werken onze pensioenfondsen, conform de regels van het financieel toetsingskader, met een rekenrente van bijna drie procent, terwijl een gemiddeld rendement wordt geboekt van nauwelijks een half procent. Wie van dat halve procent een oprenting van 3% wil aftrekken, komt jaarlijks 2,5% tekort. Dat tekort zal afgeboekt moeten worden van de pensioenen van de deelnemers; die gaan de rekening betalen.
Voorzitter. Dit is geen mening; het is simpel actuarieel rekenen. De kans dat dit gaat gebeuren, is groot, want de inflatie is niet onder controle en ook in de Verenigde Staten gaat men pas op de plaats maken met renteverlagingen. Dat betekent dat we moeten vrezen dat deze bizarre situatie alleen maar verder door zal gaan, met verdere verliezen, maar met steeds betere dekkingsgraden, omdat bij stijgende rentes de boekhoudkundige waardering van de pensioenverplichtingen alsmaar daalt. Dit alles hebben we te danken aan de wijze waarop onze pensioenverplichtingen worden berekend, namelijk op basis van de marktrente, voorgeschreven door het financieel toetsingskader, de onbetwistbare bijbel van achtereenvolgende kabinetten en vooral van de deskundigen van De Nederlandsche Bank, gesteund door allerlei mensen die eigenlijk ook niet precies snappen hoe het in mekaar zit, braaf achter de deskundigen aanlopen en de enorme verliezen gewoon voor lief nemen. Die worden toch wel via lagere pensioenverplichtingen gecompenseerd.
Voorzitter. Ik moet bij deze discussie vaak denken aan het sprookje van Hans Andersen over de nieuwe kleren van de keizer. De keizer maakt zich zorgen over zijn huidige garderobe en wil iets heel nieuws. Twee kleermakers melden zich en weven voor de keizer zogenaamd een heel nieuw gewaad. Dat gewaad is volgens de kleermakers ongelofelijk prachtig, maar het kan, vertellen de beide heren, alleen door heel slimme mensen worden gezien. Alleen zij kunnen het gewaad zien; domme mensen kunnen het helaas niet zien. Ondanks het feit dat er helemaal geen gewaad is, roemen alle hovelingen de uitkomst. Wie zou er immers voor dom willen doorgaan? Ook de keizer, die alleen maar zijn onderbroek ziet, durft het niet te bekennen en doet van harte mee. Hij gaat zelfs een grote rijtoer maken om zijn nieuwe gewaad aan het volk te tonen, totdat een klein jongetje, niet gehinderd door het hele verhaal, roept dat de keizer geen kleren aanheeft. De rest is bekend.
Met ons pensioenstelsel is het precies zo. Terwijl de verliezen zich opstapelen, stijgt de dekkingsgraad. Hoe dat kan, snappen alleen heel slimme mensen die het werk van de kleermakers Knot en Koolmees kunnen doorgronden. Iedereen is tevreden met de gang van zaken. Niemand durft tegen de deskundigen in te gaan. De actuele cijfers van verliezen doen er niet toe, want wie het prachtige dekkingsgraadgewaad niet ziet, is eigenlijk reuzedom en snapt niets van de zegeningen van ons nieuwe stelsel.
Voorzitter. Het is eigenlijk een schande dat een 83-jarige senator u hier moet uitleggen dat de pensioenkleren er feitelijk buitengewoon slecht uitzien en dat iedereen die constateert dat het niet goed gaat met onze pensioenen niet dom is, maar gewoon ziet wat er in de alledaagse praktijk gebeurt.
Maar, zal men dan zeggen, dat nieuwe pensioenstelsel ondervangt toch al deze klachten? Daarin vervalt toch die ftk-systematiek? Daarin zal alles toch beter gaan? De kabinetten-Rutte hadden duizenden pagina's nodig om de zegeningen van het nieuwe stelsel uit te leggen. Tja, wie nu niet snapte dat het echt veel beter werd en was, was toch wel een beetje dom. Dat Nederland het enige land ter wereld is dat zijn bestaande pensioenvermogens zonder enige inspraak overhevelt naar een nieuw pensioenstelsel is niet exceptioneel en zeer risicovol; nee, het zou juist enorm slim zijn. Met dit prachtige stelsel zou iedereen in de wereld ons weer vol bewondering aankijken. Dat we nauwelijks meer enig rendement maken, is dan eigenlijk een domme opmerking die aantoont dat dergelijke critici de zegeningen van het nieuwe stelsel niet goed snappen.
Voorzitter. Laat ik dan nog maar eens een domme berekening maken. Als u pensioenverplichtingen in dit nieuwe stelsel omzet naar pensioenvermogen — dat moet u namelijk doen met het invaren — dan zult u moeten bepalen welk vermogen correspondeert met de pensioenverplichtingen die u overhevelt. Om dat te kunnen bepalen, zult u weer met een rekenrente moeten werken. Vermoedelijk zal dat de huidige rekenrente van zo'n 3% zijn. Dus de gepensioneerde die wordt overgeheveld, ontvangt een vermogen waarmee het pensioenfonds denkt de toekomstige verplichting te kunnen betalen. Maar met die 3% rekenrente moet je met dat vermogen dan ook wel 3% rendement maken. Als we doorgaan op de huidige weg, dan maken de pensioenfondsen met de huidige renteafdekking dat rendement van 3% absoluut niet. Als je dat rendement niet maakt, kun je dus ook niet aan de verplichtingen voldoen en kun je uiteindelijk alleen maar — nou komt-ie! — de pensioenen korten.
En dan heb ik het alleen nog maar over de nominale verplichtingen. Als je een prijsstijging van zo'n 2% per jaar wil compenseren — daarmee zit ik nog ruim beneden de huidige inflatie — dan moet je dus 3% + 2% = 5% rendement maken. Als je ook nog wat aan de kosten voor een mogelijk stijgende levensverwachting wil doen, dan zit je al snel op 6% noodzakelijk rendement bij een rendement van nul. In het nieuwe stelsel zullen obligaties en de rentederivaten in groten getale worden opgenomen in de zogenaamde beschermingsportefeuilles, ook zo'n prachtig gewaad van de heren Knot en Koolmees waarvan niemand snapt hoe het werkt maar waarvan al duidelijk is dat het zeker geen bescherming tegen inflatie zal bieden en dat het vermoedelijk door de slecht ingekochte obligaties en rentederivaten ook geen nominale bescherming zal geven; geen nominale bescherming en zeker geen koopkrachtig pensioen.
Voorzitter. Ik kan u nu al voorspellen dat er, helaas, snel pensioenkortingen zullen aankomen in het nieuwe stelsel. Wie zulke slechte beleggingsresultaten boekt, gaat deze strijd nooit winnen. Tel daarbij op dat het nieuwe pensioenstelsel geen kostprijspremie kent, zodat niets een verdere daling van de pensioenpremies in de weg staat. Dat is een ramp voor de jongeren. Pensioenpremies die straks omlaaggaan tegenover hoge lonen leiden, met beleggingen, tot een veel slechter pensioen in de toekomst. Niemand praat daarover. 50PLUS doet dat wel, voor de jongeren. De verlaging van pensioenpremies zal er vermoedelijk ook gaan komen. Lage premies en lage rendementen gaan slechte uitkomsten geven voor toekomstige pensioenen, ook in dit nieuwe stelsel. Dat zal door blijven gaan, tenzij we ons stelsel echt anders gaan inrichten. Wie echt denkt dat we met dit beleggingsbeleid goede pensioenen gaan afleveren, ziet de kleren die er niet zijn.
De harde financiële cijfers laten dan ook zien dat de kans niet erg groot is dat dit pensioensprookje gaat eindigen met de befaamde frase "en toen leefden ze nog lang en gelukkig". Ik hoop uiteraard dat alle deelnemers nog lang zullen leven, maar financieel zal dat vermoedelijk niet erg gelukkig zijn. Daarvoor zien de gewaden van ons pensioenstelsel er veel te slecht uit, ondanks de mooie beloftes van de kleermakers Knot en Koolmees. Dat is de harde realiteit waarmee in de toekomst pensioendeelnemers zullen worden geconfronteerd. Dat is de bittere werkelijkheid voor miljoenen gepensioneerden. Kan de minister beamen dat de resultaten van de Nederlandse pensioenfondsen in vergelijking met de wereldwijde benchmarks in de afgelopen vijf jaar zoals genoemd belabberd waren? Zo nee, waarom niet?
Voorzitter. Tot zover de internationale afgang van de Nederlandse pensioenfondsen. Ik kom nu op het wetsvoorstel zelf, dat gaat over wat ik u net schetste, wat er wordt ingevaren, wat er wordt ingerommeld. Ik dank de minister voor de antwoorden die zij heeft gegeven op de schriftelijke vragen van diverse fracties, waaronder de fractie van 50PLUS. Ik moet wel zeggen dat een aantal antwoorden niet bevredigend zijn. Ik wil naar aanleiding van die antwoorden nog een paar opmerkingen maken en enkele vragen stellen.
Ik betreur het dat de minister op een aantal vragen geen inhoudelijke reactie geeft, maar zich verschuilt achter het argument dat het onderwerp niet aan de orde is of is afgedaan. De desbetreffende vragen waren juist door ons gesteld om het oordeel van deze minister, die nieuw is in het Wtp-dossier, te vernemen, niet om een inhoudelijke discussie uit het verleden te hervatten. Ik verzoek de minister toch een inhoudelijke reactie te geven. De minister geeft aan dat er geen voorstellen van de regering zullen komen om het rechtsbeschermingsniveau in de Wtp te herstellen. Mijn reactie hierop is tweeërlei. Allereerst erkent de minister door het gebruik van het woord "herstellen" dat het rechtsbeschermingsniveau in de Wtp geweld is aangedaan. Daarnaast geeft zij mijns inziens ten onrechte aan dat de rechtsbescherming in de Wtp voldoende is gewaarborgd. Spreekt de minister zichzelf hiermee niet tegen? Enerzijds spreekt zij over herstellen en anderzijds vindt zij dat er voldoende waarborgen zijn. Graag een reactie.
De minister verwijst enerzijds naar de collectieve waarborgen, zoals de transparantieverplichtingen, het toezicht zoals dat is vormgegeven in het kader van de Wtp en de betrokkenheid van medezeggenschapsorganen. Anderzijds verwijst zij naar de individuele rechtsmiddelen, zoals een adequate klacht- en geschillenprocedure, de tijdelijke externe geschilleninstanties, namelijk GIP en Kifid, en ten slotte de mogelijkheid om naar de burgerlijke rechter te stappen.
Wat men van deze waarborgen ook moge vinden, geen ervan geeft een belanghebbende de mogelijkheid om zelfs ex ante invloed uit te oefenen op de ten aanzien van hem of haar en van zijn of haar belangrijke pensioenrechten te maken keuzes en te nemen beslissingen. En ook niet om ex post een gerechtelijke procedure te volgen waarbij men kan rekenen op een voldoende objectieve uitkomst die praktisch nog zou kunnen leiden tot een vorm van herstel. De belanghebbende is tijdens de transitieperiode afhankelijk van externe instanties zoals pensioenbestuur, DNB en AFM en daarnaast, tijdens of na deze periode, van geschillenprocedures die alleen kunnen leiden tot een oordeel achteraf, waarbij waarschijnlijk een belangenafweging zal plaatsvinden. Je kunt erop rekenen dat bij de beoordeling en bij de uitspraken het algemene resultaat van het invaren leidend zal zijn. Dit zal in de procedures zwaarder wegen dan het individuele belang. De toetsing achteraf door de burgerlijke rechter zal ook nog eens jaren vergen. Anders dan de minister denkt, komt er geen einde aan het debat over verbetering van de rechtsbescherming van de gepensioneerden. Hoe denkt de minister de rechtsbescherming toch te waarborgen?
Voorzitter. Wij blijven van mening verschillen over het al dan niet publiceren van het advies van de landsadvocaat. De minister blijft een beroep doen op artikel 68 van de Grondwet, en dan met name op de uitzonderingsclausule "belang van de Staat". Mijn fractie blijft ook een beroep doen op artikel 68 van de Grondwet en stelt vast dat het belang van de Staat niet tot een uitzondering op de inlichtingenplicht kan leiden. De publicatie van het advies is immers juist wel in het belang van de Staat, omdat de publicatie van de inhoud bijdraagt tot, zo niet van essentieel belang is voor, een goede en adequate wetgeving en voor het goed functioneren van de Staten-Generaal als wetgever. Daarvoor is kennisneming van alle relevante informatie nodig. Dat belang gaat toch echt boven het belang van de processuele positie van de Staat. Deze laatste komt immers in de procedures toch wel aan het licht.
Over het adviesprivilege van de landsadvocaat kunnen met hem afspraken worden gemaakt, met name gelet op het zojuist genoemde wetgevingsbelang en de staatsrechtelijke positie van de Tweede en Eerste Kamer. Ik denk dat de landsadvocaat deze belangen ook zal erkennen. Het advies zal door hem met name ook met het oog op het belang van goede wetgeving zijn uitgebracht. Vindt deze minister ook niet dat elke volksvertegenwoordiger recht heeft op gevraagde inlichtingen? Graag een duidelijk antwoord.
In haar antwoorden schrijft de minister dat de verlenging van de duur van het transitieproces niet behelst dat er extra werk op de sector afkomt, maar meer dat dit werk gespreid wordt. Mede tegen de achtergrond dat de pensioenuitvoerders verplicht zijn de uitvoeringskosten te beheersen, lijkt de minister te willen zeggen dat verlenging van het transitieproces, waarover wij nu spreken, niet zal leiden tot verhoging van de kosten. Zoals in de vraagstelling van ons was aangegeven, kunnen en zullen vele personen en organisaties juist langer hun kosten doorberekenen. Het gaat dus om veel meer dan spreiding van werkzaamheden; ze zullen meer werk verrichten. Mijn vraag aan de minister luidt dan ook: is het niet logisch dat, wanneer een jaar langer aan de transitie wordt gewerkt, de kosten wél zullen oplopen doordat degenen die de transitie voorbereiden extra tijd zullen krijgen en ook extra tijd zullen nemen om hun werkzaamheden te voltooien? Anders hadden ze deze werkzaamheden toch op tijd kunnen uitvoeren, was er al helemaal geen reden om de werkzaamheden te gaan spreiden en was dit wetsvoorstel ook niet nodig geweest. Hoe kan de minister met droge ogen beweren dat de kosten niet fors zullen oplopen? Graag op dit punt een reactie van de minister.
Het kan blijken dat de nu voorgestelde verlenging wegens de dreigende piekbelasting of om andere redenen niet voldoende is om de fondsen tijdig te laten invaren. Wil de minister de toezegging doen dat zij, indien een extra verlenging van de termijn voor de transitie noodzakelijk zal blijken, tijdig bij algemene maatregel van bestuur een extra verlenging mogelijk maakt en dat zij de Eerste Kamer zal informeren? Ik herinner eraan dat de pensioenwoordvoerder van de CDA-fractie, mevrouw Oomen-Ruijten, in het debat over de Wtp in 2023 vroeg om een verlenging tot 2030. Wil de minister deze toezegging doen? Anders overweeg ik een motie in tweede termijn.
Voorzitter. Tot slot nog enkele vragen over de zogenaamde koplopers, drie fondsen, die op 1 januari al zijn ingevaren. Achmea Investment Management was in de afgelopen maanden meerdere keren in het nieuws, ook in Het Financieele Dagblad. Er blijkt bij de koploperfondsen veel nazorg nodig te zijn. Daarover heb ik de volgende vraag aan de minister. Is die nazorg al afgerond? Zijn de koplopers al klaar? Zou je voor andere fondsen het invaren niet moeten uitstellen totdat de koplopers aantoonbaar door alle poortjes zijn gegaan? Waar bestond die nazorg uit? En tenslotte: welke lessen kunnen wij hieruit trekken voor de toekomstige invaarders?
Een tweede vraag. Hebben de eerste drie koplopers nu eindelijk de afgesproken definitieve transitiecommunicatie ten uitvoer gebracht? Want dat was in augustus bij de koplopers nog niet zover, terwijl dat toch binnen een halfjaar had moeten plaatsvinden: een slechte start voor de eerste drie invaarders. Mij bereiken signalen dat de praktijk helemaal niet verwacht dat 1 januari 2028 haalbaar is. Fondsen blijven de data voor het invaren voor zich uit schuiven. Kan de minister aangeven in hoeverre de datum van 1 januari 2028 nog haalbaar is?
Laten we het ook nog even hebben over onze eigen pensioenen, die van de politieke ambtsdragers, de APPA. Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel voor het invaren van de pensioenen van politieke ambtsdragers onder de APPA? Waarom duurt de indiening zo lang? Zijn er problemen? Zo ja, welke? 50PLUS wil graag de laatste schatting van de kosten van de overgang naar het nieuwe stelsel voor provincies, gemeenten en waterschappen. Ik wacht de antwoorden van de minister met grote belangstelling af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Ik denk dat na uw betoog de oplagecijfers van De nieuwe kleren van de keizer, het sprookje van Hans Christian Andersen, enorm omhoog zullen gaan. We zijn nu aangekomen bij mevrouw Bezaan van de fractie van de PVV. Aan u het woord.