De derde dinsdag in september is meer dan alleen maar een parlementair begrip. Iedereen in Nederland weet dat we daarmee Prinsjesdag bedoelen, de dag waarop het staatshoofd, in aanwezigheid van de ministerraad en tal van genodigden, de Troonrede uitspreekt voor de leden van de Staten-Generaal.
Waar de naam Prinsjesdag vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. Wel weten we dat de verjaardag van de laatste stadhouder, Prins Willem V, ook Prinsjesdag werd genoemd. Om haar oranjegezindheid te demonstreren vierde de Haagse bevolking op die dag (8 maart) uitbundig feest.
In de loop van de vorige eeuw moet de naam Prinsjesdag zijn overgegaan op die andere gebeurtenis waarbij het publiek zijn aanhankelijkheid aan ons Koningshuis kon tonen: de jaarlijkse opening van de zitting van de Staten-Generaal.
De Grondwet legt in artikel 65 de derde dinsdag in september vast als de dag waarop 'door of namens de Koning in een Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal' een uiteenzetting wordt gegeven van 'het door de regering te voeren beleid'.
Prinsjesdag viel oorspronkelijk op een datum later in het jaar: de eerste maandag in november. Omdat die datum het parlement weinig ruimte liet om de begroting - die op Prinsjesdag wordt ingediend - tijdig af te handelen werd het tijdstip vervroegd naar de derde maandag in september.
Maar ook daar waren bezwaren tegen. Teneinde tijdig in Den Haag te zijn, moesten veel Kamerleden op zondag reizen. Om dat te vermijden heeft men in 1887 de maandag vervangen door de dinsdag. Zo kon iedereen op tijd in de residentie zijn zonder de zondagsrust te ontheiligen.
De Grondwet kent niet het woord 'Troonrede', maar spreekt slechts van 'een uiteenzetting van het te voeren beleid'. Dat is ook wat de officiële agenda van de Verenigde Vergadering vermeldt: een uiteenzetting. Een rede te houden door degene die de troon bekleedt. Over de volgorde waarin de beleidsvoornemens aan de orde moeten komen en hoe uitgebreid dat dient te geschieden, zegt de Grondwet zelf niets.
De leiding van de Verenigde Vergadering is in handen van de Voorzitter van de Eerste Kamer. Ook dat is in de Grondwet geregeld en daardoor is het vooral de Eerste Kamer die belast is met de organisatie van de vergadering waarin de Koning de Troonrede uitspreekt.
Maar ook de Dienst van het Koninklijk Huis, en de Gouverneur van de Residentie hebben bemoeienis met de organisatie. Zo zijn de Ceremoniemeester en de Stalmeester van H.M. de Koning betrokken bij de organisatie van de stoet en het ceremonieel in en buiten de Ridderzaal. De Gouverneur van de Residentie is verantwoordelijk voor het militair eerbetoon en voor de militairen die bij de afzetting worden ingedeeld. De Burgemeester van Den Haag draagt zorg voor de afzetting en beveiliging van de route.
De Troonrede en de Ridderzaal zijn tegenwoordig onlosmakelijk met elkaar verbonden. Toch werd de rede daar niet altijd gehouden. De eerste Troonrede werd uitgesproken in de Trèveszaal; daarna had de plechtigheid plaats in de oude vergaderzaal van de Tweede Kamer, de voormalige balzaal van Prins Willem V. In 1904 weerklonk de Troonrede voor het eerst in de zaal die ons sindsdien zo vertrouwd geworden is: de Ridderzaal. In verband met de renovatie van het Binnenhof vindt de Verenigde Vergadering sinds 2024 tijdelijk plaats in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag.