Deze week heeft de Eerste Kamer de Wet Inkomstenbelasting 2001 en de Invoeringswet behandeld en met grote meerderheid deze ingrijpende wijziging van ons belastingstelsel aanvaard.
Daarmee is een belangrijke stap gezet, grondig en langdurig voorbereid door de ambtenaren van Financiën en de bewindslieden Vermeend en Zalm. De kersverse Staatssecretaris Bos mocht de wetsvoorstellen in deze laatste ronde samen met Minister Zalm verdedigen en deed dat met verve. Departement en bewindslieden kregen welverdiende complimenten en gelukwensen en wij als coalitiepartners hadden het gevoel dat dit met recht een dag was met een sterretje.
Niet elke vergadering van de Eerste Kamer is zó interessant of belangwekkend. Ik ben nu bijna een jaar lid van de Senaat en begin te wennen aan werkwijze en cultuur. Gelukkig was die mij niet geheel vreemd doordat ik de afgelopen vier jaar in mijn functie van Directeur IBI (Interbestuurlijke Betrekkingen en Informatievoorziening) bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op gezette tijden op de ambtenarentribune in de Eerste Kamer zat om te zorgen dat mijn Minister de juiste antwoorden kreeg toegespeeld. Dat gaat met een ingenieus liftje dat berichten vervoert tussen de bewindslieden in de zaal en de ambtenaren, die boven op de tribune zitten. Als ik daar zat viel het mij altijd op dat de zaal maar halfvol was. Nu weet ik dat de meeste senatoren wel in huis zijn maar tegelijk met de plenaire vergadering ook allerlei commissie- en fractievergaderingen hebben.
Dat gebeurde ook deze week. Net op het moment dat Minister Zalm met zijn beantwoording begon, vergaderde de commissie Economische Zaken over het "voorbereidend onderzoek" van de Gaswet. Elke fractie moet dan opgeven welke schriftelijke vragen men nog door de Minister beantwoord wil hebben vóór de plenaire behandeling van het wetsvoorstel. Je moet als behandelaar van een wetsvoorstel op dat moment dus ook alle stukken gelezen hebben, weten wat de behandeling in de Tweede Kamer heeft opgeleverd en wat de reactie van deskundigen, direct betrokkenen en belangengroeperingen op het voorstel is.
Als behandelaar van energieonderwerpen voor de VVD fractie word ik daarbij geholpen door een enorme hoeveelheid post van mensen, die je nog gauw op onvolkomenheden of onwenselijkheden willen wijzen.
Deze Gaswet moet een ordelijk verloop regelen van de liberalisering van levering en transport van gas. Het is daarbij voor mijn fractie de kunst om marktwerking en concurrentie te bevorderen, maar toch als overheid bij dit soort fundamentele voorzieningen de vinger zodanig aan de pols te houden dat je nog kunt ingrijpen als er ongewenste situaties ontstaan.
Bij de Gaswet zijn door de Tweede Kamer erg veel amendementen ingediend en ook aangenomen. Dan is het goed dat er een Eerste Kamer is, die het geheel nog eens rustig en kritisch bekijkt en een eindoordeel uitspreekt over wat er na intensieve onderhandelingen op tafel ligt.
Het valt mij op dat in de commissievergaderingen meestal niet veel gediscussieerd wordt. Echt inhoudelijke gesprekken vinden meer in de wandelgangen en bij een kop koffie plaats. Opmerkelijk is daarbij de bijzonder goede verstandhouding tussen leden van verschillende fracties. Veel senatoren hebben al een bevredigende carrière achter zich en hoeven zich niet met alle geweld te profileren. Ik vind dat een verademing. Het is een genoegen samen te werken met ervaren en deskundige mensen, die de publieke zaak een warm hart toedragen en zich daarvoor inzetten zonder dat hun persoonlijk belang direct in het geding is.
Deze column is op persoonlijke titel geschreven