Ongeduld is een van mijn slechte eigenschappen. Maar ervaring maakt wijzer en naarmate mijn leven vordert heb ik geleerd geduldiger te worden.
Dat komt doordat ik veel heb gewerkt in sectoren waar de dingen langzaam gaan.
Eerst was er het natuurkundige onderzoek. In wetenschappelijke research moet je er tegen kunnen dat dingen hun tijd nodig hebben. Je zit er naast. Het experiment bevestigt je hypothese niet. Wat je meet stelt je voor een raadsel. Je leert er wel iets van, maar niet in het positieve. Zoek een andere verklaring voor het verschijnsel dat je hebt waargenomen, bedenk een nieuw experiment. Als je natuurwetenschappen studeert neem je kennis van het prachtige gebouw van kennis dat de groten in het vak hebben opgetrokken. Hun mislukkingen staan niet in de leerboeken. Ga je zelf aan de slag, dan merk je hoe moeilijk het is een wezenlijke bijdrage aan dat gebouw te leveren.
Later kwam ik in de politiek terecht. Van de dagelijkse politiek kun je niet zeggen dat hij langzaam is. Hij is meer hectisch, met snel wisselende prioriteiten, lastige afwegingen, het zoeklicht van de publiciteit er op gericht. Maar na twaalf jaar Den Haag ging ik naar Parijs, om te werken voor 23 ministers van transport, die probeerden het verkeer over landsgrenzen doelmatiger te maken. Drieëntwintig belangen die met elkaar in overeenstemming moesten worden gebracht. Een proces van lange adem, een weg met flessenhalzen en opstoppingen. Voor internationaal overleg is veel geduld nodig.
Het bestuur van de provincie Gelderland, waar ik vervolgens bij was betrokken, had weer een veel dynamischer karakter. Snel een broodje etend naar de auto lopen, met links een secretaresse die een briefje gedicteerd wil hebben, rechts een voorlichter die nog enkele wenken voor de op handen zijnde spreekbeurt kwijt wil, dat is het beeld dat bij me opkomt als ik aan die boeiende periode terugdenk.
Nu maak ik deel uit van de Eerste Kamer. Een hoog college van Staat, dat in deze maanden nadenkt over zichzelf. Dient de senaat een doel, of werkt hij vooral vertragend? Zijn de leden voldoende democratisch gelegitimeerd, of voelen ze zich te veel gelegitimeerd, in die zin dat ze te veel en te graag politiek bedrijven en zo de leden van de Tweede Kamer voor de voeten lopen? Concentreren ze zich te weinig op hun belangrijkste taak, namelijk het bewaken van de kwaliteit van de wetgeving?
De ruimte ontbreekt om daar op deze plaats dieper op in te gaan. Ik constateer alleen dat een verandering van de positie van de Eerste Kamer, als die er ooit komt, een proces is van zeer lange adem. Want die positie is vastgelegd in de Grondwet, en veranderingen in de Grondwet moeten gebeuren met een meerderheid van tweederde van de stemmen. Ook tweederde van de stemmen van de leden van de Eerste Kamer zelf.
De natuur geeft zijn geheimen langzaam en moeizaam prijs.
Soevereine staten geven hun belangen langzaam en moeizaam op.
Instituties doen langzaam en moeizaam afstand van hun bevoegdheden.
Misschien is dat zo gek nog niet.
En het leert je geduld.
Deze column is op persoonlijke titel geschreven