Toen ik afgelopen juni werd geïnstalleerd als Eerste Kamerlid, en tegelijkertijd met mijn negentien jaar jongste Kamerlid aller tijden werd, bestonden daar vele twijfels over. Niet alleen bij anderen, maar ook ikzelf vroeg mij af of ik het wel aan zou kunnen, of het wel te combineren was met mijn studie en, last but not least, of ik het wel leuk zou vinden.
Een half jaar Kamerlidmaatschap heeft vele antwoorden gegeven. Kwalitatief is het werk behoorlijk pittig, aangezien je stapels papier, volgeschreven met ingewikkeld ambtenarenproza, door moet spitten om goed beslagen het debat aan te gaan. Maar ik moet zeggen dat het tot nu toe allemaal wel te behappen valt. Ik heb reeds vele debatten gevoerd, over de Taxiwet, de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), de onderwijsbegroting en dergelijke, en het is nog nooit voorgekomen dat ik niet begreep waarover ik het had. Misschien komt het door de politieke ervaring die ik in de gemeenteraad van Leiden heb opgedaan, maar zeker ook voor een groot deel door de ondersteuning die ik krijg van anderen. En het werk is gewoon leuk, debatten met een minister mogen voeren is toch best spannend. Mij houdt het in ieder geval wel wakker.
Maar ik moet ook zeggen dat een aantal zaken mij minder goed bevallen zijn. Zoals de politieke spelletjes die politici op het Binnenhof maar al te graag lijken te spelen. De Haagse cultuur is naar mijn mening behoorlijk ziek en nodig toe aan een flinke shocktherapie. Want het komt maar al te vaak voor dat politici meer oog voor zichzelf en elkaar hebben dan voor het volk. En de aard van hun functie, volksvertegenwoordiger, vraagt juist om een actieve opstelling naar de mensen toe. In plaats van dagenlang te vergaderen en te onderhandelen in torentjes zou men er goed aan doen eens het land in te trekken en aan de mensen vragen wat zij van bepaalde zaken vinden, welke problemen zij kennen in het dagelijkse leven om daar vervolgens wat mee te gaan doen. Dan krijg je een open democratie waar politici zich niet met zichzelf maar met het volk bezighouden, waar de representativiteit van het politieke systeem aanmerkelijk toeneemt en ook de participatie van mensen in de besluitvorming een broodnodige impuls krijgt. Bovendien is het sowieso verstandig om niet alle kennis uit boeken en nota's te halen maar ook naar de praktijk te kijken.
Dit constaterende heb ik besloten het zwaartepunt van mijn politieke activiteiten buiten de Kamer te leggen. Want in de Kamer vergaderen met collega-Kamerleden is leuk, maar in de praktijk gaan kijken welke gevolgen politieke besluiten hebben is nog veel leuker. De kloof tussen burger en politiek bestaat niet, burgers hebben echt wel interesse voor politieke zaken die hun leven direct raken. Maar de kloof tussen burgers en politici is levensgroot en dient snel gedicht te worden. Dat is goed voor de politici en de politiek, goed voor de opkomst bij verkiezingen, goed voor de politieke participatie en dus goed voor onze democratie. Een democratie waar we heel zuinig op moeten zijn.
Deze column is op persoonlijke titel geschreven