Zoals iedere dinsdag vergaderde de Eerste Kamer ook de dag na het scholierenprotest. De gang van de tram naar het Binnenhof voerde over glasscherven en langs volledig vernielde ruiten. De overblijfselen van een uit de hand gelopen schoolreisje. Natuurlijk mag je niet alle scholieren over een kam scheren maar, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de burgemeester van Den Haag, kan ik er geen enkel begrip voor opbrengen.
Dezelfde dag schiet een 17 jarige scholier een pistool leeg in een klaslokaal in Veghel. De roep om metaaldetectors in scholen vult de krantenkolommen. En in de Tweede Kamer wordt gesproken over nieuwe wetgeving om het geweld tijdens de Europese Kampioenschappen Voetbal, volgend jaar in ons land en in België, aan te pakken. Ik weet inmiddels meer over de hooligans dan over de elftallen van de deelnemende landen.
Ieder incident wordt door de media graag uitvergroot. Ze moeten wel want de concurrentie onderling is moordend. De politiek moet er ook meteen een mening over paraat hebben. Als ik een andere opvatting heb dan mijn collega van de PvdA heb ik volgens de krant ook meteen "ruzie". En als een kamerlid het niet eens is met de minister is dat kamerlid meteen "woedend". Kijk eens naar het Journaal, Netwerk of Nova en noteer maar eens hoeveel politici in Den Haag die dag weer "ruzie" met elkaar hebben. Je moet toch wat om de kijker langer vast te houden. Zou deze inflatie in het gebruik van woorden er niet mede toe bij dragen dat sommige burgers het ook maar niet meer zo nauw nemen? In Den Haag hebben ze immers ook iedere dag maar ruzie.
Politici werken er natuurlijk graag aan mee om de vele open microfoons te woord te staan. Laatst vertelde een journalist mij dat een van zijn gasten voor zijn programma zich had afgemeld. Hij belde daarna een kamerlid en vroeg of hij vanavond nog naar de studio kon komen. De reactie van het kamerlid was: "Dat is goed, waar gaat het over?".
We moeten niet de boodschappers, de media, veroordelen want het is natuurlijk uiteindelijk wel de politicus zelf die een uitspraak doet. Maar het is wel eens verstandig om eerst feiten af te wachten en niet meteen een mening klaar te hebben. In die zin ben ik het ook volledig met Minister Korthals van Justitie eens dat wij niet bij ieder incident impulsief moeten roepen om nieuwe wetgeving. Dat leidt tot gelegenheidswetgeving en symboolwetgeving. Wetgeving dient zorgvuldig tot stand te komen en niet bij oprisping. Om een wet vragen is niet moeilijk. Maar een wet handhaven is veel moeilijker. Laten we beginnen met de bestaande wetten te handhaven. Dat geeft de burger meer vertrouwen in de overheid dan hulpeloos roepende politici die om symboolwetgeving vragen. Gelukkig is er in dat laatste geval de Eerste Kamer.
Deze column is op persoonlijke titel geschreven