Tot 1983 werd de Voorzitter van de Eerste Kamer benoemd door de Koning(in). Daarbij werd rekening gehouden met de politieke samenstelling van de Kamer.
De oorsprong van deze regeling lag in 1815. Toen de Eerste Kamer in dat jaar werd opgericht, werd besloten dat de Koning de leden van de Eerste Kamer mocht benoemen.
Bij de Grondwetsherziening van 1848 veranderde er niets in deze benoemingsregeling, al viel zij formeel uiteraard onder de ministeriële verantwoordelijkheid.