Burgemeester(s) in de Eerste Kamer



Toen ik een kleine twee jaar geleden lid werd van de Eerste Kamer waren er drie burgemeesters lid. Thijs Wöltgens, de toenmalige burgemeester van Kerkrade en Nicolien van den Broek, toenmalig burgemeester van Heemstede.

Het woord toenmalig duidt er al op dat ze beiden het ambt niet meer uitoefenen.

Thijs is voorzitter van het College van Bestuur van de Open Universiteit geworden en Nicolien is met vervroegd pensioen gegaan.

Uit de redenen waarom ze het burgemeestersambt eraan gegeven hebben kan worden afgeleid dat het niets te maken heeft met bijvoorbeeld onverenigbaarheid van het ambt van burgemeester met het Eerste-Kamerlidmaatschap.

Gelukkig maar, want ik vind het juist een hele goede combinatie: burgemeester en Eerste-Kamerlid.

Daarom vind ik het ook jammer dat ik nog maar de enige burgemeester in de Eerste Kamer ben.

Burgemeesters (en trouwens ook anderen die in de lokale politiek actief zijn of actief zijn geweest) spelen vaak een bijzondere rol bij de discussie over wetsontwerpen waarbij openbare-ordeproblemen spelen. Dan is er nogal eens spanning merkbaar tussen de juristen en de openbare-ordeaanhangers.

Juristen zijn dan vaak gericht op juridische zuiverheid, scherpe lijnen over privacy, handhaafbare regels of in zijn algemeenheid de kwaliteit van de wetgeving.

Die kwaliteit van de wetgeving is uiteraard voor "openbare-ordeaanhangers" ook belangrijk, maar zij zijn eerder geneigd te kijken naar wat de gevolgen zijn voor (het handhaven van) de openbare orde.

Enkele voorbeelden van de afgelopen twee jaar:

Bestuurlijke ophouding.

Juristen zeggen: kan dat wel, is de tijd van ophouding niet te lang, straf je de goeden niet met de kwaden?

De openbare-ordemensen waren er, vooral in het kader van EK 2000, positiever over. Nu we weer in gewone doen zijn, zal het de vraag zijn of het instrument nog wel eens wordt toegepast.

Strafrechtelijke opvang verslaafden

Openbare-ordemensen vonden en vinden het een goed instrument om mensen die verschrikkelijk lastig zijn door een combinatie van harddrugs en meerdere malen crimineel gedrag van de straat te halen en 6 maanden "verplicht" af te laten kicken.

Juristen letten dan iets meer op de vraag hoe dat zit met de rechten van betrokkenen.

DNA

Ook hier duidelijk een verschillende invalshoek.

De openbare-ordemensen denken vooral aan het vergroten van mogelijkheden om "boeven te vangen" en dat is tegenwoordig een belangrijk beoordelingspunt.

De juristen beoordelen deze wetgeving vooral in het licht van de privacy.

Naast de grote hoeveelheid juridisch geschoolden, die er voor moeten zorgen dat de kwaliteit van de wetgeving gewaarborgd is, moeten er ook voldoende Eerste-Kamerleden zijn die, met hun beide benen in de praktijk, beoordelen wat de gevolgen van bepaalde wetgeving voor de openbare orde zijn.

Vandaar dat het goed is dat er ook (ex-)lokale politici in de Eerste Kamer zitten.

Deze column is op persoonlijke titel geschreven