Door de Franse Republiek voorgestelde tekst(1) | | Amendementen van het Parlement |
(Amendement 1)
Artikel 1, lid 1, inleiding
|
| 1. | Deze verordening is van toepassing op elke beslissing die in een lidstaat is gegeven in het kader van de procedures als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. ...... van de Raad (Brussel II)
en waarbij een omgangsrecht wordt toegekend aan een van de ouders betreffende een van hun gemeenschappelijke kinderen, indien: |
| |
| 1. | Deze verordening is van toepassing op elke beslissing die in een lidstaat is gegeven in het kader van de procedures als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1347/2000
en waarbij een omgangsrecht van niet minder dan een dag
wordt toegekend aan een van de ouders betreffende een van hun gemeenschappelijke kinderen, indien: |
|
(Amendement 2)
Artikel 3
|
De erkenning van de executoriale kracht van een in een andere lidstaat gegeven beslissing maakt het mogelijk onder dezelfde voorwaarden dezelfde uitvoeringsmaatregelen te nemen die uit een beslissing van dezelfde aard zouden voortvloeien indien zij uitvoerbaar zou zijn in de staat van erkenning na door de autoriteiten van deze lidstaat te zijn uitgesproken. | | De erkenning van de executoriale kracht van een in een andere lidstaat gegeven beslissing maakt het mogelijk onder dezelfde voorwaarden dezelfde uitvoeringsmaatregelen te nemen die uit een beslissing van dezelfde aard zouden voortvloeien indien zij uitvoerbaar zou zijn in de staat van erkenning na door de autoriteiten van deze lidstaat te zijn uitgesproken, met waarborging dat de procedures niet discriminerend zijn tussen EU-onderdanen en dat de executoriale kracht een eenvoudige, snelle en doeltreffende toegang mogelijk maakt. |
(Amendement 3)
Artikel 4
|
De tenuitvoerlegging van een beslissing als bedoeld in artikel 1 kan in een andere lidstaat slechts worden geschorst indien de ouder die het gezag over het kind uitoefent in het kader van de procedure van artikel 6 aantoont dat
: | | De tenuitvoerlegging van een beslissing als bedoeld in artikel 1 kan in een andere lidstaat slechts worden geschorst indien de ouder die het gezag over het kind uitoefent in het kader van de procedure van artikel 6 aantoont: |
| a) | de uitoefening van het omgangs- en verblijfsrecht als gevolg van nieuwe omstandigheden de lichamelijke of geestelijke gezondheid van het kind ernstig en rechtstreeks in gevaar brengt
, of |
| |
| a) | met overtuigend bewijsmateriaal dat
de uitoefening van het omgangs- en verblijfsrecht als gevolg van belangrijke
nieuwe omstandigheden de lichamelijke of geestelijke gezondheid van het kind zeer waarschijnlijk
ernstig en rechtstreeks in gevaar zou brengen en dit waarschijnlijk zwaarder weegt dan het belang van het recht van het kind om een regelmatig contact met beide ouders te onderhouden
, of |
|
| b) | er een onverenigbare reeds uitvoerbare beslissing op het grondgebied van deze lidstaat bestaat. |
| |
| b) | dat
er een onverenigbare reeds uitvoerbare beslissing op het grondgebied van deze lidstaat bestaat. |
|
(Amendement 4)
Artikel 7, lid 2
|
| 2. | Er wordt uitspraak gedaan volgens een spoedprocedure op tegenspraak en, in voorkomend geval, na het horen van
het kind, indien dit dienstig is, onder andere gelet op de omstandigheden en het onderscheidingsvermogen van het kind. |
| |
| 2. | Er wordt uitspraak gedaan volgens een spoedprocedure op tegenspraak. Ingeval
het kind twaalf jaar of ouder is kan het eveneens gehoord worden
, indien dit dienstig is, onder andere gelet op de omstandigheden en het onderscheidingsvermogen van het kind, en wel op een aan zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen aangepaste wijze. |
|
(Amendement 5)
Artikel 11
|
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het kind verblijft gelasten de onmiddellijke terugkeer van het kind zonder dat de houder van het omgangsrecht zich daartegen kan verzetten, met name door zich te beroepen op het instellen van een vordering als bedoeld in artikel 5, het bestaan van een beslissing inzake het gezag die in zijn voordeel in deze staat is gegeven of die aldaar kan worden erkend, alsmede op artikel 13 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechterlijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. | |
| 1. | De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het kind verblijft gelasten de onmiddellijke terugkeer van het kind zonder dat de houder van het omgangsrecht zich daartegen kan verzetten, met name door zich te beroepen op het instellen van een vordering als bedoeld in artikel 5, het bestaan van een beslissing inzake het gezag die in zijn voordeel in deze staat is gegeven of die aldaar kan worden erkend, alsmede op artikel 13 van het Verdrag van "s-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechterlijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. |
|
| |
| 2. | In het bevel van de bevoegde autoriteiten wordt verklaard dat het kind binnen een periode van vier dagen moet worden teruggebracht en kan gewezen worden op de ingevolge de nationale wetgeving geldende sancties ingeval wordt nagelaten om het kind binnen deze periode terug te brengen. |
|
(Amendement 6)
Artikel 11 bis (nieuw)
|
| | Artikel 11 bis Bij de betrekkingen tussen de lidstaten heeft deze verordening voorrang boven het Verdrag van Den Haag van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. |
(Amendement 7)
Artikel 12, lid 1 bis (nieuw)
|
| | 1 bis. De lidstaten waarborgen dat bij de toepassing van deze verordening regionale of lagere rechtscolleges binnen hun rechtsgebied de volledige tenuitvoerlegging van de omgangsrechten of de door de bevoegde autoriteiten gelaste tijdige terugkeer niet verhinderen. |
(Amendement 8)
Artikel 15, lid 2 bis (nieuw)
|
| | 2 bis. De Commissie brengt tevens verslag uit over gevallen die onder de toepassing van de verordening vallen, en dient voorstellen in ter verbreding van het toepassingsgebied van deze verordening en, indien noodzakelijk, van de Verordening (EG) 1347/2000, of nieuwe voorstellen betreffende gevallen die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen. |
(Amendement 9)
Artikel 17, lid 2 bis (nieuw)
|
| | 2 bis. Een vertegenwoordiger van elke kandidaat-lidstaat wordt uitgenodigd om als waarnemer aan de vergaderingen als vermeld in lid 1 deel te nemen. |
(Amendement 10)
Artikel 17, lid 3 bis (nieuw)
|
| | 3 bis. De secretaris-generaal of een vervangend ambtenaar van het secretariaat bij het Verdrag van Den Haag wordt eveneens uitgenodigd om met de status van waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen. |
- geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 67 van het EG-Verdrag (C5-0397/2000
),
- gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0311/2000
),
1. hecht zijn goedkeuring aan het aldus gewijzigde initiatief van de Franse Republiek;
2. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
3. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het initiatief van de Franse Republiek;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en aan de regering van de Franse Republiek.