EUROPESE UNIE Comité van de Regio's - Belliardstraat 101 - B-1040 BRUSSEL - Tel. +32 (0)2/282 22 11 - Fax +32 (0)2/282 23 25 - Internet http://www.cor.eu.int NL |
EDUC-IV-008 |
68e Zitting 13 en 14 februari 2007 |
ADVIES |
"EUROPEES TECHNOLOGIE-INSTITUUT" |
_________________________
AANBEVELINGEN VAN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S: - De bestuurlijke opzet van het EIT zou zodanig moeten zijn dat het onafhankelijk kan opereren. Wel zouden de lidstaten en de Europese instellingen de mogelijkheid moeten hebben om de belangen van de EU veilig te stellen, bijvoorbeeld d.m.v. een vijfjaarlijkse doorlichting door een uit de lidstaten samengestelde commissie. - Het is jammer dat het nieuwe wetgevingsvoorstel voorziet in een inadequate financiering van de onderzoekssector. De huidige geldstromen voor onderzoek (kaderprogramma en KOI) mogen niet worden afgeroomd. Er moet juist voor extra bijdragen uit de particuliere sector worden gezorgd en een dergelijke financiering dient door duidelijke regelingen gegarandeerd te worden. De kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG) zouden moeten worden aangespoord, ernaar te streven na verloop van tijd financieel selfsupporting te worden, terwijl hun budget op gezette tijden zou moeten worden afgezet tegen hun prestaties. - In de aanvangsperiode zou het beter zijn als het EIT geen eigen graden toekent, maar dat het een diploma of getuigschrift ontwikkelt dat slechts kan worden uitgereikt door een universiteit die partner is in een KIG. - Bij de selectie van de partnerschappen die een KIG worden, dient te worden gekeken naar de geleverde of aantoonbaar in potentie te leveren topprestaties op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie. De Commissie zou duidelijk moeten maken hoe beide criteria gehanteerd zullen worden - Er zou moeten worden bepaald dat het EIT zich welwillend dient op te stellen tegenover aanvragen van KIGs die nauw samenwerken met gestructureerde onderzoeksgemeenschappen en waarbij regionale en lokale overheden zijn betrokken. Kleine en middelgrote bedrijven zouden expliciet moeten worden genoemd als potentiële partnerorganisatie s |
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
Gezien de Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad over Verdere maatregelen voor de oprichting van een Europees Technologie-Instituut (EIT) (COM(2006) 276 final); |
Gezien het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut (COM(2006) 604 final – 2006/0197 (COD)); |
Gezien het besluit van de Europese Commissie van 8 juni 2006 om het Comité, op grond van artikel 265 (eerste alinea) van het EG-Verdag, hierover te raadplegen; |
Gezien het besluit van zijn bureau van 25 april 2006 om de commissie Cultuur, onderwijs en onderzoek te belasten met het opstellen van een desbetreffend advies; |
Gezien de Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement over Invulling van de moderniseringsagenda voor de universiteiten: onderwijs, onderzoek en innovatie (COM(2006) 208 final); |
Gezien zijn advies over het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013) (COM(2005) 119 final – 2005/0043 (COD) – 2005/0044 (CNS)), (CdR 155/2005 fin)1 ; |
Gezien zijn advies over het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (COM(2005) 121 final – 2005/0050 (COD)), (CdR 150/2005 fin)2; |
Gezien zijn advies over de Mededeling van de Commissie "Mobilisatie van het intellect in Europa: mogelijkheden voor universiteiten om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabon-strategie" (COM(2005) 152 final), (CdR 154/2005 fin)3; |
Gezien de Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad over Implementatie van het nieuwe partnerschap voor groei en werkgelegenheid: oprichting van een Europees Technologie-Instituut als vlaggenschip voor kennis (COM(2006) 77 final); |
Gezien de Mededeling van de Commissie aan de Europese Voorjaarsraad: Samen werken aan werkgelegenheid en groei - Een nieuwe start voor de Lissabon-strategie (COM(2005) 24 final); |
Gezien de Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raden van Brussel van 23-24 maart en 15-16 juni 2006 inzake het Europees Technologie-Instituut; |
Gezien het ontwerpadvies dat op 28 september 2006 is goedgekeurd door de commissie Cultuur, onderwijs en onderzoek (CdR 273/2006 rev. 2 - rapporteur: de heer Walters, lid van de regioraad van Cambridgeshire, UK/EVP), en |
Overwegende hetgeen volgt:
heeft tijdens zijn 68e zitting van 13 en 14 februari 2007 (vergadering van 13 februari) het volgende advies goedgekeurd:
*
* *
1.2 Het CvdR is te spreken over de afgewogen aanpak die de Commissie hanteert bij de voorbereiding van het wetgevingsvoorstel, inclusief de vervanging van 'kennisgemeenschappen' door 'kennis- en innovatiegemeenschappen' in de titel. Het is een goede zaak dat ook lokale en regionale overheden in aanmerking komen om op te treden als partnerorganisaties van KIG, al baren sommige details wel zorgen.
1.9 De lokale en regionale overheden spelen een doorslaggevende rol bij het creëren van een klimaat dat gunstig is voor een tot innovatie leidende wisselwerking tussen de verschillende actoren.
1.10 De Commissie wordt gewezen op de belangrijke taak die de lokale en regionale overheden, en meer in het bijzonder hun economische samenwerkingsverbanden, hebben als het erom gaat de juiste voorwaarden te scheppen voor samenwerking tussen de drie zijden van de kennisdriehoek. Daarbij gaat het o.a. om het aanmoedigen van clustervorming, het bieden van een infrastructuur voor starterscentra, het stimuleren van investeringen door het bedrijfsleven enz.
1.12 Het EIT zou zich vooral moeten bezighouden met innovatie, overdracht van kennis en projecten voor toegepast onderzoek.
2.1 Het EIT zou zich moeten inzetten voor een bundeling van krachten van enerzijds de internationaal excellerende Europese topuniversiteiten en hun onderzoeksteams en -centra, en anderzijds de beste onderzoeksteams en -centra van andere universiteiten uit de gehele EU die eenzelfde topniveau kunnen halen.
2.2 De Commissie zou daarom moeten samenwerken met universiteiten en onderzoekscentra die over veel praktische ervaring met de kennisdriehoek beschikken. Als het EIT er niet in slaagt de topuniversiteiten en –onderzoekscentra in Europa bij haar activiteiten te betrekken, zal dit van invloed zijn op de internationale reputatie van het instituut.
2.3 Bij het opzetten van KIG zal moeten worden uitgegaan van een bottom-upbenadering, waarbij wordt begonnen met het verzamelen van beste praktijken van samenwerking tussen onderzoekssector en bedrijfsleven.
2.4 De selectieprocedures voor toelating tot de KIG hebben terecht een open karakter, waarbij onderzoeksteams met voldoende capaciteit de kans krijgen betrokken te worden bij het EIT. Alle universiteiten en onderzoekscentra, groot en klein, moeten het gevoel krijgen dat indien de structuren, partnerschappen en beleidslijnen eenmaal in orde zijn, hun beste teams in principe actief kunnen participeren in het EIT. Het is echter jammer dat het bijbehorende cruciale criterium 'topprestaties op het gebied van onderwijs en onderzoek' niet specifiek verwijst naar 'potentiële topprestaties'. De Commissie zou duidelijk moeten maken hoe beide criteria gehanteerd zullen worden.
2.5 Om de band tussen onderzoekssector en privé-sector in een kennis- en innovatiegemeenschap te versterken, zou men bijv. de KIG kunnen aansporen, ernaar te streven na verloop van tijd financieel selfsupporting te worden. Deze aanpak zou in de bepalingen van het wetgevingsvoorstel moeten worden opgenomen.
2.6 Het CvdR is tegen het voorstel van de Commissie dat het EIT zijn eigen graden kan toekennen. In de aanvangsperiode zou het beter zijn als het EIT geen eigen graden toekent, maar dat het een diploma of getuigschrift ontwikkelt dat slechts kan worden uitgereikt door een universiteit die partner is van een kennis- en innovatiegemeenschap. Anders bestaat het gevaar dat de toonaangevende universiteiten hier een gereserveerde houding tegenover gaan aannemen.
2.7 In het beginstadium zou het EIT zich ertoe moeten beperken een MA-opleiding op te zetten met onderdelen als bedrijfsstages, interdisciplinariteit, ondernemerscursussen e.d.
2.8 In de raad van bestuur, die de vrije hand zou moeten krijgen om de strategische agenda van het EIT te bepalen, zou een passend aantal vertegenwoordigers uit de privé-sector moeten worden opgenomen.
2.9 De bestuurlijke opzet van het EIT zou zodanig moeten zijn dat het onafhankelijk kan opereren. Wel zouden de lidstaten en de Europese instellingen de mogelijkheid moeten hebben om de belangen van de EU veilig te stellen, bijvoorbeeld d.m.v. een vijfjaarlijkse doorlichting door een uit de lidstaten samengestelde commissie.
2.10 De Commissie wordt opgeroepen om in haar richtsnoeren t.a.v. de selecties voor KIG de raad van bestuur op te roepen, zich welwillend op te stellen tegenover aanvragen van partnerschappen waarbij regionale of lokale overheden zijn betrokken en die beschikken over gestructureerde onderzoeksgemeenschappen waarin teams uit verschillende universiteiten, onderzoekscentra en bedrijven samenwerken in het kader van middellange- en langetermijnprojecten.
2.11 De Commissie dient te beseffen dat regio's en gemeenten dankzij hun beleid en investeringen in de infrastructuur een beslissende rol spelen bij de vorming van clusters, waardoor de samenwerking tussen de universiteiten en het bedrijfsleven wordt versterkt..
2.12 Om het succes van het EIT te kunnen afmeten, zouden er bepaalde doelstellingen moeten worden geformuleerd aan de hand waarvan de door de raad van bestuur gevolgde strategie kan worden geëvalueerd. Als maatstaf zouden bijvoorbeeld indicatoren kunnen worden gebruikt voor het vermogen van het EIT om concrete marktgerichte oplossingen te vinden voor problemen van (kleine en middelgrote) bedrijven en de industrie.
2.13 De Commissie dient te voorkomen dat de rol die de Europese Onderzoeksraad (EOR) speelt als belangrijkste aanjager van fundamenteel onderzoek minder aandacht krijgt door de krachtige en positieve impulsen die uitgaan van de oprichting van het EIT. De raad van bestuur van het EIT zou er alles aan moeten doen om nauwe banden met de EOR te onderhouden en structuren op te zetten die ervoor zorgen dat beide organen elkaar aanvullen en niet langs elkaar heen werken of dubbel werk doen.
2.14 De kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT moeten stapje voor stapje worden opgezet, waarbij wordt voortgebouwd op eerder opgedane ervaringen en de structuren zonodig iedere keer als er nieuwe KIG worden opgezet, worden aangepast. Het is goed dat de Commissie een scenario van zes van zulke gemeenschappen in 2013 voor ogen heeft.
2.15 De volgende zaken zijn van cruciaal belang voor het opzetten en besturen van de kennis- en innovatiegemeenschappen:
● controleprocedures en prestatiebeoordeling; het is daarom een goede zaak dat in het wetgevingsvoorstel gewag wordt gemaakt van resultaatgerichte parameters, al worden deze helaas niet duidelijk genoeg omschreven;
● financiële regelingen/continuïteit van de financiering; het CvdR is tegen het voorstel van de Commissie om de KIG grotendeels te financieren uit bestaande EU-programma's en –fondsen; het is vooral tegen het eventuele afromen van EU-onderzoeksfondsen;
● verwijzingen naar onderzoek dat door de EOR wordt gesteund;
● rol van regionale/lokale overhedeninstanties: de nadruk moet komen te ligge n op lokale/regionale betrokkenheid bij KIG-offertes;
● rol van het MKB: kleine en middelgrote bedrijven zouden in het wetgevingsvoorstel expliciet moeten worden genoemd als potentiële 'partnerorganisaties' en de Commissie zou moeten aangeven hoe het MKB kan worden betrokken bij de KIG.
2.16 Het onderwerp de personele bezetting dient flexibel te worden benaderd om ervoor te zorgen dat de beste teams van onderzoekers bij het EIT worden betrokken. Het CvdR voelt veel voor de optie van een dubbel dienstverband.
2.17 Om te waarborgen dat de allerbeste onderzoeksteams worden aangetrokken en er voldoende verbondenheid met het EIT wordt aangekweekt, zou het goed zijn als de KIG personeel op deeltijdbasis aannamen. Per geval kan dan worden bekeken hoeveel tijd er maximaal of minimaal wordt besteed aan het EIT. Verder moet het mogelijk zijn om deze werktijden aan te passen gedurende de hele periode dat een KIG functioneert.
2.18 De Commissie wordt opgeroepen bij de voorbereiding van haar wetgevingsvoorstel rekening te houden met de belangrijke rol van de lokale en regionale overheden. Deze is van essentieel belang voor de opvulling van hiaten in de kennisdriehoek in het algemeen en ondersteuning van de KIG in het bijzonder.
Aanbeveling 1
Overwegende 10
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
Onderwijs moet als integraal, maar vaak ontbrekend element van een allesomvattende innovatiestrategie worden gesteund. In de overeenkomst tussen het EIT en de KIG moet worden vastgelegd dat de door de KIG verleende graden en diploma's EIT-graden en -diploma's zijn. Het EIT moet de erkenning van EIT-graden en diploma's in de lidstaten bevorderen. Al deze werkzaamheden mogen geen afbreuk doen aan Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. |
Onderwijs moet als integraal, maar vaak ontbrekend element van een allesomvattende innovatiestrategie worden gesteund. In de overeenkomst tussen het EIT en de KIG moet worden vastgelegd dat de door de KIG verleende graden en diploma's EIT-graden en diploma's een EIT-keurmerk zijn dienen te dragen. Het EIT moet de erkenning van EIT-graden en diploma's met een EIT-keurmerk in de lidstaten bevorderen. Al deze werkzaamheden mogen geen afbreuk doen aan Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. |
Dit betekent dat in het hele wetgevingsvoorstel (bijvoorbeeld in artt. 4(1)(f), 6(1) en (3)) 'EIT-graden' moet worden vervangen door 'graden met een EIT-keurmerk'.
Motivering
In de Toelichting bij haar voorstel voor een verordening maakt de Commissie specifiek gewag van een EIT-'merk', waarbij de nadruk ligt op zaken als bevordering van het ondernemerschap. Daar is veel voor te zeggen, maar voor veel toonaangevende universiteiten is een EIT-graad niet nodig om ervoor te zorgen dat het EIT zijn doelstellingen kan verwezenlijken. Eenzelfde soort graad met een EIT-keurmerk, toegekend door een of meer partneruniversiteiten van kennis- en innovatiegemeenschappen, sorteert hetzelfde effect.
Aanbeveling 2
Artikel 5 (2) (a)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
2. Het EIT selecteert de partnerschappen die een KIG worden. Selectie vindt plaats aan de hand van een prestatiegericht, open en transparant proces en na publicatie van nauwkeurige specificaties en voorwaarden. Bij de selectie wordt met name rekening gehouden met: (a) de huidige en potentiële innovatiecapaciteit die in het partnerschap aanwezig is en de geleverde topprestaties op het gebied van onderwijs en onderzoek; |
2. Het EIT selecteert de partnerschappen die een KIG worden. Selectie vindt plaats aan de hand van een prestatiegericht, open en transparant proces en na publicatie van nauwkeurige specificaties en voorwaarden. Bij de selectie wordt met name rekening gehouden met: (a) de huidige en potentiële innovatiecapaciteit die in het partnerschap aanwezig is en de geleverde of aantoonbaar in potentie te leveren topprestaties op het gebied van onderwijs en onderzoek; |
Motivering
Sluit aan op paragraaf 2.4 van het ontwerpadvies.
Aanbeveling 3
Artikel 5 (2) (e)
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
2. Het EIT selecteert de partnerschappen die een KIG worden. Selectie vindt plaats aan de hand van een prestatiegericht, open en transparant proces en na publicatie van nauwkeurige specificaties en voorwaarden. Bij de selectie wordt met name rekening gehouden met: (a) de huidige en potentiële innovatiecapaciteit die in het partnerschap aanwezig is en de geleverde topprestaties op het gebied van onderwijs en onderzoek; (b) de mogelijkheden van het partnerschap om de door het EIT vastgelegde doelstellingen te bereiken; (c) de financiële en niet-financiële bijdragen die in het KIG vloeien; (d) aangetoonde innovatiemogelijkheden, plus een plan voor het beheer van het intellectuele eigendom dat toegesneden is op de betrokken sector en dat aansluit op de EIT-beginselen en -richtsnoeren voor het beheer van intellectueel eigendom. |
2. Het EIT selecteert de partnerschappen die een KIG worden. Selectie vindt plaats aan de hand van een prestatiegericht, open en transparant proces en na publicatie van nauwkeurige specificaties en voorwaarden. Bij de selectie wordt met name rekening gehouden met: (a) de huidige en potentiële innovatiecapaciteit die in het partnerschap aanwezig is en de geleverde topprestaties op het gebied van onderwijs en onderzoek; (b) de mogelijkheden van het partnerschap om de door het EIT vastgelegde doelstellingen te bereiken; (c) de financiële en niet-financiële bijdragen die in het KIG vloeien; (d) aangetoonde innovatiemogelijkheden, plus een plan voor het beheer van het intellectuele eigendom dat toegesneden is op de betrokken sector en dat aansluit op de EIT-beginselen en -richtsnoeren voor het beheer van intellectueel eigendom. (e) de kracht van het partnerschap, inclusief de mate waarin het samenwerkt met lokale en regionale overheden en instanties. |
Motivering
Sluit aan bij paragraaf 2.8 van het ontwerpadvies, waarin staat dat men zich bij de selecties voor de KIG welwillend zou moeten opstellen tegenover aanvragen van partnerschappen waarbij regionale of lokale overheden zijn betrokken.
Aanbeveling 4
Artikel 15
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Wijzigingsvoorstel van het CvdR |
1. Het EIT zorgt ervoor dat zijn werkzaamheden, met inbegrip van die van de KIG, doorlopend worden gemonitord en periodiek aan een onafhankelijke evaluatie worden onderworpen, zodat gegarandeerd is dat uitkomsten van de hoogste kwaliteit worden bereikt en de financiële middelen zo doelmatig mogelijk worden besteed. De resultaten van de evaluatie worden bekendgemaakt. 2. De Commissie publiceert binnen vijf jaar na goedkeuring van deze verordening en daarna elke vier jaar een evaluatie van het EIT. In deze onafhankelijke en extern uit te voeren evaluatie wordt onderzocht in hoeverre het EIT aan zijn taakstelling voldoet. De evaluatie strekt zich uit tot alle werkzaamheden van het EIT en de KIG en heeft als aandachtspunten doeltreffendheid, duurzaamheid, doelmatigheid en relevantie van de verrichte werkzaamheden en hun verbanden met het beleid van de Gemeenschap. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van de betrokken spelers op Europees en nationaal niveau. (…) |
1. Het EIT zorgt ervoor dat zijn werkzaamheden, met inbegrip van die van de KIG, doorlopend worden gemonitord en periodiek aan een onafhankelijke evaluatie worden onderworpen, zodat gegarandeerd is dat uitkomsten van de hoogste kwaliteit worden bereikt en de financiële middelen zo doelmatig mogelijk worden besteed. De resultaten van de evaluatie worden bekendgemaakt. 2. De Commissie publiceert binnen vijf jaar na goedkeuring van deze verordening en daarna elke vier jaar een evaluatie van het EIT. In deze onafhankelijke en extern uit te voeren evaluatie wordt onderzocht in hoeverre het EIT aan zijn taakstelling voldoet. De evaluatie strekt zich uit tot alle werkzaamheden van het EIT en de KIG en heeft als aandachtspunten doeltreffendheid, duurzaamheid, doelmatigheid en relevantie van de verrichte werkzaamheden en hun verbanden met het beleid van de Gemeenschap. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van de betrokken spelers op Europees en nationaal niveau. 3. Op gezette tijden zou het budget van de kennis- en innovatiegemeenschappen moeten worden afgezet tegen hun prestaties. In principe zou de financiering van KIG geleidelijk moeten worden vervangen door financiering uit andere bronnen. Het vermogen om externe investeerders voor de KIG aan te trekken zal een doorslaggevende indicator zijn voor het succes van het EIT. (…) |
Brussel, 13 februari
De voorzitter |
|
De secretaris-generaal |
_____________
1 PB C 115, 16.5.2006, blz. 17.
2 PB C 115, 16.5.2006, blz. 20.
- -