Europees
Economisch en Sociaal Comité
SOC/209
“Haags
programma - Vrijheid, veiligheid en recht” |
Brussel, 15 december 2005
NL
ADVIES
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
over
de
“Mededeling van de
Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Het Haags Programma:
tien prioriteiten voor de komende vijf jaar - Het partnerschap voor
Europese vernieuwing op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht”
COM(2005) 184 final
_____________
|
|
|
|
|
|
De Commissie heeft op
10 mei 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig
art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de
“Mededeling
van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Het Haags Programma:
tien prioriteiten voor de komende vijf jaar - Het partnerschap voor
Europese vernieuwing op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht”
COM(2005) 184 final.
De gespecialiseerde
afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereiding
van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 14 november 2005.
Rapporteur was de heer Pariza Castaños.
Tijdens
zijn 422e zitting op 14 en 15 december 2005 (vergadering
van 15 december ) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité
het volgende advies uitgebracht, dat met 98 stemmen vóór en 2 tegen,
bij 7 onthoudingen, werd goedgekeurd:
*
*
*
1. Inleiding
1.1 Op 4 en 5 november 2004 heeft de Europese
Raad het Haags programma goedgekeurd, het tweede meerjarenprogramma
voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht in de Europese Unie.
In dit programma worden algemene en specifieke richtsnoeren vastgesteld
voor de komende vijf jaar (2005-2009) om de ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht te versterken.
1.2 Vervolgens heeft de Europese Raad de Commissie
verzocht een “actieplan” op te stellen waarin de richtsnoeren van
het Haags programma in concrete acties worden omgezet. Op 10 mei 2005
heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd, met als titel “Het
Haags Programma: tien prioriteiten voor de komende vijf jaar - Het partnerschap
voor Europese vernieuwing op het gebied van vrijheid, veiligheid en
recht”
,
waarin de strategische doelstellingen voor de komende vijf jaar worden
gepresenteerd en een tijdschema voor de goedkeuring van een pakket wetsvoorstellen
en beleidsmaatregelen terzake wordt vastgesteld.
2. Conclusies
2.1 Vijf jaar na "Tampere" zijn
de gestelde doelen niet bereikt. De EU is nog altijd geen ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht. Hoewel het Haags programma minder ambitieus
is, bevat het wel zeer belangrijke doelstellingen.
2.2 Verwezenlijking van een echte ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht vergt een adequaat evenwicht tussen alle
drie dimensies. Het Haags programma schiet op dit punt tekort. De maatregelen
die op het vlak van veiligheid worden getroffen, moeten de andere waarden
- vrijheid en recht – intact laten. Volgens het EESC moeten deze maatregelen
stoelen op bescherming van de grondrechten die in het Europees Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
en het Handvest van de grondrechten van de EU zijn vastgelegd.
2.3 Het EESC is voor een doeltreffend veiligheidsbeleid
dat de burgers volgens het rechtsstaatbeginsel beschermt in een vrije
en open samenleving, waar de macht van de overheid wordt beperkt door
het primaat van de wet en het recht. De dag waarop in naam van de strijd
tegen het terrorisme buitensporige wetten worden ingevoerd waarmee mensenrechten
worden opgeofferd aan de veiligheid, behalen de terroristen hun eerste
overwinning. Het Europese maatschappelijk middenveld dient in dit verband
een kritische en actieve rol te spelen.
2.4 Het EESC vindt dat het burgerschap van
de Europese Unie, een actief burgerschap, verder ontwikkeld moet worden.
Het pleit voor een burgerschap dat hoogwaardiger, opener en egalitair
is, dat voor integratie zorgt en op geen enkele manier tot discriminatie
leidt.
2.5 Binnen de Europese Unie moet sprake zijn
van een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status, met
inachtneming van het Verdrag van Genève.
2.6 De EU dient een gemeenschappelijk immigratiebeleid
te voeren, met een geharmoniseerde wetgeving. Dit is niet alleen noodzakelijk
om illegale immigratie te voorkomen en criminele netwerken die zich
bezighouden met mensenhandel te bestrijden, maar ook om nieuwe immigranten
m.b.v. transparante en flexibele wettelijke procedures toe te laten.
2.7 Immigranten en asielzoekers dienen een
eerlijke behandeling te krijgen, in overeenstemming met het humanitaire
recht, het Handvest van de grondrechten en de antidiscriminatiewetgeving.
Er moeten maatregelen worden getroffen om deze mensen op te vangen en
te integreren.
2.8 Het Haags programma dient de vrijheid,
de veiligheid en het recht te versterken en de doeltreffendheid, de
legitimiteit, het wederzijds vertrouwen, de gelijkheid en de evenredigheid
te consolideren. Daartoe moet gebruik worden gemaakt van het acquis communautaire en van het hele institutionele apparaat
waarover de EU beschikt.
2.9 Er moet iets worden gedaan aan de juridische
en institutionele problemen die het beleid bemoeilijken. Het feit dat
veel van deze kwesties nog altijd in intergouvernementeel verband (derde
pijler) moeten worden behandeld, doet af aan de efficiëntie en aan
de mogelijkheden van de communautaire methode. Het grondwettelijk verdrag
biedt een adequaat en samenhangend antwoord op veel van de problemen
die zich bij de samenwerking op het vlak van vrijheid, veiligheid en
recht voordoen.
2.10 Hoewel het grondwettelijk verdrag nieuwe
rechtsgrondslagen voor de ontwikkeling van het beleid op deze terreinen
bevat, reikt het vigerende Verdrag ook nuttige instrumenten aan waarvan
gebruik gemaakt moet worden.
2.11 De Europese rechtsruimte moet gebaseerd
zijn op vertrouwen en op wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen.
Ook moeten er nieuwe wetgevingsinstrumenten komen.
2.12 Er moet gegarandeerd worden dat iedere
wetgevingsmaatregel in het kader van "veiligheid" uitvoerig
en regelmatig wordt geëvalueerd en door het Europees Parlement en het
Europees Hof van Justitie getoetst. Alleen dan zal daadwerkelijk een
Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand gebracht
kunnen worden.
2.13 Geen enkele doelstelling van het Haags
programma en het actieplan kan worden gerealiseerd indien er onvoldoende
financiële middelen worden uitgetrokken. De Europese Commissie heeft
drie kaderprogramma's ingediend (april 2005), waarover het EESC advies
heeft uitgebracht.
3. Algemene opmerkingen
3.1 Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag
van Amsterdam in 1999 behoren ook justitie en binnenlandse zaken tot
het beleidsterrein van de Europese Unie. Met het oog hierop gaf de Europese
Raad van Tampere (op 15 en 16 oktober 1999) zijn fiat aan het eerste
meerjarenprogramma op dit gebied: het programma van Tampere.
3.2 Vijf jaar later is de totstandbrenging
van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
een stuk dichterbij gekomen. De Raad stelt vast dat “de basis is gelegd voor een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid,
de weg is vrijgemaakt voor de harmonisatie van de grenscontroles, de
politiële samenwerking is verbeterd en aanzienlijke vooruitgang is
geboekt met het uitwerken van het beginsel van wederzijdse erkenning
van rechterlijke beslissingen en vonnissen als fundament voor de justitiële
samenwerking”
3.3 Maar in het laatste tweejaarlijks verslag
van de Europese Commissie, waarin de balans wordt opgemaakt van de vooruitgang
die tot en met de eerste helft van 2004 is geboekt,
wordt geconcludeerd dat het beoogde niveau van convergentie op de verschillende
beleidsterreinen niet is bereikt.
3.4 Feit is namelijk dat de rechtsstelsels,
politieke ideeën en soms ook de nationale belangen dusdanig uiteenlopen
dat de goedkeuring van een gemeenschappelijk beleid en van gezamenlijke
normen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht niet een-twee-drie
gebeurd is. De ervaring met de Europese integratie op andere beleidsterreinen
heeft echter geleerd dat met een sterke politieke wil van de lidstaten
en duidelijk leiderschap van de Commissie de obstakels kunnen worden
overwonnen.
3.5 Voor het EESC slaat de balans negatief
uit. Veel van de specifieke, in Tampere geformuleerde doelstellingen
zijn niet verwezenlijkt, en de kwaliteit van veel beleidslijnen is niet
wat ervan verwacht werd.
3.6 Het Haags programma heeft ten doel de
gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te versterken
en verder te ontwikkelen. Voorwaar geen sinecure. Er moeten namelijk
heel uiteenlopende en ingewikkelde problemen worden aangepakt.
3.7 In tegenstelling tot het programma van
Tampere bevat het Haags programma geen innovatief beleid. Het is weinig
ambitieus en is er hoofdzakelijk op gericht het bestaande beleid op
het gebied van vrijheid, veiligheid en recht beter uit te voeren en
te evalueren.
3.8 Evenmin biedt het de noodzakelijke instrumenten
om de obstakels die een grotere convergentie van het beleid hebben belemmerd,
voor eens en altijd uit de weg te ruimen. Volgens het Comité zijn de
ambities van het Haags programma zó mager, dat een coherent, kwalitatief
hoogstaand, allesomvattend en effectief rechtskader dat “een goed
evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en recht garandeert”, niet zal
worden bereikt.
3.9 Deze obstakels worden nog steeds veroorzaakt
door het beleid van de lidstaten: gebrek aan doeltreffendheid, solidariteit,
transparantie, wederzijds vertrouwen, evenredigheid en evenwicht tussen
vrijheid, veiligheid en recht.
3.10 Het Comité constateert met genoegen
dat de Commissie de eerbiediging van de grondrechten en de versterking
van het burgerschap bovenaan de lijst van tien prioriteiten voor de
ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de
komende vijf jaar heeft geplaatst.
3.11 Een ander positief punt is dat samen
met het Haags programma ook het voorstel is goedgekeurd om voortaan
over alle maatregelen in het kader van titel IV van het EG-Verdrag via
de medebeslissingsprocedure en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen
te beslissen; dit betekent dat ten minste een van de belangrijkste hindernissen
zal worden weggenomen. Het Comité betreurt echter dat illegale immigratie
niet onder deze maatregel valt.
3.12 In de specifieke beleidslijnen van het
Haags programma worden elementen die typerend zijn voor het aspect “veiligheid”
verward met elementen van “vrijheid”. Beleidsmaatregelen die vooral
verband houden met veiligheid, krijgen duidelijk prioriteit en komen
terug in aspecten die betrekking hebben op vrijheid en recht. Dit is
bijv. het geval met initiatieven als de introductie van systemen voor
biometrische identificatie en nieuwe technologieën, de interoperabiliteit
van databanken, een betere controle aan de binnen- en buitengrenzen,
en een efficiëntere bestrijding van illegale immigratie, die vreemd
genoeg allemaal onder het kopje “versterking van vrijheid” terug
te vinden zijn.
3.13 Om tot een volledige versterking van
vrijheid, veiligheid en recht te komen moet naar een goed evenwicht
tussen de drie dimensies worden gezocht. Alleen zó worden de fundamentele
waarden (mensenrechten en publieke vrijheden) en democratische beginselen
(rechtsstaat) die overal in de Unie worden onderschreven, niet geschaad.
Vrijheid mag niet ondergeschikt worden aan veiligheid. In sommige beleidsvoorstellen
wordt dezelfde fout gemaakt als vroeger: de vrijheid wordt opgeofferd
om de veiligheid te vergroten. De geschiedenis heeft ons geleerd dat
de veiligheid beter kan worden verdedigd in een open en vrije samenleving.
De bescherming van de fundamentele mensenrechten ligt aan de basis van
het huidige normen- en waardenstelsel van de Europeanen. De dag dat
er in naam van de strijd tegen het terrorisme wetten worden aangenomen
waarin de mensenrechten ondergeschikt worden gemaakt aan de veiligheid,
boeken terroristen hun eerste overwinning. Wat ons sterk maakt tegenover
terroristen, is het belang dat wij aan vrijheid hechten. Het Europees
beleid moet op doeltreffende wijze voor een grotere veiligheid en een
betere bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden zorgen.
3.14 Dat het EU-beleid onevenwichtig is, komt
ook tot uiting in de financiële perspectieven: het meeste geld gaat
immers naar veiligheid.
3.15 Het Haags programma moet de doeltreffendheid
en legitimiteit vergroten, wederzijds vertrouwen, gelijkheid en evenredigheid
bevorderen en een adequaat evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en
recht tot stand brengen. Er moet een eind worden gemaakt aan de ingewikkeldheid
van het huidige juridische en institutionele bestel; tevens moet er
strikt op toegezien worden dat het Europees Parlement een adequate democratische
controle uitoefent op het veiligheidsbeleid en dat het Hof van Justitie
van de Europese Gemeenschappen in Luxemburg toezicht houdt op de rechtspraak.
3.16 De bevordering, en absolute bescherming,
van de vrijheid is de meest efficiënte manier om de problemen waarmee
de Europese Unie tegenwoordig te kampen heeft - en de terroristische
dreigingen - het hoofd te bieden.
3.17 De mensenrechtenorganisaties en alle
organisaties van het maatschappelijk middenveld spelen een zeer belangrijke
rol bij de ontwikkeling van het beleid dat voortvloeit uit het Haags
programma.
3.18 Het Comité blijft erop hameren dat de
sociale gesprekspartners en de organisaties van het maatschappelijk
middenveld moeten worden betrokken bij het streven naar een evenwichtig
Haags programma voor de Europese Unie, aangezien vrijheid, veiligheid
en recht het algemeen maatschappelijk belang van en dus ook het belang
van ondernemingen, sociale partners en ngo’s dienen.
3.19 De periode van onzekerheid die is ontstaan
na de referenda in Frankrijk en Nederland werpt een nieuw licht op de
verdere ontwikkeling van het immigratie- en asielbeleid en van alle
maatregelen die zijn opgenomen in het actieplan ter uitvoering van het
Haags programma. Hoewel het Verdrag tot vaststelling van een grondwet
nieuwe rechtsgronden bevat voor de ontwikkeling van dit beleid, bevat
het huidige verdrag ook nuttige instrumenten waarvan gebruik moet worden
gemaakt.
4. Specifieke opmerkingen over de versterking van vrijheid, veiligheid
en recht
4.1 Versterking van vrijheid
4.1.1 De eerbiediging van de fundamentele
rechten en vrijheden vormt een van de pijlers van de Europese integratie
en een van de hoofddoelstellingen van de Unie. Bij de totstandbrenging
van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
moet worden uitgegaan van de onvoorwaardelijke eerbiediging van het
aspect “vrijheid”, zoals dat verankert ligt in essentiële instrumenten
als het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden, het Handvest van de grondrechten van de
Europese Unie en het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4.1.2 Het Haags programma vermeldt dat de
Europese Raad instemt met de verruiming van het mandaat van het Europees
Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat tot een bureau
voor de mensenrechten ter bescherming en bevordering van de grondrechten.
De Europese Commissie heeft eind juni 2005 een voorstel voor een verordening
tot oprichting van een Bureau voor de grondrechten gepubliceerd. Het
Bureau zal een sleutelrol spelen op het vlak van vrijheid door de Europese
instellingen en de lidstaten de instrumenten te verschaffen met behulp
waarvan zij bij de uitstippeling en de uitvoering van het EU-beleid
hun verplichtingen inzake de eerbiediging van de grondrechten kunnen
nakomen. Het Bureau zal ook een uitstekend aanspreekpunt voor het maatschappelijk
middenveld zijn.
4.1.3 Het burgerschap van de Unie
4.1.3.1 Met het oog op de ontwikkeling van
een kwalitatief hoogstaand Europees burgerschap, een actief en toleranter
burgerschap, dat uitsluiting noch discriminatie kent, is het noodzakelijk
de hindernissen weg te nemen die bij de uitoefening van bestaande rechten
nog steeds worden ondervonden; bovendien moeten de rechten op sommige,
specifieke, terreinen worden uitgebreid.
4.1.3.2 Het is nog steeds moeilijk om bepaalde
rechten die verbonden zijn aan het Europese burgerschap, zoals vrij
verkeer binnen de EU of het actief en passief kiesrecht bij lokale en
Europese verkiezingen, te doen gelden. Er moeten maatregelen worden
genomen om deze problemen te overwinnen. Bovendien zijn de richtlijnen
tegen discriminatie in bepaalde lidstaten niet adequaat omgezet in nationale
wetgeving.
4.1.3.3 De burgers van de nieuwe lidstaten
moeten onverwijld kunnen profiteren van alle rechten die de burgers
in de Unie hebben verworven. De beperking die tijdelijk voor sommige
van hun rechten geldt, is geen goede zaak en moet onmiddellijk worden
afgeschaft. Door deze beperkingen ondervinden deze burgers talloze problemen
op de arbeidsmarkt en in sociaal opzicht, nog los van het feit dat hier
sprake is van onaanvaardbare discriminatie omdat zij als “tweederangsburgers”
worden beschouwd.
4.1.3.4 Het EESC heeft voorgesteld
het burgerschap van de Unie ook toe te kennen aan de inwoners van derde
landen die langdurig in de lidstaten verblijven, die de status van langdurig
ingezetenen bezitten. Burgerrechten, met name de politieke rechten bij
gemeenteraadsverkiezingen, zijn immers een belangrijk instrument om
de integratie van immigranten te bevorderen.
4.1.3.5 De integratie van migranten is van
vitaal belang voor de sociale samenhang binnen de lidstaten. Zonder
integratie lopen migranten en hun kinderen en kleinkinderen die in de
EU zijn geboren en getogen het risico het slachtoffer te worden van
sociale uitsluiting en vervreemding.
4.1.4 Een gemeenschappelijk asielstelsel
4.1.4.1 De Europese Unie heeft opnieuw vijf
jaar uitgetrokken om een doel te bereiken dat vijf jaar geleden al werd
vastgesteld, namelijk de totstandbrenging van een gemeenschappelijke
asielprocedure en een uniforme status voor degenen aan wie asiel of
subsidiaire bescherming wordt verleend. Het lijkt erop dat dit doel
de komende vijf jaar gehaald zal worden, maar dan moeten wél de tot
dusver geuite bezwaren worden weggenomen, wil men alle noodzakelijke
stappen kunnen ondernemen. Anderzijds geldt dat het niet alleen belangrijk
is snel vooruitgang te boeken, maar ook om vooruitgang te boeken op
een manier die de aan het asielrecht verbonden grondrechten eerbiedigt.
Stemming bij gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing
door het Parlement zullen de kwaliteit van de beoogde wetgeving ten
goede komen.
4.1.4.2 In het actieplan wordt de Commissie
verzocht in 2007 haar evaluatie over de omzetting en toepassing van
de reeds bestaande instrumenten op het gebied van het asielrecht af
te ronden. Een dergelijke evaluatie is werkelijk onmisbaar gezien de
verschillen die ontstaan bij de omzetting en toepassing van de geldende
richtlijnen (tijdelijke bescherming, minimumnormen voor de opvang, Dublin
II, enz.). Wat voorop moet staan bij de evaluatie is dat de toepassing
van de bestaande instrumenten niet in strijd mag zijn met de verplichtingen
die voortvloeien uit de internationale verdragen inzake mensenrechten
en het Verdrag van Genève van 1951.
4.1.4.3 Wat de nieuwe instrumenten betreft,
is het Comité vooral te spreken over de vooruitgang op het gebied van
de coördinatie van de asielprocedures tussen de lidstaten, de invoering
van de status van langdurig ingezetene voor vluchtelingen, de evaluatie
van de toepassing van het Europees Vluchtelingenfonds, enz.
4.1.4.4 Het is echter niet raadzaam om te
streven naar de gezamenlijke behandeling van asielverzoeken buiten het
grondgebied van de EU. Het Comité juicht het toe dat de EU de verbetering
van de normen van humanitaire bescherming in derde landen bevordert,
maar er mogen geen beperkingen of grenzen worden gesteld aan het internationaal
erkende recht van mensen die bescherming nodig hebben om naar de EU
te gaan en daar hun aanvraag in te dienen.
4.1.5 Legale migratie en toelatingsprocedures
4.1.5.1 Er is vijf jaar verstreken sinds de
Europese Raad van Tampere en nóg is het doel van één gemeenschappelijk
immigratiebeleid voor de hele Europese Unie niet bereikt. Toch heeft
men ondertussen niet stil gezeten: de Commissie heeft tal van beleids-
en wetsvoorstellen geformuleerd en het Parlement heeft tal van resoluties
en initiatieven goedgekeurd, die echter onvoldoende aandacht hebben
gekregen van de Raad. Het EESC heeft actief samengewerkt met de Commissie
en het Parlement en heeft tal van adviezen opgesteld met het oog op
een echt gemeenschappelijk EU-beleid en een geharmoniseerde wetgeving.
4.1.5.2 Het gemeenschappelijk immigratiebeleid
van de Europese Unie moet voor iedereen positief zijn: