Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het initiatief van het Koninkrijk Zweden met het oog op de aanneming van
een kaderbesluit van de Raad betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten
van de lidstaten van de Europese Unie, met name ten aanzien van zware misdrijven, zoals terroristische daden (10215/2004 –
C6-0153/2004 – 2004/0812(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement
,
– gezien het initiatief van het Koninkrijk Zweden (10215/2004)(1)
,
– gelet op artikel 34, lid 2, letter b) van het EU-Verdrag,
– gelet op artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0153/2004),
– gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0162/2005),
1. hecht zijn goedkeuring aan het initiatief van het Koninkrijk Zweden, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Raad de oorspronkelijke tekst dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan
op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het initiatief
van het Koninkrijk Zweden;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regering
van het Koninkrijk Zweden.
Door het Koninkrijk Zweden voorgestelde tekst
Amendementen van het Parlement
Amendement 24 Overweging 1
1. Een van de hoofddoelstellingen van de Unie is haar burgers een hoog niveau van veiligheid te bieden in een ruimte van vrijheid,
veiligheid en rechtvaardigheid;
1. Een van de hoofddoelstellingen van de Unie is haar burgers een hoog niveau van veiligheid te bieden in een ruimte van vrijheid,
veiligheid en rechtvaardigheid waarbij hun integriteit wordt geëerbiedigd
;
Amendement 1 Overweging 6
(6) Op dit ogenblik wordt een doeltreffende, snelle uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten
ernstig belemmerd door formele procedures, administratieve structuren en juridische hinderpalen in het nationale recht van
de lidstaten; deze toestand is onaanvaardbaar voor de burgers van de Europese Unie die aandringen op
grotere veiligheid en een meer doeltreffende wetshandhaving, waarbij tevens de mensenrechten worden beschermd;
(6) Op dit ogenblik wordt een doeltreffende, snelle uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten
ernstig belemmerd door formele procedures, administratieve structuren en juridische hinderpalen in het nationale recht van
de lidstaten; deze toestand moet worden afgewogen tegen de behoefte aan
grotere veiligheid en een meer doeltreffende wetshandhaving, waarbij tevens de mensenrechten worden beschermd, inzonderheid artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de artikelen 7 en 8 van het
Handvest van de grondrechten
;
Amendement 2 Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis) Er moet een hoge mate van vertrouwen tot stand worden gebracht tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten
enerzijds en Europol en Eurojust anderzijds, daar het ontbreken hiervan een efficiënte uitwisseling van informatie en inlichtingen
tot dusver heeft belemmerd. Deze maatregelen zouden moeten bestaan uit: - het opstellen van gemeenschappelijke normen voor gegevensbescherming in de derde pijler, onder gezag van een onafhankelijk
gemeenschappelijk toezichthoudend orgaan; - het opstellen van een handboek met goede praktijken voor de politie, dat een eenvoudige en praktische beschrijving van haar
verantwoordelijkheid en plichten op het gebied van gegevensbescherming bevat; - het opstellen van minimumnormen voor straf- en procesrecht; - toekenning aan het Hof van Justitie van algemene competentie in de derde pijler; - waarborging van volledige parlementaire controle.
Amendement 3 Overweging 9 bis (nieuw)
(9 bis) In dit kaderbesluit wordt mutatis mutandis hetzelfde niveau van gegevensbescherming toegepast als in het kader van
de eerste pijler is vastgesteld door Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende
de bescherming van de natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer
van die gegevens1, en wordt, in het kader van de derde pijler, een volstrekt onafhankelijke gemeenschappelijke controle-autoriteit belast met
de bescherming van gegevens van persoonlijke aard ingesteld, dat in het licht van deze specifieke eigenschap de Europese instellingen
adviseert en onder meer bijdraagt aan de homogene toepassing van de nationale regels die in toepassing van het onderhavige
kaderbesluit zijn aangenomen. _______________ 1 PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
Amendement 4 Overweging 12
(12) De persoonsgegevens die in het kader van de tenuitvoerlegging van dit kaderbesluit worden verwerkt, worden beschermd overeenkomstig
de beginselen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde
verwerking van persoonsgegevens
.
(12) De persoonsgegevens die in het kader van de tenuitvoerlegging van dit kaderbesluit worden verwerkt, worden beschermd overeenkomstig
de gemeenschappelijke normen van de Europese Unie voor de bescherming van persoonsgegevens, onder toezicht van de gemeenschappelijke
controle-autoriteit belast met de bescherming van gegevens van persoonlijke aard op het gebied van de politiële en justitiële
samenwerking in strafzaken.
Amendement 5 Artikel 1, lid 1
1. Met dit kaderbesluit wordt beoogd de regels vast te stellen volgens welke de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten
snel en doeltreffend bestaande informatie en inlichtingen kunnen uitwisselen teneinde strafrechtelijke onderzoeken of criminele-inlichtingenoperaties
uit te voeren, met name naar zware misdrijven, met inbegrip van terroristische daden. Het laat gunstiger bepalingen in de
nationale wet, in bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen de lidstaten of tussen lidstaten en derde
landen onverlet en loopt niet vooruit op instrumenten van de Europese Unie betreffende wederzijdse rechtshulp of wederzijdse
erkenning van beslissingen in strafzaken.
1. Met dit kaderbesluit wordt beoogd de regels vast te stellen volgens welke de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten
snel en doeltreffend bestaande informatie en inlichtingen kunnen uitwisselen teneinde strafrechtelijke onderzoeken of criminele-inlichtingenoperaties
uit te voeren, met name naar zware misdrijven, met inbegrip van terroristische daden. Het laat gunstiger bepalingen in de
nationale wet, in bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen de lidstaten of tussen lidstaten en derde
landen, alsmede bepalingen en instrumenten inzake het verstrekken van informatie en inlichtingen aan Europol en Eurojust
onverlet,
en loopt niet vooruit op instrumenten van de Europese Unie betreffende wederzijdse rechtshulp of wederzijdse erkenning van
beslissingen in strafzaken.
Amendement 6 Artikel 3
Uit hoofde van dit kaderbesluit kunnen informatie en inlichtingen worden uitgewisseld over strafbare feiten waarop in de verzoekende
lidstaat een maximale vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel staat van ten minste 12 maanden. De
lidstaten kunnen op bilaterale basis besluiten om de krachtens dit kaderbesluit toepasselijke procedures op een bredere basis
toepasselijk te maken.
Uit hoofde van dit kaderbesluit kunnen informatie en inlichtingen worden uitgewisseld over strafbare feiten waarop in de verzoekende
lidstaat een maximale vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel staat van ten minste 12 maanden en over alle strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13
juni 2002 betreffende de bestrijding van het terrorisme1
. De lidstaten kunnen op bilaterale basis besluiten om de krachtens dit kaderbesluit toepasselijke procedures op een bredere
basis toepasselijk te maken. ____________ 1PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.
Amendement 7 Artikel 4, lid 2
2. De lidstaten zien erop toe dat voor het verstrekken van informatie en inlichtingen aan bevoegde wetshandhavingsinstanties
van andere lidstaten geen striktere
voorwaarden worden toegepast dan
de op nationaal niveau toepasselijke voorwaarden voor het verstrekken van informatie en inlichtingen.
2. De lidstaten zien erop toe dat voor het verstrekken van informatie en inlichtingen aan bevoegde wetshandhavingsinstanties
van andere lidstaten voorwaarden worden toegepast die overeenkomen met
de op nationaal niveau toepasselijke voorwaarden voor het verstrekken van informatie en inlichtingen.
Amendement 8 Artikel 4, lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De lidstaten zien erop toe dat de informatie en inlichtingen die ter toepassing van lid 1 aan de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten
van andere lidstaten worden verstrekt eveneens aan Europol en Eurojust worden meegedeeld, voorzover de uitwisseling betrekking
heeft op een strafbaar feit of een criminele activiteit, vallende onder het mandaat van Europol of Eurojust.
Amendement 9 Artikel 4 bis, lid 1
1. Informatie en inlichtingen worden onverwijld en in de mate van het mogelijke binnen de gevraagde termijn verstrekt. Indien
de informatie of de inlichtingen niet binnen de gevraagde termijn kunnen worden verstrekt, geeft de bevoegde wetshandhavingsautoriteit
die een verzoek om informatie of inlichtingen heeft ontvangen, een indicatie van de termijn waarbinnen deze kunnen worden
verstrekt. Deze indicatie wordt onmiddellijk gegeven.
1. Elke lidstaat ziet erop toe dat alle relevante informatie en inlichtingen onmiddellijk worden verstrekt aan de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten
van andere lidstaten die daar om verzoeken.
Amendement 10 Artikel 4 bis, lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Indien de informatie of de inlichtingen niet onmiddellijk kunnen worden verstrekt, geeft de bevoegde wetshandhavingsautoriteit
die een verzoek om informatie of inlichtingen heeft ontvangen, onmiddellijk een indicatie van de termijn waarbinnen deze kunnen
worden verstrekt.
Amendement 11 Artikel 4 bis, lid 2, inleidende formulering
2. De lidstaten zien erop toe dat zij beschikken over procedures waarmee zij uiterlijk binnen 12 uur kunnen antwoorden op verzoeken
om informatie en inlichtingen indien de verzoekende staat te kennen geeft dat hij een strafrechtelijk onderzoek of een criminele-inlichtingenoperatie
verricht in verband met de volgende misdrijven, zoals omschreven in het recht van de verzoekende staat:
2. De lidstaten zien erop toe dat zij beschikken over procedures waarmee zij uiterlijk binnen 12 uur of, ingeval van informatie of inlichtingen die formaliteiten of voorafgaand contact met andere autoriteiten vereisen, binnen
48 uur in dringende gevallen en binnen 10 werkdagen in andere gevallen,
kunnen antwoorden op verzoeken om informatie en inlichtingen, indien de verzoekende staat te kennen geeft dat hij een strafrechtelijk
onderzoek of een criminele-inlichtingenoperatie verricht in verband met de volgende misdrijven, zoals omschreven in het recht
van de verzoekende staat:
Amendement 12 Artikel 4 bis, lid 2 bis (nieuw)
2 bis. De in lid 2 vastgestelde termijnen beginnen te lopen vanaf de ontvangst van het verzoek om informatie of inlichtingen
door de aangezochte bevoegde wetshandhavingsautoriteit.
Amendement 13 Artikel 5, lid 1
1. Om informatie en inlichtingen mag worden verzocht ten behoeve van het opsporen, voorkómen of onderzoeken van een misdrijf
of een criminele activiteit behorend tot de in artikel 3 genoemde misdrijven, wanneer er reden is om aan te nemen dat relevante
informatie en inlichtingen in andere lidstaten beschikbaar zijn.
1. Om informatie en inlichtingen mag worden verzocht ten behoeve van het opsporen, voorkómen of onderzoeken van een misdrijf
of een criminele activiteit, behorend tot de in artikel 3 genoemde misdrijven, wanneer er reden is om aan te nemen dat relevante
informatie en inlichtingen in andere lidstaten beschikbaar zijn, en dat toegang daartoe volgens de deskundigen op het gebied van gegevensbescherming in de Europese Unie verenigbaar is met
het evenredigheidsbeginsel
.
Amendement 14 Artikel 5, lid 3 bis (nieuw)
3 bis. De informatieverstrekkende lidstaat heeft het recht verstrekking van informatie te weigeren op basis van de mensenrechten
of verwijzende naar het nationale recht tegen de achtergrond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten, alsook verwijzende naar de eerbiediging van
de integriteit van natuurlijke personen of de bescherming van bedrijfsgeheimen.
Amendement 15 Artikel 9, lid 1
1. Elke lidstaat ziet erop
toe dat de regels en normen inzake gegevensbescherming waarin is voorzien met betrekking tot het gebruik van de in artikel 7,
lid 1, bedoelde communicatiekanalen, eveneens worden toegepast bij de procedure inzake de uitwisseling van informatie en inlichtingen
waarin dit kaderbesluit voorziet.
1. Elke lidstaat ziet er met inachtneming van de beginselen als bedoeld in de artikelen 9 bis en 9 ter op
toe dat de regels en normen inzake gegevensbescherming waarin is voorzien met betrekking tot het gebruik van de in artikel 7,
lid 1, bedoelde communicatiekanalen, eveneens worden toegepast bij de procedure inzake de uitwisseling van informatie en inlichtingen
waarin dit kaderbesluit voorziet.
Amendement 16 Artikel 9, leden 2, 3 en 4
2.Elke lidstaat ziet erop toe dat in de vereenvoudigde procedure voor de uitwisseling van informatie en inlichtingen waarin
dit kaderbesluit voorziet, de in lid 1 bedoelde gelijkwaardige normen voor gegevensbescherming worden toegepast indien een
in artikel 7, lid 2, bedoeld communicatiekanaal wordt gebruikt. 3.De informatie en inlichtingen, zoals persoonsgegevens, die krachtens dit kaderbesluit worden verstrekt, mogen door de bevoegde
wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaat waaraan zij werden verstrekt, worden gebruikt ten behoeve van: a) de procedures waarop dit kaderbesluit van toepassing is; b) andere wetshandhavingsprocedures die rechtstreeks verband houden met de onder a) bedoelde procedures; c) de voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid; d) andere doeleinden, zoals vervolging of administratieve procedures, alleen met de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming
van de bevoegde wetshandhavingsautoriteit die de informatie of inlichtingen heeft verstrekt. 4.Bij het verstrekken van informatie en inlichtingen overeenkomstig dit kaderbesluit kan de verstrekkende bevoegde wetshandhavingsautoriteit
krachtens haar nationale recht voorwaarden opleggen betreffende het gebruik van de informatie en inlichtingen door de ontvangende
bevoegde wetshandhavingsautoriteit. Tevens kunnen voorwaarden worden opgelegd betreffende de rapportage over het resultaat
van het strafrechtelijk onderzoek of de criminele-inlichtingenoperatie in het kader waarvan de uitwisseling van informatie
en inlichtingen heeft plaatsgevonden. Deze voorwaarden zijn bindend voor de ontvangende bevoegde wetshandhavingsautoriteit.
Schrappen
Amendement 17 Artikel 9, lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Informatie of inlichtingen die overeenkomstig dit kaderbesluit verstrekt zijn, mogen niet worden gebruikt voor de vervolging
van andere misdrijven dan die waarvoor ze zijn verkregen. Aanvullende informatie mag geenszins voor vervolging worden gebruikt.
Amendement 18 Artikel 9 bis (nieuw)
Artikel 9 bis Beginselen inzake inzameling en verwerking van de gegevens
1.De informatie en de inlichtingen, met inbegrip van gegevens van persoonlijke aard, die worden uitgewisseld of meegedeeld uit
hoofde van dit kaderbesluit moeten:
a) juist, adequaat en relevant zijn voor het doel waarvoor zij worden ingezameld en achteraf worden verwerkt;
b) uitsluitend worden ingezameld en verwerkt, met als doel de uitvoering van wettelijke taken mogelijk te maken.
Gegevens betreffende elementen uit het privéleven, alsook gegevens betreffende niet verdachte personen mogen slechts in geval
van absolute noodzaak en onder strikte voorwaarden worden ingezameld.
2.De integriteit en de vertrouwelijkheid van de uit hoofde van onderhavig kaderbesluit meegedeelde gegevens moeten in alle fasen
van de uitwisseling en de verwerking ervan worden gewaarborgd.
De informatiebronnen worden beschermd.
Amendement 19 Artikel 9 ter (nieuw)
Artikel 9 ter
Recht op toegang van de betrokken persoon tot de gegevens
De persoon op wie de ingezamelde gegevens betrekking hebben moet:
a) worden geïnformeerd over het bestaan van gegevens die op hem betrekking hebben, behalve in geval van ernstig beletsel;
b) kosteloos toegang hebben tot de gegevens die op hem betrekking hebben en het recht hebben onjuiste gegevens te corrigeren,
behalve wanneer deze toegang een risico inhoudt voor de openbare veiligheid of de openbare orde of inbreuk kan maken op de
rechten en de vrijheden van derden, dan wel lopende onderzoeken kan belemmeren;
c) in geval van misbruik van de gegevens in de zin van dit artikel, kosteloos over een recht van verzet beschikken dat hem
de mogelijkheid biedt de wettelijkheid te herstellen en in voorkomend geval schadevergoeding te ontvangen in geval van niet-naleving
van de in dit artikel genoemde beginselen.
Amendement 20 Artikel 9 quater (nieuw)
Artikel 9 quater
Gemeenschappelijke controle-autoriteit belast met de bescherming van de persoonsgegevens
1.Er wordt een gemeenschappelijke controle-autoriteit ingesteld, belast met de bescherming van persoonsgegevens, hierna "autoriteit"
genoemd.
De autoriteit heeft raadgevende bevoegdheid en is onafhankelijk.
2.De autoriteit is samengesteld uit een vertegenwoordiger van de door iedere lidstaat aangewezen controle-autoriteit(en), een
vertegenwoordiger van de voor de instellingen opgerichte controle-autoriteit(en), de Europese controleur voor gegevensbescherming
en de communautaire organen, alsook een vertegenwoordiger van de Commissie.
Ieder lid van de autoriteit wordt aangewezen door de instelling of de autoriteit(en) die hij vertegenwoordigt. Wanneer een
lidstaat meerdere controle-autoriteiten heeft aangewezen, benoemen deze een gemeenschappelijke vertegenwoordiger. Hetzelfde
geldt voor de autoriteiten die voor de communautaire instellingen en organen zijn opgericht.
3.De autoriteit neemt haar besluiten bij eenvoudige meerderheid van de vertegenwoordigers van de controle-autoriteiten.
4.De autoriteit kiest een voorzitter. De duur van zijn mandaat bedraagt twee jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.
5.De autoriteit wordt bijgestaan door het Secretariaat voor de gemeenschappelijke controle-autoriteiten belast met gegevensbescherming,
ingesteld door het Besluit 2000/641/JBZ van de Raad van 17 oktober 20001
.
Het secretariaat wordt binnen de kortst mogelijke termijn overgeheveld naar de Commissie.
____________ 1 PB L 271 van 24.10.2000, blz. 1.
Amendement 21 Artikel 9 quinquies (nieuw)
Artikel 9 quinquies
Taken van de gemeenschappelijke controle-autoriteit belast met de bescherming van de persoonsgegevens
1.De autoriteit heeft tot taak:
a) de behandeling van alle vraagstukken met betrekking tot de uitvoering van de nationale bepalingen die in toepassing van
het onderhavige kaderbesluit worden vastgesteld;
b) het adviseren van de Commissie over het beschermingsniveau in de Europese Unie;
c) advies verstrekken over alle voorstellen tot wijziging van het onderhavige kaderbesluit, alle voorstellen voor aanvullende
of specifieke maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking
van persoonsgegevens, alsook over alle andere voorstellen voor Europese wetgeving die een impact hebben op deze rechten en
vrijheden;
d) advies verstrekken over de Europese gedragscodes.
2.Indien de autoriteit vaststelt dat tussen de wetgevingen en praktijken van de lidstaten verschillen ontstaan die een risico
kunnen inhouden voor de gelijkwaardige bescherming van personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens in de Europese
Unie, stelt zij de Commissie hiervan in kennis.
3.De autoriteit kan op eigen initiatief aanbevelingen formuleren over alle vraagstukken betreffende de bescherming van personen
ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens in de derde pijler.
4.De autoriteit doet haar adviezen en aanbevelingen toekomen aan de Commissie.
Amendement 22 Artikel 11, letter c)
c) de gevraagde informatie en inlichtingen duidelijk
niet in verhouding staan tot of relevant zijn voor de doeleinden waarvoor zij werden gevraagd.
c) de gevraagde informatie en inlichtingen niet in verhouding staan tot of relevant zijn voor de doeleinden waarvoor zij werden
gevraagd.
Amendement 25 Artikel 11, alinea 1 bis (nieuw)
Een bevoegde wetshandhavingsautoriteit mag ook weigeren informatie te verstrekken indien zij reden heeft aan te nemen dat
de lidstaat die de informatie aanvraagt deze informatie kan gebruiken voor de vervolging van andere dan in de aanvraag genoemde
misdrijven. De ontvangen informatie mag alleen worden gebruikt voor de vervolging van het misdrijf waarvoor de informatie
wordt gevraagd.
Amendement 23 Artikel 11 bis (nieuw)
Artikel 11 bis
Bevoegdheid van het Hof van Justitie
Iedere lidstaat aanvaardt de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat bevoegd is om bij wijze
van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de rechtsgeldigheid en de uitlegging van het onderhavige kaderbesluit overeenkomstig
artikel 35, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.