Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (COM(2004)0139 – C6-0001/2004 – 2004/0047(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement
,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)0139)(1)
,
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement
is ingediend (C6-0001/2004),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0143/2005),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen
of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 28 september 2005 met het oog op de aanneming van Richtlijn
2005/…/EG
van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van
de spoorwegen in de Gemeenschap
en tot wijziging van Richtlijn 2001/14/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten
voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering
P6_TC1-COD(2004)0047
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2)
,
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3)
,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4)
,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap(5)
was erop gericht de aanpassing van de spoorwegen in de Gemeenschap aan de eisen van de interne markt te vergemakkelijken en
de doeltreffendheid daarvan te vergroten.
(2) De Commissie had in haar Witboek "Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen"(6)
haar voornemen kenbaar gemaakt de totstandbrenging van de interne markt voor spoorwegdiensten verder voortgang te doen vinden
door voor te stellen de markt voor internationale passagiersvervoerdiensten open te stellen.
(3) Op 23
oktober 2003 heeft het Europees Parlement van zijn kant een amendement(7)
goedgekeurd waarin erop werd aangedrongen alle passagiersvervoerdiensten per spoor, zowel nationale als internationale, per
1 januari 2008 open te stellen voor concurrentie. De Commissie heeft bij die gelegenheid aangegeven dat zij voornemens was
met een specifiek voorstel te komen waarin rekening zou worden gehouden met de noodzakelijke afstemming met de geldende wetgeving
inzake openbare-dienstcontracten, en dat zij tegelijkertijd maatregelen wilde voorstellen om de rechten van internationale
passagiers te beschermen.
(4) De huidige situatie van de internationale spoorwegdiensten loopt sterk uiteen. Enerzijds ondervinden de langeafstandsdiensten
(nachttreinen) moeilijkheden en is een aantal daarvan onlangs door de spoorwegondernemingen opgeheven om de verliezen te beperken.
Anderzijds heeft de markt voor internationale hogesnelheidsdiensten het verkeer sterk zien toenemen en zal zij naar verwachting
nog aanzienlijk groeien door de verdubbeling in omvang van het trans-Europese hogesnelheidsnet en de onderlinge koppeling
daarvan in de periode tot 2010. In beide sectoren doet de concurrentie door goedkope luchtvaartmaatschappijen zich echter
sterk gevoelen en het is dan ook noodzakelijk nieuwe initiatieven te stimuleren door concurrentie tussen spoorwegondernemingen
te introduceren.
(5) De markt voor passagiersvervoerdiensten
zou niet kunnen worden opengesteld zonder dat een gedetailleerd regelgevingskader voor toegang tot de infrastructuur voorhanden
is, significante vooruitgang op het gebied van interoperabiliteit wordt geboekt en de veiligheid op het spoor op nationaal
en Europees niveau in een strikte normatieve structuur wordt ingebed. Aan al deze voorwaarden is nu voldaan door de omzetting
van de Richtlijnen 2001/12/EG(8)
, 2001/13/EG(9),
2001/14/EG(10)en 2004/49/EG(11)
. Op de voor de openstelling van de netwerken voor passagiersvervoerdiensten
voorgestelde datum moet er sprake zijn van een gevestigde en geconsolideerde praktijk met betrekking tot dit nieuwe institutionele
kader. Omdat deze Europese kaderwetten uiterlijk in 2006 in nationaal recht omgezet moeten worden, moeten de internationale passagiersnetwerken
uiterlijk in 2008 en alle andere soorten passagiersvervoer uiterlijk in 2012 worden opgesteld.
(6)De lidstaten zijn vrij om de toegangsrechten van spoorwegondernemingen en internationale samenwerkingsverbanden voor internationale
en nationale passagiersvervoerdiensten eerder te erkennen. Het gebruik van deze rechten kan tijdelijk worden beperkt tot spoorwegondernemingen
en bedrijven die direct of indirect door hen worden gecontroleerd, die in het bezit zijn van een vergunning in lidstaten waar
vergelijkbare voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur bestaan.
(7)
Het aantal spoorverbindingen zonder tussenstops is zeer beperkt. Voor de trajecten waarop tussenstops worden gemaakt is het
absoluut noodzakelijk nieuwkomers toe te staan onderweg passagiers te laten in- en uitstappen om een reële rendabiliteitsdrempel
voor de exploitatie te waarborgen en te voorkomen dat potentiële concurrenten in een ongunstige situatie verkeren ten opzichte
van gevestigde exploitanten die onderweg wel passagiers kunnen laten in- en uitstappen.
(8)
Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het
begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren(12)
voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten en plaatselijke overheden om openbaredienstcontracten te gunnen. In het kader
van deze contracten kunnen exclusieve rechten op de exploitatie van bepaalde diensten worden verleend. Bijgevolg moet worden
gezorgd voor de nodige samenhang tussen de bepalingen van deze verordening en het principe van openstelling van de markt voor passagiersvervoerdiensten
per spoor voor concurrentie. Op 26 juli 2000
heeft de Commissie een voorstel
ingediend voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien
van openbarediensteisen en de gunning van openbaredienstcontracten op het gebied van het personenvervoer per spoor, over de
weg en over de binnenwateren(13)
, ter vervanging van Verordening (EEG) nr. 1191/69. Met dit voorstel wordt met name de invoering van een systeem van gereguleerde
concurrentie voor de gunning van openbaredienstcontracten beoogd. Het Europees Parlement heeft hierover reeds op 14 november 2001 in eerste lezing een standpunt(14) ingenomen. De Raad heeft echter tot dusver nog geen gemeenschappelijk standpunt vastgesteld, zodat de wetgevingsprocedure
niet kon worden voortgezet.
(9)Voor de instelling van gespecialiseerde infrastructuren, zoals bijvoorbeeld hogesnelheidslijnen, hebben de spoorwegondernemingen
uit economische overwegingen planning en rechtszekerheid nodig, die strookt met het gewicht van de omvangrijke en langdurige
investeringen. Daarom dienen zij de mogelijkheid te krijgen in de regel kadercontracten met een looptijd van 10 jaar af te
sluiten. Daartoe moet Richtlijn 2001/14/EG dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(10)
De toepassing van deze richtlijn moet worden beoordeeld op basis van twee verslagen
van de Commissie dat twee jaar na de openstelling van respectievelijk
de markt voor internationale en nationale
passagiersvervoerdiensten moet worden ingediend. Deze verslagen behelzen een eerste beoordeling door de Commissie van de gevolgen van het eerste en tweede spoorwegpakket voor
de kwaliteit van de openbare dienstverlening en de sociale normen op het gebied van werkgelegenheid en milieu. Een evaluatie
van de gevolgen in verband met de openstellling van de netwerken voor het nationaal personenvervoer wordt uiterlijk op 31
december 2005 ingediend.
(11)
Aangezien de doelstelling van de voorgenomen maatregel, namelijk de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, in de
lidstaten onvoldoende kan worden gerealiseerd, gezien de noodzaak billijke en niet-discriminerende voorwaarden voor toegang
tot de infrastructuur te garanderen en rekening te houden met de duidelijk internationale dimensie van de wijze waarop belangrijke
onderdelen van de spoorwegnetten functioneren, en deze doelstelling bijgevolg, gezien de noodzaak van een gecoördineerde transnationale
actie, beter op communautair niveau kan worden gerealiseerd, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag
neergelegde subsidiariteitsbeginsel de nodige maatregelen treffen. Overeenkomstig het in genoemd artikel vermelde proportionaliteitsbeginsel
gaan de eisen van deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te bereiken.
(12)
Richtlijn 91/440/EEG en Richtlijn 2001/14/EG dienen
bijgevolg te worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 91/440/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1)
in artikel 3 wordt het vierde streepje geschrapt.
2)
in artikel 3 wordt na het vijfde streepje het volgende streepje ingevoegd:"
–
internationale passagiersvervoerdienst: een passagiersvervoerdienst in het kader waarvan de trein ten minste eenmaal de grens
van een lidstaat oversteekt; de trein kan worden samengesteld en/of gesplitst en de samenstellende delen kunnen een verschillende
herkomst en bestemming hebben, op voorwaarde dat alle rijtuigen ten minste één grens oversteken,
"
3)
in artikel 5, lid 3, wordt het eerste streepje geschrapt.
4)
in artikel 8, eerste alinea, worden de woorden "en de internationale samenwerkingsverbanden" geschrapt.
5)
in artikel 10 wordt lid 1 geschrapt.
6)
de wijzigingen onder
1), 3), 4) en 5) hierboven zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2008
.
7)
aan artikel 10 worden de volgende leden 3 bis, 3 ter, 3 quater en 3 quinquies
toegevoegd:" 3 bis.
De spoorwegondernemingen die onder de werkingssfeer van artikel 2 vallen, krijgen voor het verrichten van vervoersdiensten in het internationale passagiersvervoer
uiterlijk op 1 januari 2008 en voor alle andere soorten passagiersvervoer uiterlijk op 1 januari 2012, onder gelijke voorwaarden,
recht op toegang tot de infrastructuur. Wanneer zij
een internationale passagiersvervoerdienst verrichten,
hebben de spoorwegondernemingen het recht passagiers te laten in- en uitstappen op elk station dat gelegen is tussen de plaats van vertrek en de plaats van bestemming. 3 ter.
De lidstaten kunnen het in lid 3 bis omschreven toegangsrecht beperken tot verbindingen waarvoor
een openbaredienstcontract overeenkomstig de geldende communautaire wetgeving is gesloten. Een dergelijke beperking, met inbegrip van een beperking van
het recht passagiers te laten in- en uitstappen op ongeacht welk station, kan slechts op basis van een objectieve economische analyse door de desbetreffende,
in artikel 30 van Richtlijn 2001/14/EG* genoemde
toezichthoudende instantie of door de desbetreffende toezichthoudende instanties in goed overleg worden aangebracht indien de openbare dienst anders
niet meer economisch levensvatbaar zou zijn. 3 quater.
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 3 ter bedoelde beslissingen rechterlijk kunnen
worden getoetst.
3 quinquies. De lidstaten zijn vrij om de toegangsrechten van spoorwegondernemingen en internationale groepen voor internationale
en nationale passagiersvervoerdiensten eerder te erkennen. Het gebruik van deze rechten kan tijdelijk worden beperkt tot spoorwegondernemingen
en bedrijven die direct of indirect door hen worden gecontroleerd, die in het bezit zijn van een vergunning in lidstaten,
waar vergelijkbare voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur bestaan. ________________
* PB L 75 van 15.3.2001, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/49/EG (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44)."
8)
aan artikel 14 wordt de volgende alinea toegevoegd:" Uiterlijk op respectievelijk
31 december 2009 en 31 december 2013
dient de Commissie twee verslagen in
bij het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Raad over
de tenuitvoerlegging van het bepaalde in deze richtlijn
, het eerste verslag over de internationale passagiersvervoerdiensten en het tweede verslag over alle andere soorten passagiersvervoer,
inclusief een beoordeling van de toewijzing van spoortrajecten en van de gevolgen voor de openbaredienstcontracten."
Artikel 2
Artikel 17, lid 5 van Richtlijn 2001/14/EG luidt als volgt:
"
5.Kadercontracten hebben in principe een looptijd van vijf jaar en kunnen verlengd worden met periodes die gelijk zijn aan hun
oorspronkelijke looptijd. De exploitant van de infrastructuur kan in bijzondere gevallen instemmen met een kortere of langere
looptijd. Elke looptijd van meer dan vijf jaar moet door contracten, bijzondere investeringen of risico's worden gemotiveerd.
Voor dienstverlening op gespecialiseerde infrastructuren in de zin van artikel 24, waarvoor omvangrijke en langdurige investeringen
nodig zijn, kunnen de kadercontracten een looptijd hebben van tien jaar. Een langere looptijd dan tien jaar is alleen in uitzonderingsgevallen,
en met name bij omvangrijke en langdurige investeringen, vooral in combinatie met contractuele verplichtingen, met inbegrip
van een meerjarig plan voor het afschrijven van deze investeringen, mogelijk.
"
Artikel 3
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op […](15)
aan deze richtlijn te voldoen Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede
.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen
bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende
gebied vaststellen, tezamen met een tabel waarin is aangegeven hoe de artikelen van deze richtlijn met die bepalingen overeenkomen.
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschaptot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad (PB L 75 van 15.3.2001, blz. 1).
Richtlijn 2001/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de
Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen
(PB L 75 van 15.3.2001, blz. 26). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/49/EG (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44).
Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit
en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PB L 75 van
15.3.2001, blz. 29)
. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/49/EG.
Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen
en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en van Richtlijn
2001/14/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur
alsmede inzake veiligheidscertificering.