Resolutie van het Europees Parlement over de herziening van de Overeenkomst van Cotonou en de bepaling van het bedrag voor
het 10de EOF
Het Europees Parlement
,
– gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille
Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000(1)
, gewijzigd op 24 juni 2005 in Luxemburg (de Overeenkomst van Cotonou), en met name Bijlage I bis daarvan betreffende het
meerjarig samenwerkingskader krachtens de Overeenkomst van Cotonou,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 8 oktober 2003 "Naar de volledige integratie
van de samenwerking met de ACS-landen in de EU-begroting" (COM(2003)0590),
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 15 en 16 december 2005, en met name punt
70 en bijlage II daarvan betreffende de respectieve bijdragen van de lidstaten voor de ACS-landen,
– onder verwijzing naar zijn resoluties over de opname van het Europees Ontwikkelingsfonds in de EU-begroting van 1 april 2004(2)
, over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013 van 8 juni 2005(3)
, en over een ontwikkelingsstrategie voor Afrika van 17 november 2005(4)
,
– gezien de in 2005 door de lidstaten gedane toezeggingen, met name dat:
-
de EU en haar lidstaten het door de VN vastgestelde streefcijfer van 0,70% van het BNI van de EU tegen 2015 zal halen, waardoor
de bijdrage van de EU aan de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van 33 miljard EUR in 2003 tegen 2015 zal oplopen
tot meer dan 84 miljard EUR (Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel, 16 en 17 juni 2005);
-
de EU tegen 2010 een tussentijds streefcijfer van 0,56% zal bereiken, waardoor de officiële ontwikkelingshulp (ODA) van de
EU zal oplopen tot 67 miljard EUR (Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel, 16 en 17 juni 2005);
-
de EU en andere donoren hun hulp aan Afrika zullen verdubbelen en dat Afrika derhalve tegen 2010 kan rekenen op 25 miljard
USD aan ODA(5)
(Communiqué van Gleneagles, vrijgegeven op 8 juli 2005 door de G8 in Gleneagles),
– gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,
A. overwegende dat Bijlage I bis bij de Overeenkomst van Cotonou bepaalt dat de Europese Unie voor deze nieuwe periode haar
steuninspanningen ten gunste van de ACS-staten handhaaft op tenminste hetzelfde peil als dat van het 9e EOF, resterende bedragen
van eerdere fondsen niet inbegrepen; dat hieraan worden toegevoegd, op basis van de schattingen van de Gemeenschap: het effect
van de inflatie, de groei in de Europese Unie en de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten in 2004,
B. overwegende dat de Commissie voor het 10de Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor de periode 2008-2013 (6 jaar) aanvankelijk
weliswaar een bedrag van 24 948 miljoen EUR had berekend, maar dat de Europese Raad het tijdens zijn zitting te Brussel op
15/16 december 2005 slechts eens kon worden over een bedrag van 22 682 miljoen EUR,
C. overwegende dat deze verlaging met 2 miljard EUR in strijd is met de toezeggingen die de Unie met betrekking tot Bijlage
I bis van de Overeenkomst van Cotonou had gedaan, en niet strookt met de talloze politieke beloftes die in 2005 zijn gedaan
voor een substantiële verhoging van de ontwikkelingshulp,
D. overwegende dat de ACS-landen niet zouden hebben ingestemd met de Overeenkomst van Cotonou zonder dat daarin ook Bijlage
I bis betreffende de financiering was opgenomen, en dat de lidstaten van de EU hun toezeggingen derhalve moeten nakomen,
E. overwegende dat een aantal zaken dienen te worden opgehelderd voordat het Parlement zijn instemming kan geven aan de Overeenkomst
van Cotonou,
F. benadrukkend dat de opname van het EOF in de begroting geen wondermiddel is, maar evenmin een belemmering voor het correct
functioneren van het partnerschap ACS-EU,
G. er met klem op wijzend dat het zeker legitiem is na te denken over een hervorming van het EOF, 40 jaar na de oprichting ervan,
en dat de problemen in verband met de snelheid waarmee de fondsen worden uitgekeerd en in verband met de accumulatie van ongebruikte
kredieten (11 miljard EUR) door het huidige systeem tot op heden niet zijn opgelost,
H. overwegende dat de uitbreiding van de EU met Roemenië en Bulgarije is gepland voor 2007,
I. overwegende dat Oost-Timor op 15 december 2005 tot de Overeenkomst van Cotonou is toegetreden,
J. in overweging van de bezorgdheid die door de overzeese langen en gebieden (OLG) is uitgesproken over het feit dat zij van
deelneming aan het 10de EOF zijn uitgesloten en van de onzekerheid die heerst omtrent de samenwerking tussen de OLG en de
EU,
K. overwegende dat uitroeiing van armoede, duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie
de primaire doelstellingen van de Overeenkomst van Cotonou zijn; voorts overwegende dat alle ACS- en EU-landen zich hebben
vastgelegd op het realiseren van de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling,
L. overwegende dat de politieke dialoog in de Overeenkomst van Cotonou een belangrijker plaats inneemt en dat ontwikkeling ook
ten gunste moet gaan van de eerbiediging van mensenrechten, democratische beginselen en behoorlijk bestuur, en duurzame ontwikkeling,
1. betreurt dat het totale budget dat de Europese Raad voor het 10de EOF heeft vastgesteld onder het oorspronkelijk door de
Commissie becijferde bedrag uitkomt;
2. betreurt dat de talloze politieke toezeggingen die in 2005 voor substantiële verhogingen van de ODA zijn gedaan, niet zijn
omgezet in een even substantiële verhoging van de bijdragen van de lidstaten aan het EOF; wijst er met nadruk op dat het voor
het 10de EOF voorgestelde bedrag zou neerkomen op slechts 0,028% van het BBP van de lidstaten;
3. betreurt dat de lidstaten enerzijds hebben toegezegd de ontwikkelingshulp te zullen verhogen, maar dat anderzijds, indien
het 10de EOF op het niveau blijft dat door de Europese Raad is vastgesteld, de totale percentages aan ODA die door de Commissie
worden beheerd tegen 2015 van 19% zullen zijn teruggelopen tot nauwelijks meer dan 14%, hetgeen in feite neerkomt op hernationalisatie
van het ontwikkelingsbeleid;
4. roept de lidstaten op zich te beraden op een significante verhoging van hun bijdragen aan het 10e EOF;
5. roept de Raad en de Commissie op nader aan te geven hoe de ontwikkelingsdimensie van de economische partnerschapsovereenkomsten
waarover momenteel wordt onderhandeld, zal worden gefinancierd;
6. verzoekt de Raad met nadruk nieuwe extra middelen beschikbaar te stellen voor zgn. "hulp-voor-handelsprogramma's" en dringt
erop aan dat dergelijke programma's geen herschikking met zich mogen meebrengen van gelden die reeds waren bestemd voor andere
ontwikkelingsinitiatieven, zoals de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling;
7. verzoekt de Raad erop toe te zien dat de bijdragen van Roemenië en Bulgarije voor het 10e EOF aanvullend zijn zodra zij tot
de EU zijn toegetreden;
8. roept de Raad ertoe op rekening te houden met de toetreding van Oost-Timor tot de Overeenkomst van Cotonou en erop toe te
zien dat steun die voor dit nieuwe land is bedoeld ondubbelzinnig als aanvullend wordt aangemerkt volgens de regeling als
omschreven in Bijlage I bis van de Overeenkomst van Cotonou;
9. roept de Raad en de Commissie ertoe op zo spoedig mogelijk duidelijkheid te scheppen over de toekomstige financiering van
de samenwerking met OLG;
10. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan duidelijkheid te brengen in de toekomstige financiering van de Afrikaanse Unie,
o.a. de omvang van de financiële steun die afkomstig moet zijn uit het MEDA-programma;
11. brengt in herinnering dat alle EOF-uitgaven moeten voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen voor ODA, zoals die
zijn gedefinieerd door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO;
12. dringt er bij de Commissie op aan sturing te geven aan de coördinatie tussen de lidstaten met het oog op de verbetering van
de efficiency van zowel in EU- als in bilateraal verband verleende ontwikkelingskredieten;
13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de EU-lidstaten en
van de ACS-landen.