Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot
vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma "Burgers voor Europa" ter bevordering van een actief Europees burgerschap
(COM(2005)0116 – C6-0101/2005 – 2005/0041(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement
,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0116)(1)
,
– gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 151 en 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie
bij het Parlement is ingediend (C6-0101/2005),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie burgerlijke
vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie constitutionele zaken (A6-0076/2006),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. beklemtoont dat de kredieten die in het wetgevingsvoorstel zijn vermeld voor de periode na 2006, afhankelijk zijn van het
besluit over het volgende meerjarig financieel kader;
3. verzoekt de Commissie indien nodig een voorstel in te dienen tot aanpassing van het financiële referentiebedrag voor dit
programma, zodra het volgende meerjarig financieel kader is goedgekeurd;
4. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen
of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement, in eerste lezing vastgesteld op 5 april 2006, met het oog op de aanneming van Besluit
nr.
.../2006/EG
van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma
"Europa voor burgers"
ter bevordering van
actieve Europese waarden, zoals vastgelegd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, en
een actief Europees burgerschap
P6_TC1-COD(2005)0041
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 151 en 308,
Gezien het voorstel van de Commissie
,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1)
,
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2)
,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3)
,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Het burgerschap van de Unie is ingesteld in het Verdrag en vormt een aanvulling op het nationale burgerschap. Het is een belangrijk middel om het Europese
eenwordingsproces te versterken en te beschermen
.
(2) De Gemeenschap moet de burgers ten volle doordringen van hun Europese burgerschap, de voordelen daarvan en de rechten en plichten die
met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en in het belang van de cohesie moeten
worden bevorderd.
(3)Gezien de uitslag van enkele referenda over het ontwerp voor een Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is
het bijzonder urgent de Europese burgers volledig bewust te maken van hun Europees burgerschap. Het programma "Europa voor
burgers" dient derhalve een aanvulling te zijn op, maar niet te overlappen met het Plan D van de Commissie voor democratie,
dialoog en debat.
(4) Om ervoor te zorgen dat de burgers de Europese integratie ten volle steunen en er ten volle aan deelnemen
, moet meer nadruk worden gelegd op hun gemeenschappelijke waarden, geschiedenis en cultuur als sleutelelementen van hun lidmaatschap
van een samenleving die, volledig in overeenstemming met het op 7 december 2000 afgekondigde Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
op vrijheid, democratie en respect voor mensenrechten, culturele verscheidenheid, verdraagzaamheid en solidariteit
is gebaseerd.
(5)Het bevorderen van actief burgerschap is een sleutelelement voor het versterken van de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat
en onverdraagzaamheid, en voor het bevorderen van integratie, cohesie en ontwikkeling van democratie.
(6)In het kader van de voorlichtings- en communicatiestrategie van de EU moet ervoor worden gezorgd dat de via het programma
gesteunde activiteiten alom bekend worden en voelbaar effect sorteren.
(7) Om Europa dichter bij de burgers te brengen en de burgers de kans te geven om ten volle aan de opbouw van een steeds nabijer
Europa deel te nemen moeten alle burgers worden aangesproken en bij transnationale uitwisselingen en samenwerkingsactiviteiten
worden betrokken, zodat een samenhorigheidsgevoel ten aanzien van gemeenschappelijke Europese idealen kan worden gecreëerd.
(8)Immigranten en hun nakomelingen mogen niet worden vergeten. Het is dan ook belangrijk hen te helpen zoveel mogelijk uit hun
pas-verworven burgerschap te halen.
(9)Om de burgers deelgenoot van Europa te maken moeten ze geïnformeerd worden over de concrete rechten die uit het Europees burgerschap
voortvloeien, zoals de vrijheid van verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten, in het bijzonder na de inwerkingtreding
van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, betreffende het recht van vrij verkeer en
verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden(4)
.
(10) Het Europees Parlement stelde in zijn resolutie van 15 april 1988 over de voorstellen van de Commissie voor maatregelen ter bevordering van de Europese cultuur(5)
dat het wenselijk was een grote inspanning te leveren om de betrekkingen tussen de burgers van de diverse lidstaten te intensiveren
en dat specifieke steun van de Europese Unie voor de totstandkoming van jumelages tussen gemeenten of steden van verschillende
landen van de Gemeenschap zowel gemotiveerd als gewenst is.
(11) De Europese Raad heeft meermaals erkend dat de Europese Unie en haar instellingen dichter bij de burgers van de lidstaten
moeten worden gebracht. Hij heeft de instellingen van de Unie aangemoedigd een open, transparante en regelmatige dialoog met
de georganiseerde
civiele samenleving te voeren en te bevorderen
, en aldus
de participatie van de burgers aan het openbare leven en de besluitvorming
te bevorderen en de nadruk te leggen op de door de burgers van Europa gedeelde essentiële waarden(6)
.
(12) In Besluit 2004/100/EG
van 26 januari 2004(7)
heeft de Raad een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap (civic participation) ingesteld,
waarin wordt bevestigd dat een permanente dialoog met gemeenten,
maatschappelijke organisaties en de burgers in het algemeen
moet worden bevorderd en de actieve betrokkenheid van de burgers moet worden gesteund. Deze dialoog moet ook open staan voor organisaties die in de Europese Unie woonachtige onderdanen van derde landen vertegenwoordigen.
Ook het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 8 juni 2005 over de beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de
uitgebreide Unie 2007-2013(8) erop aangedrongen dat een programma voor de participatie van de burger "een prioriteit blijft om (...) Europa dichter bij
de burgers te brengen door middel van een bottom-up benadering".
(13)Burgerprojecten van transnationale en sectoroverschrijdende omvang zijn belangrijke middelen om de burger te bereiken en een
Europees bewustzijn, Europese politieke integratie, maatschappelijke betrokkenheid en wederzijds begrip te bevorderen via
door burgers en plaatselijke organisaties georganiseerde manifestaties en acties, in het bijzonder projecten die verschillende
groepen burgers in staat stellen elkaar te ontmoeten, zoals bibliotheken, stichtingen of amateursportverenigingen, en aldus
racisme te bestrijden overeenkomstig het Handvest van de Grondrechten.
(14)Het delen van een gemeenschappelijk Europees burgerschap moet leiden tot steeds nauwere betrekkingen tussen de burgers van
de lidstaten en moet de aandacht hebben van nationale en regionale wetgevers, lokale overheden en allen die tot taak hebben
om de burgerschapsrechten op het nationale vlak te beschermen, zoals gezagsdragers die belast zijn met veiligheid en rechtsbescherming,
verstrekkers van rechtbijstand zoals ombudsmannen; de Europese Unie heeft er dan ook belang bij de dialoog en uitwisseling
van beste ervaringen tussen deze gezagsdragers en hun netwerken van contactpunten op Europees niveau te bevorderen.
(15) Europese, nationale, regionale en plaatselijke
maatschappelijke organisaties zijn belangrijke instrumenten om de burger actief bij de maatschappij te betrekken en zij leveren een bijdrage tot alle aspecten van het gemeenschapsleven.
Zij fungeren eveneens als
tussenpersonen tussen Europa en zijn
burgers. Hun transnationale samenwerking moet daarom worden bevorderd en aangemoedigd door bijzondere aandacht te besteden aan de kandidaatlanden en hen te helpen vergelijkbare organen in het
leven te roepen
.
(16) Europese organisaties die onderzoek naar het overheidsbeleid doen, kunnen het debat op Europees vlak met ideeën en standpunten
aanwakkeren. Het verdient daarom
ook aanbeveling om,
als link
tussen de Europese instellingen en de burgers, activiteiten te steunen die een weerspiegeling zijn van hun wil om een Europese identiteit en een Europees burgerschap te
creëren, door het vaststellen van procedures met transparante criteria ter bevordering van netwerken voor informatieverschaffing
en uitwisseling
.
(17)Het programma moet openstaan voor alle burgers, met inbegrip van onderdanen van derde landen die permanent legaal in een lidstaat
verblijven, en
er moet dan ook
bijzondere aandacht worden geschonken aan de evenwichtige integratie van burgers en maatschappelijke organisaties uit alle
lidstaten in transnationale projecten en activiteiten.
(18)In de verklaring over sport die is aangenomen door de Europese Raad van Nice (7-9 december 2000), wordt er nadrukkelijk op
gewezen dat de Gemeenschap in verband met haar werkzaamheden uit hoofde van de uiteenlopende Verdragsbepalingen rekening moet
houden met de maatschappelijke, educatieve en culturele functies die aan sport eigen zijn.
(19) De kandidaat-lidstaten en de EVA-landen die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, worden als mogelijke deelnemers aan communautaire
programma's erkend in overeenstemming met de met hen gesloten overeenkomsten.
(20) De Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 heeft "de agenda van Thessaloniki voor de westelijke Balkan: op weg
naar Europese integratie" goedgekeurd, waarin de landen van de westelijke Balkan worden uitgenodigd aan communautaire programma's
en agentschappen deel te nemen. De landen van de westelijke Balkan moeten daarom worden erkend als mogelijke deelnemers aan
communautaire programma's.
(21) Het programma moet regelmatig samen met de Commissie en de lidstaten worden gecontroleerd en onafhankelijk worden
geëvalueerd om de
aanpassingen mogelijk te maken die nodig zijn om de maatregelen goed uit te kunnen voeren
.
(22) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de
algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (hierna het Financieel Reglement genoemd)(9)
en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften
van het Financieel Reglement(10)
beschermen de financiële belangen van de Europese Gemeenschap en moeten worden toegepast. De daarbij gehanteerde uitgangspunten
zijn eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, een beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie
rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingen, en evenredigheid tussen het bedrag van
de subsidies en de administratieve eisen voor de besteding ervan
.
(23) Er moeten ook passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en verloren, ten onrechte betaalde
of verkeerd bestede bedragen te kunnen terugvorderen.
(24) Bij dit besluit worden voor de gehele looptijd van het programma financiële middelen vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit
het voornaamste referentiepunt zijn in de zin van punt 33 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees
Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(11)
.
(25) Aangezien de doelstellingen van het programma "Europa voor Burgers
" niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en wegens het transnationale en multilaterale karakter van
de acties en de maatregelen van het programma beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen
nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde
artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(26) De voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van
de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(12)
.
(27) Overeenkomstig Besluit 2004/100/EG moeten overgangsmaatregelen worden genomen om toezicht uit te oefenen op vóór 31 december
2006 begonnen acties,
BESLUITEN:
Artikel 1
Onderwerp en omvang van het programma
1. Dit besluit stelt het programma "Europa voor burgers
" voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 vast.
2.
–
de burgers de kans geven om samen te werken en deel te nemen aan de opbouw van een steeds nabijer Europa, pluriform, rechtvaardig, democratisch en op de wereld gericht Europa
dat verenigd is in en verrijkt door zijn culturele verscheidenheid, en aldus bijdragen aan de ontwikkeling van het concept Europees burgerschap
;
–
een op erkende gemeenschappelijke waarden, geschiedenis, cultuuren een Europees burgerschap, de bron van de legitimiteit van de instellingen,
gebaseerde Europese identiteit ontwikkelen en versterken
;
–
kennis en
begrip tussen de Europese burgers vergroten, en respect en waardering voor
de culturele verscheidenheid en meertaligheid stimuleren, waarbij
de interculturele dialoog wordt bevorderd met name door bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en alle vormen van discriminatie en onverdraagzaamheid;
–
ervoor zorgen dat met de eisen van het Europese burgerschap meer rekening wordt gehouden door de gekozen, bestuurlijke en
burgerhulporganen op nationaal, regionaal en lokaal niveau.
Artikel 2
Specifieke doelstellingen van het programma
Het programma streeft de volgende specifieke doelstellingen na, die aansluiten bij de fundamentele doelstellingen van het Verdrag en
die op transnationale basis worden uitgevoerd:
a)
mensen uit plaatselijke gemeenschappen in heel Europa samenbrengen om ervaringen, opvattingen en waarden te delen en uit
te wisselen, van de geschiedenis te leren en de toekomst op te bouwen;
b)
acties, debatten en denkoefeningen over het Europees burgerschap en de democratie, gedeelde waarden, gemeenschappelijke geschiedenis en cultuur
bevorderen via de samenwerking in het maatschappelijk middenveld op Europees niveau
;
c)
de uitwisseling van ervaringen op het gebied van het Europese burgerschap tussen nationale, regionale en lokale gekozen organen
en instanties die zich bezighouden met het verlenen van rechtsbescherming en bestuurlijke bijstand aan burgers, bevorderen
door grensoverschrijdende samenwerking en de vorming van Europese netwerken van contactpunten te stimuleren en waar deze reeds
bestaat te versterken;
d)
Europa tastbaarder voor de burgers maken door de waarden en successen van Europa te promoten en te huldigen en de herinnering
aan het verleden levendig te houden;
e)
de evenwichtige integratie van burgers en maatschappelijke organisaties uit alle lidstaten stimuleren, waarbij de interculturele
dialoog wordt bevorderd en zowel Europa's verscheidenheid als eenheid wordt benadrukt, met bijzondere aandacht voor de activiteiten
met lidstaten die onlangs tot de Europese Unie zijn toegetreden.
Artikel
3
Acties
1. De doelstellingen van het programma worden nagestreefd door steun te verlenen aan de volgende acties, waarover deel I van
de bijlage bijzonderheden bevat:
a) Actieve burgers voor Europa, bestaande uit:
– jumelages van steden;
– burgerprojecten en ondersteunende maatregelen.
b) Een actieve civiele samenleving in Europa, bestaande uit:
– structurele steun voor Europese organisaties die onderzoek naar het overheidsbeleid doen (denktanks);
– structurele steun voor maatschappelijke organisaties, verenigingen en netwerken
op Europees niveau;
– steun voor projecten waartoe maatschappelijke organisaties de aanzet hebben gegeven.
c) Samen voor Europa, bestaande uit:
– evenementen met een hoge zichtbaarheid, zoals herdenkingen, prijzen, artistieke evenementen,
Europawijde conferenties;
– studies, onderzoeken en opiniepeilingen;
– hulpmiddelen voor informatievoorziening en –verspreiding.
d)Actief Europees gedenken, bestaande uit:
– steun aan projecten om de gedachtenis aan de slachtoffers van de massadeportatie en -vernietiging door nazi's en stalinisten
levendig te houden.
2. Bij elke actie mag prioriteit worden verleend aan de evenwichtige integratie van burgers en maatschappelijke organisaties
uit alle lidstaten, zoals bepaald in de specifieke doelstelling van artikel 2, onder e)
.
3. Communautaire maatregelen mogen de vorm hebben van subsidies of overheidsopdrachten.
4. Communautaire subsidies mogen worden verleend via specifieke vormen, zoals subsidies voor huishoudelijke uitgaven, subsidies
voor acties, beurzen en prijzen.
5. Overheidsopdrachten bestrijken de aankoop van diensten, zoals de organisatie van evenementen, studies en onderzoek, hulpmiddelen
voor informatievoorziening en -verspreiding, toezicht en evaluatie.
6. Alleen begunstigden die aan de voorwaarden van deel II van de bijlage voldoen, komen in aanmerking voor een subsidie van de
Gemeenschap.
Artikel 4
Deelname aan het programma
De volgende landen, hierna de "deelnemende landen" genoemd, kunnen aan het programma deelnemen:
a)
de lidstaten;
b)
de EVA-landen die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, in overeenstemming met de bepalingen van die overeenkomst;
c)
de kandidaat-lidstaten die betrokken zijn bij een pretoetredingsstrategie, in overeenstemming met de algemene beginselen
en de algemene voorwaarden voor de deelname van deze landen aan communautaire programma's, die respectievelijk in de kaderovereenkomst
en de besluiten van de Associatieraden zijn vastgesteld;
d)
de landen van de westelijke Balkan, in overeenstemming met de afspraken die met deze landen moeten worden gemaakt in het
kader van de kaderovereenkomsten over de algemene beginselen voor hun deelname aan communautaire programma's.
Artikel 5
Toegang tot het programma
Het programma staat open voor alle belanghebbende partijen die de doelen ervan door hun werkzaamheden bevorderen, met
name:
-
maatschappelijke en burgergroepen, lokale verenigingen, organisaties en overheden, vormingscentra, centra voor onderzoek
naar overheidsbeleid
, platformen, netwerken,
-
Europese stichtingen die zich met Europese kwesties bezighouden zoals de Europese Beweging en andere maatschappelijke organisaties.
Teneinde de toegang tot financiering te vergemakkelijken is het evenredigheidsbeginsel van toepassing ten aanzien van de te
overleggen documenten en wordt een databank voor de indiening van aanvragen opgericht.
Artikel 6
Samenwerking met internationale organisaties
Het programma kan gezamenlijke activiteiten met en deelneming van
op het gebied van actief burgerschap – met name het Europese burgerschap –
competente internationale organisaties omvatten, zoals de Raad van Europa of de Unesco, op basis van gezamenlijke bijdragen
en overeenkomstig het Financieel Reglement en
de regels van elke instelling of organisatie.
Artikel 7
Uitvoeringsmaatregelen
1.Devoor de uitvoering van het programma vereiste
maatregelen worden vastgesteld in overeenstemming met de procedure
van artikel 8, lid 2.
2.De
Commissie kan richtsnoeren voor alle acties in de bijlage opstellen om het programma aan te passen aan wijzigingen van de
prioriteiten op het gebied van Europees actief burgerschap.
3.De Commissie zorgt er in het kader van de voorlichtings- en communicatiestrategie van de EU en via andere informatie-, publicatie-
en verspreidingswerkzaamheden voor dat de door het programma gesteunde activiteiten alom bekend zijn en ingrijpende gevolgen
hebben.
Artikel 8
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna "het comité" genoemd.
2.Wanneer
naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van artikel
8 van dat besluit.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 9
Samenhang met andere instrumenten van de Gemeenschap en de Europese Unie
1. De Commissie zorgt voor de samenhang en de complementariteit tussen dit programma en instrumenten op andere actiegebieden
van de Gemeenschap, met name onderwijs, beroepsopleidingen, cultuur, jeugd,
sport, milieu, audiovisuele en massamedia,
grondrechten en vrijheden, sociale integratie, gelijkheid van vrouwen en mannen, bestrijding van alle vormen van
discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat, en bevordering van wetenschappelijk
onderzoek en het extern beleid van de Gemeenschap, met name op het niveau
van het Europees nabuurschapsbeleid.
2. Het programma deelt
middelen met andere instrumenten van de Gemeenschap en de Unie en houdt zich aan de nieuwe richtsnoeren over voorlichting
om acties uit te voeren die aan de doelstellingen van zowel dit programma als deze andere instrumenten beantwoorden.
Artikel 10
Begrotingsmiddelen
1. Hetindicatieve financieel kader
voor de uitvoering van dit programma voor
de in artikel 1, lid 1 vermelde
periode van zeven jaar vanaf 1 januari 2007 wordt vastgesteld op 235 000 000 EUR
.
2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
3.De totale administratieve uitgaven voor het programma met inbegrip van de interne en beheerskosten voor het uitvoerend agentschap
moeten in verhouding staan tot de in het desbetreffende programma opgenomen taken en zijn afhankelijk van besluiten van de
begrotings- en de wetgevende autoriteiten.
Artikel 11
Financiële bepalingen
1. Krachtens artikel 176, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 kan
de Commissie op grond van de eigenschappen van de begunstigden en de aard van de acties besluiten de begunstigden vrij te
stellen van de verificatie van de beroepsbekwaamheden en -kwalificaties die vereist zijn om de voorgestelde actie of het voorgestelde
werkprogramma tot een goed einde te brengen.
2. Er wordt financiële steun verleend in de vorm van subsidies aan rechtspersonen en Europese organisaties van nationale openbare instellingen die werkzaam zijn op het gebied van de bescherming van de burgers
. Overeenkomstig artikel 114, lid 1, van het Financieel Reglement
kunnen in sommige gevallen subsidies aan natuurlijke personen worden toegekend.
3. De Commissie kan prijzen aan natuurlijke of rechtspersonen toekennen voor in het kader van het programma uitgevoerde acties
of projecten.
4. Overeenkomstig artikel 181 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 en
afhankelijk van de aard van de actie kunnen forfaitaire financieringen worden toegestaan en/of tarieven op grond van eenheidskosten
worden toegepast.
5. Subsidies voor huishoudelijke uitgaven die in het kader van dit programma worden verleend aan organen die een doelstelling
van algemeen Europees belang nastreven, zoals bedoeld in artikel 162 van Verordening (EG, Euratom)
nr. 2342/2002, hebben
in overeenstemming met artikel 113, lid 2, van het Financieel Reglement
bij verlenging niet automatisch een degressief karakter.
6. Voor kleine subsidies is medefinanciering in natura toegestaan.
7. De hoeveelheid informatie mag bij kleine subsidies, zoals studiebeurzen en individuele mobiliteitsbeurzen, worden beperkt.
8. In specifieke gevallen, zoals het verlenen van een kleine subsidie, hoeft de begunstigde niet aan te tonen over voldoende
financiële draagkracht te beschikken om het geplande project of het werkprogramma uit te voeren.
Artikel 12
Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap
1. De Commissie ziet erop toe dat bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen
van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale
activiteiten, door doeltreffende controles en de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden
worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95
van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen(13)
, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming
van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden(14),
en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(15)
.
2. Bij de uit hoofde van het programma gefinancierde acties van de Gemeenschap wordt onder het begrip onregelmatigheid in de
zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht of elke schending
van een contractuele verplichting als gevolg van een handeling of een nalaten van een economische actor verstaan die door
een ongerechtvaardigde uitgave een nadelig effect heeft of zou kunnen hebben op de algemene begroting van de Gemeenschappen
of op de door de Gemeenschappen beheerde budgetten.
3. De Commissie vermindert de voor een actie toegekende financiële steun, schorst de uitbetaling ervan of vordert ze terug, indien
zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele
beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de financiële steun in kwestie is toegekend, of indien aan het licht
komt dat de actie, zonder dat de toestemming van de Commissie is gevraagd, is gewijzigd op een manier die in strijd is met
de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.
4. Indien de termijnen niet worden gerespecteerd of slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt
in het licht van de voortgang bij de uitvoering van de actie, verzoekt de Commissie de begunstigde om binnen een vastgestelde
termijn zijn opmerkingen kenbaar te maken. Indien de begunstigde geen bevredigend antwoord geeft, kan de Commissie de resterende
financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds uitbetaalde bedragen eisen.
5. Alle ten onrechte uitbetaalde bedragen worden aan de Commissie terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald,
worden verhoogd met een achterstandsrente overeenkomstig de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.
Artikel 13
Toezicht en evaluatie
1. De Commissie zorgt voor regelmatig toezicht op het programma. Bij de uitvoering van het programma wordt gebruikgemaakt van
de resultaten van het toezicht en het evaluatieproces.
In het kader van het toezicht worden met name de in lid 3, onder a) en c), vermelde verslagen opgesteld.
De specifieke doelstellingen kunnen afhankelijk van de resultaten van de toezichtsverslagen worden herzien.
2. De Commissie zorgt voor een regelmatige, externe en onafhankelijke evaluatie van het programma en houdt de ter zake bevoegde commissies van het Europees Parlement regelmatig hiervan op de hoogte
.
3.
a)
een
tussentijds evaluatieverslag over de doeltreffendheid
en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma, drie jaar na goedkeuring ervan
;
b)
een
mededeling over de voortzetting van het programma, vier jaar na goedkeuring ervan
;
c)
uiterlijk 31 december 2015 een gedetailleerde voortgangsevaluatie over de uitvoering en de resultaten van het programma, na de voltooiing ervan.
Artikel 14
Overgangsbepaling
Acties die overeenkomstig Besluit 2004/100/EG vóór
31 december 2006 worden opgestart, blijven tot de voltooiing ervan aan de bepalingen van dat besluit onderworpen.
Artikel 15
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese
Unie.
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.
Gedaan te
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
BIJLAGE
I. Beschrijving van de acties
Actie
1
: Actieve burgers voor Europa
Deze actie omvat dat deel van het programma dat specifiek gericht is op activiteiten waarbij burgers direct of indirect worden
betrokken. Deze activiteiten vallen onder twee soorten maatregelen:
Jumelages van steden
Bij deze maatregel gaat het om activiteiten waarbij directe uitwisselingen tussen Europese burgers plaatsvinden of worden
bevorderd via activiteiten in het kader van jumelages van steden. Het kan gaan om eenmalige of proefactiviteiten maar ook
om gestructureerde, meerjarige overeenkomsten tussen verschillende partners op basis van een meer geprogrammeerde benadering
en bestaande uit een reeks activiteiten variërend van bijeenkomsten van burgers bijvoorbeeld door gejumeleerde sportverenigingen georganiseerde manifestaties
tot specifieke conferenties of seminars over thema's van gemeenschappelijk belang en publicaties naar aanleiding van activiteiten
in het kader van jumelages van steden. Dankzij deze maatregel worden de wederzijdse kennis en het wederzijds begrip tussen
burgers en culturen actief bevorderd.
Om deze maatregel te helpen uitvoeren mag rechtstreeks structurele steun worden verleend aan de Raad van Europese gemeenten
en regio's (CEMR), een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft en op het gebied van jumelages van
steden actief is.
Burgerprojecten en ondersteunende maatregelen
In het kader van deze maatregel wordt steun verleend aan allerlei transnationale en sectoroverschrijdende projecten waarbij
de burgers direct worden betrokken. Voorrang wordt verleend aan projecten ter bevordering van de actieve deelname op plaatselijk niveau door organisaties zoals
plaatselijke amateursportverenigingen.
De omvang en de reikwijdte van deze projecten hangt af van de maatschappelijke ontwikkelingen. De projecten zullen via innovatieve
methoden mogelijke oplossingen voor de vastgestelde problemen bestuderen. Voor projecten in het kader van deze maatregel is een achtergrond van jumelage tussen steden niet vereist.
Het gebruik van nieuwe technologieën, vooral informatie- en communicatietechnologieën (ICT),
zal worden gestimuleerd. Bij de projecten worden burgers met verschillende achtergronden betrokken. Ze zullen samenwerken
en in debat treden over gemeenschappelijke Europese thema's om tot meer wederzijds begrip te komen en de kennis over de Europese
integratie aan te scherpen.
Met het oog op betere burgerprojecten moeten ook ondersteunende maatregelen worden ontwikkeld om beste praktijken uit te wisselen,
ervaringen tussen plaatselijke en regionale belanghebbenden (inclusief overheden) te bundelen en nieuwe vaardigheden te ontwikkelen
(bijvoorbeeld via opleidingen).
Naar verwachting zal ongeveer 40% van de totale begroting van het programma aan deze actie worden besteed.
Actie 2: Een actieve civiele samenleving in Europa
Structurele steun voor Europese organisaties die onderzoek naar het overheidsbeleid doen (denktanks)
Organisaties met nieuwe ideeën en standpunten over Europese thema's zijn belangrijke institutionele gesprekspartners die de
Europese instellingen onafhankelijke, strategische en sectoroverschrijdende aanbevelingen kunnen doen. Ze kunnen activiteiten
ondernemen om met name het debat over het burgerschap van de Europese Unie en de Europese waarden en culturen aan te wakkeren.
Deze maatregel beoogt de institutionele capaciteit van deze organisaties te versterken. Het zijn representatieve organisaties
die een reële Europese meerwaarde opleveren, belangrijke multipliereffecten genereren en met andere begunstigden van dit programma
kunnen samenwerken. Het is in dit verband belangrijk de trans-Europese netwerken te versterken. Er kunnen subsidies worden
verleend op basis van een meerjarig werkprogramma dat een reeks thema's of activiteiten bundelt.
Er mag rechtstreeks structurele steun worden verleend aan de vereniging "Groupement d'études et de recherches Notre Europe"
en het "Institut für Europäische Politik" uit Berlijn, organen die
, een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven.
Structurele steun voor maatschappelijke organisaties op Europees niveau
Maatschappelijke organisaties zijn een belangrijk onderdeel van de sociale, educatieve, culturele en politieke activiteiten voor participatie in de samenleving.
Zij
zijn nodig en moeten op Europees niveau kunnen
opereren en samenwerken. Zij moeten ook via overleg aan beleidsvorming kunnen meedoen.
Dankzij deze maatregel beschikken ze over de capaciteit en de stabiliteit om sectoroverschrijdend en horizontaal
als transnationale katalysatoren te fungeren voor hun leden en de Europese civiele samenleving en aldus bij te dragen tot de doelen van het programma
. Het is in dit verband belangrijk de Trans-Europese netwerken en Europese verenigingen
te versterken. Er kunnen subsidies worden verleend op basis van een meerjarig werkprogramma dat een reeks thema's of activiteiten
bundelt.
Er mag rechtstreeks structurele steun worden verleend aan drie
organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven: het Platform van Europese sociale ngo's, de
Europese Beweging en de Europese Raad voor vluchtelingen
.
Steun voor projecten waartoe maatschappelijke organisaties, verenigingen en netwerken
de aanzet hebben gegeven
Maatschappelijke organisaties (niet-gouvernementele organisaties, vakbonden, federaties, denktanks, instellingen die niet-formeel volwassenenonderwijs aanbieden,
enzovoort) kunnen via debatten, publicaties, pleitbezorging, opleidingsactiviteiten
en andere concrete transnationale projecten burgers bereiken en hun belangen behartigen. De introductie of de voortzetting
van een Europese dimensie in de activiteiten van maatschappelijke organisaties stelt deze organisaties in staat hun capaciteiten
te vergroten en een breder publiek te bereiken. De directe samenwerking tussen maatschappelijke organisaties uit verschillende
lidstaten zal het wederzijds begrip voor verschillende culturen en standpunten ten goede komen en gedeelde zorgen en waarden
helpen identificeren. Dit kan in de vorm van afzonderlijke projecten, al staat een benadering op lange termijn borg voor duurzamere
effecten en de ontwikkeling van netwerken en synergieën.
Naar verwachting zal ongeveer 38%
van de totale begroting van het programma aan deze actie worden besteed.
Actie 3: Samen voor Europa
Evenementen met een hoge zichtbaarheid
Deze maatregel verleent steun aan door of in samenwerking met de Commissie
georganiseerde evenementen van aanzienlijke omvang en reikwijdte die bij de volkeren van Europa weerklank vinden, hun samenhorigheidsgevoel
verdiepen, hen bewust van de geschiedenis, de successen en de waarden van de Europese Unie maken, hen bij de interculturele
dialoog betrekken en tot de ontwikkeling van hun Europese identiteit bijdragen.
Het gaat onder meer om herdenkingen van historische gebeurtenissen, vieringen van Europese successen, artistieke evenementen
, voorlichtingsactiviteiten rond specifieke thema's, Europawijde conferenties, Europese amateursportmanifestaties
en de uitreiking van prijzen naar aanleiding van belangrijke prestaties. Het gebruik van nieuwe technologieën,
vooral ICT,
zal worden gestimuleerd.
Studies
Om meer inzicht te krijgen in het concept actief Europees burgerschap zal de Commissie studies, onderzoeken en opiniepeilingen
(Eurobarometer) uitvoeren.
Hulpmiddelen voor informatievoorziening en -verspreiding
Aangezien de aandacht wordt toegespitst op de burgers en de verschillende initiatieven op het gebied van actief burgerschap
is er behoefte aan uitgebreide informatie over de activiteiten van het programma, Europese acties met betrekking tot burgerschap
en andere relevante initiatieven. Deze informatie zal worden verstrekt via een internetportaal en andere hulpmiddelen. In het bijzonder moet voorrang worden verleend aan informatie over Richtlijn 2004/38/EG, die uiterlijk op 30 april 2006 in
de nationale wetgevingen moet zijn omgezet.
Er mag rechtstreeks structurele steun worden verleend aan de "Association Jean Monnet", het
"Centre européen Robert Schuman", alsook aan de op nationaal en Europees niveau aaneengesloten "Europahuizen",
organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven.
Naar verwachting zal ongeveer 8%
van de totale begroting van het programma aan deze actie worden besteed.
Actie 4: Actief Europees Gedenken
In het kader van deze actie kan steun worden verleend aan de volgende soorten projecten:
–
behoud van de voornaamste locaties en gedenktekens in verband met de massadeportaties, de voormalige concentratiekampen en
andere grootschalige martel- en -vernietigingslocaties van het nazisme, alsook archieven waarin deze gebeurtenissen worden
beschreven en om de herinnering aan de slachtoffers op deze locaties levendig te houden;
–
het levend houden van de herinnering aan hen die onder extreme omstandigheden mensen hebben gered uit de Holocaust;
–
herinnering aan de slachtoffers van de massavernietiging en -deportatie in verband met het stalinisme, en behoud van de gedenktekens
en archieven waarin deze gebeurtenissen worden beschreven.
Projecten in het kader van deze actie moeten een transnationale betekenis hebben of een transnationaal element bevatten en
zij moeten bij de volkeren van Europa het begrip van de beginselen democratie, vrijheid en eerbiediging van mensenrechten
bevorderen.
II.Rond de 4% van alle voor dit programma uitgetrokken kredieten is bestemd voor deze actie.
Beheer van het programma
De uitvoering van het programma berust op transparantie en openheid ten aanzien van een grote verscheidenheid van organisaties
en projecten. Projecten en activiteiten zullen daarom in de regel via openbare oproepen tot het indienen van voorstellen worden
geselecteerd. Afwijkingen zijn alleen in zeer specifieke gevallen mogelijk en in volledige naleving van artikel 168, lid 1,
onder c) en d), van de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement.
Het programma zal het beginsel van op overeengekomen doelstellingen gebaseerde meerjarige partnerschappen ontwikkelen en op
de analyse van de resultaten voortbouwen om wederzijdse voordelen voor de maatschappelijke organisaties
en de Europese Unie te waarborgen. De maximumduur voor de verlening van kredieten via een subsidieovereenkomst is in het kader van dit programma beperkt tot
drie jaar.
Voor sommige acties, met name ten behoeve van actie 1,
is een indirect gecentraliseerd beheer wellicht noodzakelijk. Indien dit voor de tenuitvoerlegging van het programma noodzakelijk is, moet gebruik worden gemaakt van bestaande beheers-
en tenuitvoerleggingsinstrumenten en -structuren.
Alle acties worden transnationaal uitgevoerd en bevorderen de mobiliteit van burgers en ideeën in de Europese Unie.
De vastgestelde selectiecriteria worden met de toegepaste beoordelingsschaal ter beschikking gesteld van alle betrokken actoren.
Kredietaanvragen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
–
aansluiting op het doel van het programma;
–
hoedanigheid van de overwogen activiteiten;
–
mate waarin deze activiteiten waarschijnlijk door de publieke opinie worden overgenomen;
–
geografische effecten van de uitgevoerde werkzaamheden;
–
mate waarin de burgers betrokken zijn bij de organisatie van de organen in kwestie.
Aanvragers hebben, ongeacht de vraag of zij al dan niet een subsidie hebben ontvangen, het recht op terzake dienende informatie
over de redenen van het uiteindelijke besluit.
Het is belangrijk netwerken te vormen en de aandacht op multipliereffecten toe te spitsen (inclusief het gebruik van ICT
). Beide aspecten zullen worden weerspiegeld in de soorten activiteiten en de verscheidenheid van organisaties. Interacties
en synergieën tussen de verschillende belanghebbenden bij het programma zullen worden bevorderd.
Het programmabudget mag ook de uitgaven dekken voor activiteiten (voorbereidingen, follow-up, toezicht, audits en evaluaties)
die rechtstreeks voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen noodzakelijk zijn, en met name
de uitgaven voor studies, bijeenkomsten, voorlichtingsactiviteiten, publicaties, ICT
-netwerken voor informatie-uitwisseling en andere vormen van administratieve en technische bijstand waartoe de Commissie met
het oog op het beheer van het programma heeft besloten.
De Commissie mag zo nodig informatie publiceren en verspreiden. Voor deze activiteiten kunnen subsidies worden verleend. Ze
kunnen ook rechtstreeks door de Commissie worden georganiseerd en gefinancierd op basis van dienstencontracten.
III. Controles en audits
Voor de overeenkomstig artikel 13, lid 1 geselecteerde
projecten wordt een auditsysteem op basis van steekproeven opgezet.
De begunstigde van een subsidie houdt alle bewijsstukken van uitgaven gedurende vijf jaar na de laatste betaling ter beschikking
van de Commissie. De begunstigde van een subsidie zorgt ervoor dat eventuele bewijsstukken in het bezit van partners of leden
ter beschikking van de Commissie worden gesteld.
De Commissie heeft het recht om de aanwending van de subsidie te onderwerpen aan een audit die rechtstreeks wordt uitgevoerd
door haar eigen personeel, dan wel door een bevoegde externe organisatie van haar keuze. Deze audits kunnen worden uitgevoerd
tijdens de volledige looptijd van de overeenkomst, en tijdens een periode van vijf jaar na de laatste betaling
. De auditresultaten kunnen er eventueel toe leiden dat de Commissie besluiten tot terugvordering neemt.
Het personeel van de Commissie en de door de Commissie gemachtigde externe personen hebben op passende wijze toegang tot met
name de kantoren van de begunstigde, alsook tot alle noodzakelijke gegevens, ook in elektronische vorm, om deze audits tot
een goed einde te brengen.
De Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) hebben dezelfde rechten als de Commissie, en met
name het recht van toegang.
Conclusies van de Europese Raden van 7-9 december 2000, 14-15 december 2001 (en de bijgevoegde Verklaring van Laken), 4-5
november 2004 en 16-17 december 2004.