Resolutie van het Europees Parlement over natuurrampen (branden, droogtes en overstromingen) - milieuaspecten (2005/2192(INI))
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn resoluties van 5 september 2002 over overstromingen in Midden-Europa(1)
, van 14 april 2005 over de droogte in Portugal(2)
, van 12 mei 2005 over de droogte in Spanje(3)
en van 8 september 2005 over natuurrampen (branden en overstromingen) in Europa die zomer(4)
,
– gezien het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering van 11 december 1997 en de ratificatie daarvan door de Europese Gemeenschap op 25 april 2002,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 november 2005, getiteld de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering(5)
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 januari 2006 over klimaatverandering(6)
,
– gezien Verordening (EG) nr. 2152/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest Focus)(7)
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 februari 2006 over de tenuitvoerlegging van de bosbouwstrategie van de Europese Unie(8)
en de mededeling van de Commissie over een bosbouwstrategie van de Europese Unie (COM(1998)0649),
– gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie(9)
, die momenteel wordt herzien,
– gezien de mededelingen van de Commissie betreffende Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES) (COM(2004)0065), het reactievermogen van de EU op rampen en crisissituaties in derde landen versterken (COM(2005)0153) en het voorstel voor een richtlijn over overstromingsbeoordeling en -beheer (COM(2006)0015),
– gezien het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een Instrument voor snelle respons en paraatheid bij ernstige noodsituaties (COM(2005)0113) en het voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (COM(2006)0029), een herschikking van Beschikking 2001/792/EG,Euratom van de Raad van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming(10)
,
– gezien het onderzoeksproject naar een beter beheer van overstromingsrisico's in het kader van het Zesde kaderprogramma van de Europese Unie voor onderzoek en technologische ontwikkeling (2002-2006),
– onder verwijzing naar de resolutie plus bijlage van 26 maart 2006 van de werkgroep civiele bescherming en preventie van natuur- en milieurampen van de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering(11)
,
– gezien het wetenschappelijk verslag van het instituut voor het duurzaam milieu dat deel uitmaakt van het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum van de Commissie over klimaatverandering en de Europese waterdimensie(12)
,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0149/2006),
A. overwegende dat klimaatverandering de oorzaak en versterkende factor is van extreme weertoestanden en natuurrampen (overstromingen, extreme droogte en branden) die over de hele wereld steeds vaker voorkomen en die veel schade hebben aangericht in termen van menselijke slachtoffers, milieubederf en achteruitgang van de economische activiteit,
B. overwegende dat bij de laatste VN-conferentie over klimaatverandering in december 2005 in Montreal (Canada) op wereldniveau aanzienlijke vooruitgang is geboekt wat betreft manieren om klimaatverandering te bestrijden en de naleving en tenuitvoerlegging van het Protocol van Kyoto te versterken, en met een vooruitziende blik naar het tweede tijdvak na 2012 werd gekeken,
C. overwegende dat bossen en landbouw een cruciale rol bij het natuurbehoud spelen in termen van het evenwicht in zowel de koolstofcyclus als in de waterkringloop, waarvan de bijdrage aan het afremmen van de opwarming van de aarde, het voorkomen van erosie en van de gevolgen van stortregens en het verminderen van het broeikaseffect simpelweg niet in cijfers te vatten is,
D. overwegende dat perioden van extreme droogte en bosbranden vaker en op grotere schaal voorkomen in Zuid-Europa; voorts overwegende dat dit weliswaar door klimaatverandering wordt verergerd, maar dat deze perioden tot op zekere hoogte niet te voorspellen noch te vermijden zijn, wat betekent dat het wetenschappelijk onderzoek in dezen verder moet worden uitgebouwd en meer financiële middelen toegewezen moet krijgen, om zo de mechanismen voor risicobeoordeling, preventiesystemen en middelen ter bestrijding van deze verschijnselen te verbeteren,
E. overwegende dat het programma Forest Focus bedoeld is om de informatie-uitwisseling over bossen binnen de Gemeenschap te bevorderen en zo het behoud en de bescherming daarvan te verbeteren; overwegende dat het programma geïntegreerde programma's behelst die ontworpen zijn om bossen tegen brand te beschermen en om woestijnvorming tegen te gaan,
F. overwegende dat Verordening (EG) nr. 2012/2002 eerste vereisten bevat die het in sommige rampsituaties moeilijk maken om een beroep op het SFEU te doen; overwegende dat dit niet alleen de omvang en het type van de subsidiabele uitgave betreft, maar ook de onbuigbaarheid van deadlines en procedures,
G. overwegende dat natuurrampen erosie-, verziltings- en woestijnvormingsproblemen verergeren, ecosystemen en biodiversiteit ondermijnen, duurzame ontwikkeling beïnvloeden en de sociale cohesie in gevaar brengen,
H. overwegende dat natuurrampen ook kunnen leiden tot een aanzienlijke verplaatsing en een aanzienlijk verlies van populaties van wilde dieren en huisdieren, wat zowel de plaatselijke gemeenschappen als de dieren die daarvan afhankelijk zijn treft, terwijl er weinig responsmechanismen bestaan,
I. overwegende dat de internationale strategie voor de terugdringing van rampen van de VN ervan uitgaat dat betere ruimtelijke ordening in risicogebieden en het behoud van ecosystemen de gevolgen van natuurrampen kunnen verminderen,
J. overwegende dat de Commissie het Verdrag van de VN ter bestrijding van woestijnvorming heeft ondertekend en dat de uitbreiding van dit verschijnsel in de Millenniumverklaring van de VN wordt genoemd; voorts overwegende dat 2006 tot Internationaal Jaar van woestijnen en woestijnvorming is uitgeroepen,
K. overwegende dat de momenteel in de Europese Unie van kracht zijnde maatregelen onvoldoende of inadequaat blijken te zijn om een effectief antwoord te bieden op natuurrampen; voorts overwegende dat de diversiteit van en het gebrek aan coördinatie tussen mechanismen en oplossingen die op nationaal en regionaal niveau bestaan, niet bevorderlijk zijn voor een doeltreffend optreden,
L. overwegende dat preventieve maatregelen en maatregelen om teams voor te bereiden en op te leiden, belangrijk zijn om branden te blussen, net als de coördinatie van materiaal en mensen om branden te bestrijden,
M. overwegende dat het aantal en de omvang van overstromingen in Europa, inclusief Centraal- en Oost-Europa, aanzienlijk zijn toegenomen; overwegende dat inspanningen moeten worden geleverd om voorspellingen en preventie te verbeteren, met inbegrip van het herstel van polders en moeraslanden langs de kust, en dat regelingen moeten worden getroffen om de burgerbevolking te waarschuwen voor nakende overstromingen en ervoor te zorgen dat zij worden geëvacueerd,
1. is verheugd over het feit dat het publieke bewustzijn van en de steun voor milieumaatregelen toeneemt, met name wanneer deze op het afwenden van grote rampen betrekking hebben; stelt voor dat maatregelen om het duurzamer, verstandiger en efficiënter gebruik van water te verzekeren, worden genomen binnen de Europese Unie en vooral in de zwaarst getroffen gebieden en regio's en dat de grote waterconsumenten in de landbouw, in het toerisme, in steden en in de industrie onder deze maatregelen vallen; is voorstander van de toepassing van de beginselen "de gebruiker betaalt" en "de vervuiler betaalt", om zo een verstandiger watergebruik en een betere monitoring en inspectie van rioolwater te garanderen;
2. benadrukt de noodzaak om bewustzijnscampagnes met betrekking tot preventie, het gebruik van goede praktijken en de verspreiding van procedures voor gebruik bij rampsituaties als branden en overstromingen te bevorderen, en meent dat deze door het Europese Sociale Fonds of binnen het kader van specifieke programma's als Forest Focus moeten worden gefinancierd; wijst erop dat acties om het publiek voor te lichten zich in het bijzonder op jonge mensen moeten richten, beginnende bij schoolkinderen;
3. dringt bij de lidstaten aan op het verhogen van hun samenwerking op het gebied van civiele bescherming op communautair niveau om zo de beschikbaarheid te verzekeren van extra middelen om in noodsituaties snel actie te kunnen ondernemen;
4. roept de Commissie op de opbouw van infrastructuur en de aankoop van technisch brandbestrijdingsmaterieel, inclusief vliegend materieel, op te nemen als kosten die voor EU-subsidie in aanmerking komen;
5. is blij met het actieplan van de Commissie voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) ter bestrijding van illegale houtkap, en de nieuwe financiële instrumenten voor het milieu (Life+-programma), welke onmisbaar zijn voor de bescherming van de Europese bossen en om achteruitgang in welke vorm dan ook, inclusief branden, te voorkomen;
6. dringt er bij de lidstaten op aan dat ze nadenken over de rol van bossen in de Europese Unie als onderdeel van een systematische reeks maatregelen voor grondbeheer, inclusief maatregelen voor beveiliging tegen overstromingen met de nadruk op een doeltreffender wateropvang en geologische veiligheidsmaatregelen ter stabilisering van hellingen en waar mogelijk ter herbebossing; stelt voor dat er een openbaar debat wordt gestart over de rol die bossen op sociaal en economisch gebied spelen en over hun belang voor het milieu, en dat deze discussie wordt aangegrepen om het bewustzijn van de verschillen tussen de bossen in Europa te verhogen, met name van de specifieke aard van bossen in het gebied rond de Middellandse Zee; is van mening dat het nodig is beter gebruik te maken van de structuurfondsen en het Cohesiefonds voor structurele maatregelen ter preventie van droogte, de belangrijkste versterkende factor bij natuurrampen; dat er stimuleringsmaatregelen moeten worden genomen voor bosbehoud en plattelandsbeheer zodat de bodem op diverse manieren wordt gebruikt (bosbouw, grasland, landbouwgewassen, irrigatie, enz.); stelt dat monocultuur alleen mag worden beoefend in duidelijk omschreven gebieden die vooral voor de betrokken soorten en de bijbehorende economische activiteiten geschikt zijn en dat dergelijke systemen op gezond verstand gebaseerd moeten zijn en dat eigenaren en producenten hun verantwoordelijkheden nauwgezet uitoefenen;
7. verzoekt de Commissie om binnen het gezamenlijke wetgevingskader voor de aanpak en preventie van natuurrampen serieuze, op solidariteit gebaseerde doelen vast te stellen, met name het aannemen van de nieuwe verordening inzake het SFEU en de nieuwe richtlijn inzake overstromingsbeoordeling en -beheer en eveneens binnen de aangekondigde herziening van het programma Forest Focus, waarbij de financiële toewijzingen moeten worden verhoogd en de regel voor de toepassing flexibeler moeten worden;
8. roept op tot steun om getroffen gebieden te herbebossen, zonder hun bioklimaat of ecologische eigenheden aan te tasten, en hoopt dat het herstel van het landelijk en stedelijk landschap wordt behandeld als een zaak van bijzonder belang, waarbij rekening wordt gehouden met specifieke plaatselijke kenmerken;
9. benadrukt de noodzaak om te voorzien in voldoende middelen voor het behoud van het Natura 2000-netwerk;
10. is van mening dat de reconstructie en het herstel van gebieden uit het Natura 2000-netwerk die onder overstromingen, droogte of branden hebben geleden, uit het Gemeenschapsfonds moeten worden gefinancierd, aangezien dat belangrijke delen van de groene gebieden van Europa zijn die biologische diversiteit en de bescherming van soorten verzekeren; dringt er bij de lidstaten op aan nationale bosfondsen op te richten ter preventie van bosrampen en voor herbebossing;
11. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat in toekomstige discussies over rampenbestrijding en instrumenten voor civiele bescherming ook rekening wordt gehouden met huisdieren en wilde dieren;
12. roept de Commissie op een strategie inzake droogte voor te leggen die als uitgangspunt voor een Europees beleid ter preventie en beheer van droogte kan dienen;
13. roept op ernstige droogte in de steunmechanismen van het SFEU op te nemen, omdat droogte een onregelmatig natuurlijk verschijnsel is dat zich langzaam ontwikkelt en waarvan de duur kan verschillen en dat ernstige, langdurige gevolgen kan hebben voor de leefomstandigheden en de sociaal-economische stabiliteit van de getroffen regio's; beveelt aan dat het SFEU de mogelijkheid tot het ondersteunen van lokale crisissituaties (regionaal karakter) openhoudt en dat openbare én particuliere schade in aanmerking komt;
14. verzoekt de Commissie een Europees Observatorium voor droogte, woestijnvorming, overstromingen en andere gevolgen van klimaatverandering op te zetten om informatie te verzamelen en efficiënter op te kunnen treden;
15. raadt aan op het gebied van het risicobeheer van droogte preventieve maatregelen te treffen, inclusief strategieën om de gevolgen daarvan tot een minimum te beperken, en deze op te nemen in strategieën voor het beheer van stroomgebieden;
16. erkent de noodzaak van investeringen in en de ontwikkeling van nieuwe mogelijkheden om branden met gebruikmaking van satellieten en andere nieuwe technologieën te voorkomen, op te sporen en met assistentie uit de lucht te blussen; is van mening dat het van essentieel belang is om nieuwe informatietechnologieën (zoals het Geografisch Informatiesysteem) aan te wenden om branden en overstromingen te beheren; benadrukt de essentiële rol van nieuwe opsporingstechnologie bij het voorkomen van natuurrampen;
17. raadt maatregelen aan om bossen tegen branden te beschermen, met name het verzamelen en hergebruiken van biomassaresten uit het bos, het verbod op het veranderen van het gebruik van verbrande grond en zwaardere straffen voor milieumisdrijven, voornamelijk die welke bosbranden veroorzaken; is ervan overtuigd dat het verzamelen van biomassaresidu moet worden gereglementeerd om te voorkomen dat het de woestijnvorming versnelt door organische stoffen uit te putten en de bodem te verarmen, waardoor deze laatste kwetsbaarder is voor de risico's van droogte en stortregens;
18. verzoekt de Commissie een richtlijn over de preventie en het beheer van branden voor te leggen, waarin het volgende wordt geregeld: de regelmatige verzameling van gegevens, het maken van kaarten en de aanwijzing van risicogebieden, de voorbereiding van risicobeheerplannen, een inventarisatie door de lidstaten van alle toegekende middelen en beschikbare voorzieningen, de coördinatie van de verschillende administraties, minimumvereisten voor opleidingsteams en de vaststelling van milieuverantwoordelijkheid en sancties;
19. verzoekt de Commissie de lidstaten aan te bevelen om kaarten van het brand- en overstromingsrisico te vervaardigen, waarmee bij het beheer van de ruimtelijke ordening rekening wordt gehouden;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.