Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 januari 2008 over het voorstel voor een beschikking van de Raad tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 168/2007, wat de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 betreft (COM(2007)0515 – C6-0322/2007 – 2007/0189(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement
,
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2007)0515),
– gelet op artikel 5, lid 1 van Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad , op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0322/2007),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0514/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendementen van het Parlement
Amendement 1 Overweging 1
(1) Om het Bureau zijn taken naar behoren te laten uitoefenen moeten zijn precieze thematische werkterreinen in een meerjarenkader met een looptijd van vijf jaar worden vastgesteld, zoals bepaald in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 168/2007.
(1) Om het Bureau zijn taken naar behoren te laten uitoefenen, en in het licht van de doelstellingen van de oprichting van het Bureau
moeten zijn precieze thematische werkterreinen in een meerjarenkader met een looptijd van vijf jaar worden vastgesteld, zoals bepaald in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 168/2007.
Amendement 2 Overweging 2
(2) Het kader moet als thematische werkterreinen van het Bureau mede de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid omvatten.
(2) Het kader moet als thematische werkterreinen van het Bureau mede de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid omvatten, alsmede de bescherming van de rechten van personen die tot etnische of nationale minderheden behoren
.
Amendement 3 Overweging 5
(5) Het kader moet bepalingen omvatten ter waarborging van complementariteit met de werkzaamheden van andere organen, instanties en agentschappen van de Gemeenschap en de Unie, alsook met de Raad van Europa en andere internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de grondrechten. De meest relevante agentschappen en organen van de Gemeenschap in verband met dit meerjarenkader zijn het Europees Instituut voor gendergelijkheid, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid en
de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, opgericht bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, waarvan de doelstellingen in aanmerking moeten worden genomen.
(5) Het kader moet bepalingen omvatten ter waarborging van complementariteit met de werkzaamheden van andere organen, instanties en agentschappen van de Gemeenschap en de Unie, alsook met de Raad van Europa en andere internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de grondrechten. De meest relevante agentschappen en organen van de Gemeenschap in verband met dit meerjarenkader zijn het Europees Instituut voor gendergelijkheid, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid,
de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, opgericht bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en de Europese ombudsman
, waarvan de doelstellingen en taakomschrijving
in aanmerking moeten worden genomen.
Amendement 4 Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis)Overeenkomstig artikel 5, lid 3 van Verordening (EG) nr. 168/2007 mag het Bureau buiten de in het meerjarenkader vastgelegde thematische werkterreinen zijn werkzaamheden verrichten op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie, mits er daarvoor voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn.
Amendement 5 Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis)In het meerjarenkader worden de thematische werkterreinen vastgelegd waarop het Bureau zijn werkzaamheden moet verrichten, terwijl de taken van het Bureau zijn vastgelegd in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 168/2007 waarin met name de taak wordt vermeld van het vergroten van het bewustzijn bij het publiek van de grondrechten en het actief bekendheid geven aan het werk van het Bureau.
Amendement 6 Overweging 7 ter (nieuw)
(7 ter)Alle mensen worden gelijk geboren en derhalve zijn de mensenrechten ondeelbaar en onschendbaar.
Amendement 7 Overweging 7 quater (nieuw)
(7 quater) Er moet worden toegezien op de naleving door de instellingen van de EU en alle lidstaten van alle internationale verdragen inzake de mensenrechten waarbij de lidstaten partij zijn.
Amendement 8 Overweging 7 quinquies (nieuw)
(7 quinquies) Het Bureau brengt regelmatig verslag uit aan het Europees Parlement.
Amendement 9 Artikel 1, lid 1 bis (nieuw)
1 bis.De Commissie kan op eigen initiatief of op initiatief van de Raad, het Europees Parlement of de raad van bestuur van het Bureau op zijn vroegst één jaar na de aanneming van het meerjarenkader een voorstel doen voor de herziening van het meerjarenkader overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 5, lid 1 van Verordening (EG) nr. 168/2007.
Amendement 10 Artikel 1, lid 2 bis (nieuw)
2 bis.De Commissie, de Raad en het Europees Parlement kunnen vragen dat het Bureau een onderzoek instelt naar specifieke acties of aangelegenheden.
Amendement 11 Artikel 1 bis (nieuw)
Artikel 1 bis Taken Indien zich buitengewone en dwingende omstandigheden voordoen, mag het Bureau conclusies en adviezen formuleren en bekendmaken over thematische werkterreinen die niet vallen onder artikel 2. In dergelijke omstandigheden worden de Commissie, de Raad en het Europees Parlement van de aangevatte taken in kennis gesteld.
Amendement 12 Artikel 2, inleidende formule
Het Bureau vervult zijn taken
op de volgende werkterreinen:
Bij zijn werkzaamheden
op de volgende werkterreinen, onverminderd artikel 1, lid 2 bis en artikel 1 bis, tracht het Bureau de economische, sociale en culturele factoren af te bakenen die bijdragen tot de eerbiediging van de mensenrechten op die terreinen of die de fundamentele oorzaak kunnen vormen van schendingen van de mensenrechten
:
Amendement 13 Artikel 2, letter b)
b) discriminatie gebaseerd op geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid of van personen die tot minderheden behoren;
b) discriminatie gebaseerd op geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid of van personen die tot traditionele nationale en linguïstische
minderheden behoren en een combinatie van deze gronden (meervoudige discriminatie)
;
Amendement 14 Artikel 2, letter j)
j) toegang tot efficiënte en onafhankelijke rechtspraak.
j) toegang tot efficiënte en onafhankelijke rechtspraak ten aanzien van de rechten van beklaagden en verdachten.
Amendement 15 Artikel 2, letter j) bis (nieuw)
j bis) extreme armoede en sociale uitsluiting.
Amendement 16 Artikel 3, lid 1
1. Voor de uitvoering van dit kader zorgt het Bureau voor de nodige coördinatie met de betrokken organen, instanties en agentschappen van de Gemeenschap, de lidstaten, internationale organisaties en het maatschappelijke middenveld, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 7, 8 en 10 van Verordening (EG) nr. 168/2007.
1. Voor de uitvoering van dit kader zorgt het Bureau voor de nodige samenwerking en
coördinatie met de betrokken organen, instanties en agentschappen van de Gemeenschap, de lidstaten, internationale organisaties en het maatschappelijke middenveld, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 7, 8 en 10 van Verordening (EG) nr. 168/2007.
Amendement 17 Artikel 3, lid 2 bis (nieuw)
2 bis.Het Bureau werkt actief met kandidaat-lidstaten samen op het gebied van de grondrechten om de naleving door deze landen van het Gemeenschapsrecht te vergemakkelijken.
Amendement 18 Artikel 3, lid 3
3. Het Bureau behandelt kwesties betreffende discriminatie op grond van geslacht alleen als onderdeel van, en in de mate dat dit relevant is voor zijn werkzaamheden inzake algemene discriminatiekwesties, zoals vermeld in artikel 2, onder b), rekening houdend met het feit dat het de algemene doelstelling van
het Europees Instituut voor gendergelijkheid, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006, is bij te dragen tot en het versterken van de bevordering van gendergelijkheid, waaronder de integratie van de genderdimensie in het gehele communautaire beleid en het daaruit voortvloeiende nationale beleid, en tot de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, alsmede een grotere bewustwording van gendergelijkheid onder de burgers van de Unie te bewerkstelligen, door technische bijstand te verlenen aan de communautaire instellingen, met name de Commissie, en aan de autoriteiten van de lidstaten
.
3. Het Bureau behandelt kwesties betreffende discriminatie op grond van geslacht, en in het bijzonder gevallen van meervoudige discriminatie,
alleen als onderdeel van, en voor zover
dit relevant is voor zijn werkzaamheden inzake algemene discriminatiekwesties, zoals vermeld in artikel 2, onder b), met inachtneming van de doelstellingen en de taakomschrijving
van het Europees Instituut voor gendergelijkheid, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006. De modaliteiten van de samenwerking tussen het Bureau en het instituut worden vastgesteld in een memorandum van overeenstemming overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 168/2007
.