Resolutie van het Europees Parlement van 20 februari 2008 over het Verdrag van Lissabon (2007/2286(INI))
Het Europees Parlement
,
– gezien het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, ondertekend op 13 december 2007,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd door de Europese Akte en de Verdragen van Maastricht, Amsterdam en Nice,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007(1)
,
– gezien de Verklaring van Laken van 15 december 2001 over de toekomst van de Europese Unie,
– gezien het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, ondertekend in Rome op 29 oktober 2004,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 juni 2007 over het stappenplan voor het grondwettelijke proces van de Unie(2)
en zijn resolutie van 11 juli 2007 over de bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie (IGC): advies van het Europees Parlement(3)
,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken en de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie internationale handel, de Begrotingscommissie, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0013/2008),
overwegende hetgeen volgt:
A. De ontwikkeling van de Europese Unie heeft gedurende de afgelopen 50 jaar wezenlijk bijgedragen aan de totstandkoming van een ruimte van vrede en stabiliteit op een daarvoor door oorlogen geteisterd continent, aan de consolidering van democratie, vrijheid en burgerrechten, aan de vergroting van welvaart, solidariteit en welzijn door de vorming van de grootste interne markt in de wereld met gemeenschappelijke regels voor sociale normen, milieu- en consumentenbescherming en eerlijke mededinging en met een economische en monetaire unie, aan het samenbrengen van lidstaten om gezamenlijk zaken aan te pakken die nationale grenzen overschrijden en aan een vergroting van de invloed van Europa in de wereld,
B. Het besef bestaat dat de structuren van de Unie hervormd en versterkt moeten worden om deze verworvenheden te consolideren en de Unie met haar 27 en wellicht straks meer lidstaten beter in staat te stellen efficiënt te werken, teneinde gemeenschappelijke nieuwe uitdagingen tegemoet te kunnen treden en meer democratische verantwoording af te kunnen leggen,
C. Deze noodzaak lag aan de oorsprong van de successieve hervormingen waarmee sinds het Verdrag van Maastricht - dat een verschuiving in de Europese integratie markeerde met de totstandkoming van een economische en monetaire unie en de overgang van een hoofdzakelijk economische Gemeenschap naar een politieke unie - is geprobeerd de institutionele structuur van de Unie te regelen en die leidden tot de Verklaring van Laken, die tegelijkertijd de weg baande voor een ander hervormingsproces op basis van de methode van de Conventie, en niet langer uitsluitend op basis van intergouvernementele conferenties,
D. Het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa werd uitgewerkt door een Conventie, bestaande uit twee vertegenwoordigers van elk nationaal parlement, 16 leden van het Europees Parlement, twee vertegenwoordigers van de Commissie en een vertegenwoordiger van elke nationale regering, die in openbare beraadslagingen een ontwerp hebben opgesteld, op basis waarvan een consensus tot stand kwam die in grote lijnen ongewijzigd werd overgenomen door de Intergouvernementele Conferentie van 2004, terwijl het daaropvolgende Verdrag van Lissabon, waarin een aantal van de kenmerkende punten van de grondwet kwamen te vervallen, het resultaat was van traditionelere intergouvernementele werkmethoden, maar wel met volledige participatie van drie vertegenwoordigers van het Europees Parlement,
E. De eerdere poging om de Unie te hervormen door de Verdragen te vervangen door een grondwet werd gesteund door een zeer grote meerderheid van de gekozen vertegenwoordigers van Europese burgers in het Europees Parlement(4)
en werd door tweederde van de lidstaten geratificeerd, maar door twee andere (Frankrijk en Nederland) verworpen. Na een periode van bezinning waarin duidelijk werd dat de nodige instemming van alle lidstaten niet kon worden verkregen, werd deze aanpak opgegeven ten gunste van een wijziging van de al bestaande Verdragen,
F. Deze verandering van methode en werkwijze kwam, ondanks handhaving in een nieuwe vorm van een groot aantal van de beoogde praktische aanpassingen van de institutionele structuur van de Unie, neer op een minder ambitieuze benadering en het opgeven van verschillende kenmerkende punten van de grondwet, het uitstel van de inwerkingtreding van een aantal van zijn nieuwe mechanismen en de opneming in de Verdragen van een aantal specifiek op verschillende lidstaten toegesneden maatregelen,
G. Het feit dat alle afzonderlijke regeringen van de lidstaten van de Unie hebben ingestemd met het Verdrag van Lissabon, toont evenwel aan dat de gekozen regeringen van de lidstaten allemaal van oordeel zijn dat dit compromis de grondslag is waarop zij in de toekomst willen samenwerken, en dat zij allemaal een maximale politieke bereidheid zullen moeten tonen om er voor te zorgen dat het Verdrag vóór 1 januari 2009 wordt geratificeerd,
H. Het is noodzakelijk dat het Verdrag van Lissabon uiterlijk eind 2008 is geratificeerd teneinde de burgers in staat te stellen bij de verkiezingen van 2009 hun stem met volledige kennis van het nieuwe institutionele kader van de Unie uit te brengen,
Een positieve stap voor de toekomst van de Unie
1. concludeert dat het Verdrag van Lissabon over het geheel genomen een aanzienlijke verbetering betekent in vergelijking met de bestaande Verdragen, waardoor er in de Unie sprake zal zijn van meer democratische verantwoording en besluitvormingscapaciteit (door een versterking van de rol van het Europees Parlement en die van de nationale parlementen), de rechten van de Europese burgers ten overstaan van de Unie worden versterkt en de doeltreffende werking van de instellingen van de Unie wordt verbeterd;
Meer democratische verantwoording
2. is ingenomen met het feit dat de democratische verantwoording en de besluitvormingscapaciteit zullen worden verbeterd, waardoor de burgers in staat worden gesteld meer controle uit te oefenen op het optreden van de Unie, met name als gevolg van de navolgende verbeteringen:
a)
de aanneming van alle wetgeving van de Europese Unie zal gepaard gaan met een niveau van parlementaire controle dat in geen enkele andere supranationale of internationale structuur bestaat:
–
alle wetgeving van de Europese Unie zal, op een paar uitzonderingen na, worden onderworpen aan de dubbele goedkeuring, op basis van gelijkheid, door de Raad (samengesteld uit nationale ministers die verantwoording schuldig zijn aan hun parlementen) en door het Europees Parlement (bestaande uit rechtstreeks gekozen leden);
–
de voorafgaande controle door de nationale parlementen van alle wetgeving van de Unie zal worden versterkt, omdat zij alle voorstellen voor Europese wetgeving tijdig zullen ontvangen teneinde daarover met hun ministers te debatteren alvorens de Raad een standpunt inneemt, en zij ook het recht krijgen om een nieuwe behandeling van een voorstel te eisen, wanneer zij van oordeel zijn dat het niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel;
b)
de voorzitter van de Commissie zal worden gekozen door het Europees Parlement , op voordracht van de Europese Raad en rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement,
c)
de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor het buitenlands- en veiligheidsbeleid wordt zowel door de Europese Raad als de voorzitter van de Commissie benoemd en moet zich, als lid van de Commissie, in het Parlement aan dezelfde installatieprocedure onderwerpen als elk ander lid van de Commissie: de hoge vertegenwoordiger moet zich als vice-voorzitter van de Commissie bij zijn benoeming en bij de uitoefening van zijn ambt aan dezelfde regels als de andere commissarissen onderwerpen,
d)
er wordt een nieuwe, eenvoudiger en democratischer begrotingsprocedure met een enkele lezing ingevoerd: het verschil tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven wordt afgeschaft, waardoor een volledige pariteit van Parlement en Raad bij de goedkeuring van de gehele jaarlijkse begroting wordt gewaarborgd, terwijl het Parlement eveneens het instemmingsrecht krijgt voor het wettelijk bindende meerjarig financieel kader;
e)
de democratische controle met betrekking tot de aan de Commissie gedelegeerde wetgevingsbevoegdheden wordt versterkt door een nieuw systeem van toezicht, krachtens welk het Europees Parlement of de Raad, hetzij Commissiebesluiten kan herroepen of de delegatie van deze bevoegdheden kan intrekken;
f)
de instemming van het Europees Parlement is vereist voor de goedkeuring van een ruime verscheidenheid aan door de Unie ondertekende internationale overeenkomsten, o.m. met betrekking tot sectoren waarvoor binnen de Unie de gebruikelijke wetgevingsprocedure geldt;
g)
de Raad vergadert in het openbaar wanneer hij beraadslaagt en stemt over ontwerpen voor wetgeving van de Unie, waardoor de burgers in staat worden gesteld om zelf te zien hoe hun regeringen in de Raad optreden;
h)
organen, in het bijzonder Europol en Eurojust, zullen worden onderworpen aan een verdergaande parlementaire controle;
i)
het Comité van de regio's krijgt de bevoegdheid beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, de mandaatstermijn van zijn leden wordt verlengd tot jaar en zijn betrekkingen met het Europees Parlement worden nauwkeuriger omschreven;
j)
de procedure voor herziening van de Verdragen wordt in de toekomst transparanter en democratischer, omdat ook het Europees Parlement de bevoegdheid krijgt om daartoe voorstellen te doen, en eventuele voorstellen tot herziening moeten worden getoetst door een Conventie, mede samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen en van het Europees Parlement, tenzij het Parlement te kennen geeft dat dit niet noodzakelijk is, terwijl nieuwe, vereenvoudigde herzieningsprocedures worden ingevoerd tot wijziging, bij eenparig besluit, van bepaalde voorzieningen van het verdrag, met goedkeuring van de nationale parlementen;
Bevestiging van waarden, waardoor de burgers meer rechten krijgen en de duidelijkheid wordt vergroot
3. is ingenomen met het feit dat de rechten van de burgers worden uitgebreid door navolgende verbeteringen:
a)
het Handvest van de grondrechten van de Unie, waarin alle actuele burgerlijke, politieke, economische en sociale rechten zijn omschreven, wordt juridisch bindend; het biedt rechtszekerheid aan de burgers van de Unie en verzekert dat alle EU-wetgevingsbepalingen en alle maatregelen die door de EU-instellingen worden genomen of op EU-recht zijn gebaseerd, in overeenstemming moeten zijn met die normen, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel;
b)
de Unie zal ook een verzoek doen tot toetreding tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, wat betekent dat de Unie wordt onderworpen aan hetzelfde externe toezicht op de verplichting de rechten van burgers na te leven als de afzonderlijke lidstaten;
c)
nieuwe bepalingen vergemakkelijken de deelneming van burgers en representatieve organisaties van het maatschappelijk middenveld aan de beraadslagingen van de Europese Unie voortbouwend op de belangrijke bijdrage ervan aan de voorbereiding van het Verdrag; de dialoog met sociale partners en de dialoog met kerken, religieuze gemeenschappen en niet-confessionele organisaties zal worden bevorderd;
d)
de invoering van een Europees burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid voorstellen in te dienen wanneer zij van oordeel zijn dat inzake een aangelegenheid een rechtshandeling van de Unie "nodig is ter uitvoering van de Verdragen";
e)
de rechtsbescherming van de burgers wordt opgevoerd, aangezien de rechterlijke bevoegdheid van het Hof van Justitie worden uitgebreid tot vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en de besluiten van de Europese Raad, de Europese Centrale Bank en de organen van de Europese Unie, terwijl er tevens een uitbreiding wordt overwogen van de mogelijkheden om ook fysieke en rechtspersonen toegang te verlenen tot de procedures;
4. is ingenomen met het feit dat het de Verdrag op een duidelijker en meer zichtbare wijze de waarden vastlegt die alle lidstaten gemeen hebben en waarop de Unie is gebaseerd, alsmede de doelstellingen van de Unie en de beginselen die aan haar optreden en haar betrekkingen met lidstaten ten grondslag liggen:
a)
de bevoegdheden van de Unie ten opzichte van de lidstaten worden duidelijk afgebakend, met als onderliggende beginsel dat alle bevoegdheden die bij de Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld, aan de lidstaten toebehoren;
b)
een grotere nadruk op beleidsmaatregelen die zichtbaar ten goede komen aan de burgers: nieuwe algemeen toepasselijke bepalingen ter bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, waarborging van een adequate sociale bescherming, bestrijding van sociale uitsluiting, alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid, bestrijding van iedere vorm van discriminatie en bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen; door nieuwe bepalingen wordt de bevordering van duurzame ontwikkeling en de bescherming van het milieu verbeterd, met inbegrip van de bestrijding van klimaatverandering, en worden diensten van algemeen belang beter beschermd; economische, sociale en territoriale samenhang worden herbevestigd als doelstelling van de Unie;
c)
er komt een eind aan de verwarring tussen de "Europese Gemeenschap" en de "Europese Unie", omdat de Europese Unie één rechtsentiteit wordt en één structuur krijgt;
d)
een solidariteitsclausule tussen de lidstaten maakt dat burgers de verwachting mogen koesteren dat zij in geval van een terroristische aanval, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp steun ontvangen uit alle delen van de Unie;
e)
het bevestigde het specifieke karakter van de institutionele organisatie van de Unie, waaraan de lidstaten een aantal van hun bevoegdheden toevertrouwen die volgens hen beter kunnen worden uitgeoefend door middel van gemeenschappelijke mechanismen, terwijl ter voorkoming van eventuele twijfels voldoende garanties worden geboden dat de Unie geen centraal geleide almachtige "superstaat" wordt, zoals o.m.:
–
de verplichting tot eerbiediging van de "nationale identiteit van de lidstaten die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur", alsmede hun " essentiële staatsfuncties, met name de verdediging van de territoriale integriteit van de staat, de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid";
–
de beginselen van toedeling van bevoegdheden (waarbij de Unie uitsluitend die bevoegdheden heeft welke door de lidstaten aan haar zijn toegedeeld), subsidiariteit en evenredigheid;
–
deelname van de lidstaten zelf aan het besluitvormingssysteem van de Unie en aan de goedkeuring van eventuele wijzigingen daarvan;
–
erkenning van het recht van elke afzonderlijke lidstaat om op eigen wens de Unie te verlaten;
Meer doeltreffendheid
5. is ingenomen met het feit dat het nieuwe Verdrag de mogelijkheden van de instellingen van de Unie om hun taken op een meer doeltreffende wijze ten uitvoer te leggen zal versterken, met name doordat:
a)
het aantal onderwerpen waarover de regeringen, in het kader van de Raad bijeen, met een gekwalificeerde meerderheid besluiten in plaats van met eenparigheid van stemmen aanzienlijk wordt uitgebreid, zodat de Unie van zevenentwintig lidstaten op meer terreinen kan functioneren zonder door veto's in een impasse te geraken;
b)
het gemakkelijker wordt om in de Raad tot besluiten te komen dankzij een nieuw systeem van een "dubbele meerderheid";
c)
de Europese Raad een volwaardige instelling van de Europese Unie wordt en zijn om de zes maanden roulerend voorzitterschap plaats maakt voor een voorzitter die door de leden wordt gekozen voor een periode van tweeënhalf jaar, hetgeen ten goede zal komen van de samenhang bij de voorbereiding en continuïteit van zijn werkzaamheden;
d)
het aantal leden van de Commissie per 2014 zal worden verminderd tot tweederde van het aantal lidstaten, waardoor het werk van het college samenhangender wordt en nog duidelijker wordt dat de leden van de Commissie vertegenwoordigers van het Europees belang zijn en niet van het belang van hun land van herkomst, terwijl een toerbeurtsysteem garandeert dat een gelijke participatie van alle lidstaten behouden blijft;
e)
er sprake zal zijn van een aanzienlijke verbetering van de zichtbaarheid van de Unie en haar mogelijkheden om in de wereld invloed uit te oefenen doordat:
–
de posten van hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en commissaris voor externe betrekkingen - twee posten die de oorzaak waren van overlapping en verwarring - zullen worden samengevoegd tot de post van vice-voorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die de Raad Buitenlandse Zaken zal voorzitten en namens de Unie het woord kan voeren over onderwerpen waar laatstgenoemde een gemeenschappelijk standpunt heeft, zodat op die manier zal worden gezorgd voor meer samenhang in het externe optreden van de Unie;
–
een Europese dienst voor extern optreden, samengesteld uit ambtenaren van de Commissie en de Raad en van nationale diplomatieke diensten, die door de Raad slechts met instemming van de Commissie en na raadpleging van het Parlement kan worden opgezet, onder leiding van de vice-voorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger en ressorterend onder de Commissie, en die meer samenhang bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het externe optreden van de Unie mogelijk moet maken;
–
de Unie meer mogelijkheden krijgt om gemeenschappelijke structuren te ontwikkelen op het gebied van het veiligheids- en defensiebeleid, o.m. door de opneming van een solidariteitsbepaling waarin wordt gesteld dat wederzijdse hulp en steun wordt geboden, indien een lidstaat met wapengeweld wordt aangevallen, waardoor het gevoel van veiligheid van de burgers wordt opgevoerd, waarbij wel gezorgd wordt voor de nodige flexibiliteit om rekening te houden met de verschillende benaderingen van lidstaten ter zake;
f)
het onderscheid tussen wetgevings- en uitvoerende instrumenten zal worden verduidelijkt en een nieuwe definitie van gedelegeerde wetgeving het mogelijk zal maken om de wetgeving van de Unie te vereenvoudigen en te stroomlijnen;
g)
de pijlerstructuur komt te vervallen, waardoor eenheid van optreden op de verschillende activiteitenterreinen van de Unie mogelijk wordt met vereenvoudigde mechanismen en instrumenten, hoewel het specifieke karakter van het buitenlandse en veiligheidsbeleid op deze gebieden specifieke procedures vereist;
h)
maatregelen op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zullen worden gekenmerkt door meer ambitieuze doelstellingen en doeltreffender procedures, waarbij niet langer gebruik wordt gemaakt van afzonderlijke intergouvernementele instrumenten en procedures, en zullen worden onderworpen aan rechterlijke toetsing, zodat tastbare vooruitgang met betrekking tot justitie, veiligheid en immigratievraagstukken in het verschiet ligt;
i)
de doelstellingen en bevoegdheden van de Unie op het gebied van klimaatverandering, rechten van het kind, Europees nabuurschapsbeleid, humanitaire hulp, energie (o.m. een verwijzing in het Verdrag naar solidariteit tussen de lidstaten op dit gebied), ruimtevaart, onderzoek, toerisme, sport, volksgezondheid en burgerbescherming duidelijker worden gedefinieerd; het gemeenschappelijk handelsbeleid wordt erkend als een exclusieve bevoegdheid van de Unie;
j)
het ten aanzien van een aantal andere zaken mogelijk wordt om doeltreffender besluitvormingsmethodes toe te passen, zodra de politieke bereidheid daartoe bestaat;
k)
er meer ruimte is voor flexibele regelingen, wanneer niet alle lidstaten bereid of in staat zijn op hetzelfde ogenblik bepaalde beleidsmaatregelen verder te ontwikkelen;
Punten van zorg
6. is zich ervan bewust dat in brede kring wordt betreurd dat het na de resultaten van de referenda in Frankrijk en Nederland noodzakelijk was om, teneinde tussen de 27 lidstaten opnieuw overeenstemming te bereiken,
–
de constitutionele aanpak te laten vallen alsmede een aantal van de kenmerken daarvan, zoals een Unie gebaseerd op de wil van haar burgers en lidstaten, een enkele, gestructureerde tekst, de duidelijker terminologie voor de aanduiding van wetgevingsinstrumenten, de verankering in het Verdrag van de vlag en het volkslied en het gebruik van de titel "minister van Buitenlandse Zaken" in plaats van "Hoge Vertegenwoordiger";
–
de tenuitvoerlegging van belangrijke elementen van het nieuwe Verdrag uit te stellen, zoals de inwerkingtreding van het nieuwe stemsysteem in de Raad (met in het kader daarvan bijzondere bepalingen betreffende het uitstel van stemmingen, het zogenaamde "compromis van Ioannina"), en op een aantal bevoegdheidsterreinen restrictieve mechanismen toe te voegen zoals "noodrembepalingen" met betrekking tot toepassing van de gewone wetgevingsprocedure op sommige bevoegdheidsterreinen;
–
in het Verdrag maatregelen op te nemen die specifiek zijn toegesneden op bepaalde lidstaten, zoals de uitbreiding van de "opt-in"-regelingen voor twee lidstaten in verband met politiesamenwerking en strafrechtelijke aangelegenheden, het protocol ter beperking van de gevolgen van het Handvest voor het binnenlandse recht van twee lidstaten en de extra Parlementszetel die in afwijking van het beginsel van de degressieve evenredigheid aan een lidstaat is toegewezen;
–
wijzigingen aan te brengen in de tekst van verschillende passages in het Verdrag of de protocollen en verklaringen die daaraan zijn gehecht, waardoor sprake is van een niet-gerechtvaardigde overgang op een negatieve toonzetting, waarmee de indruk wordt gewekt dat er sprake is van wantrouwen ten opzichte van de Unie en haar instellingen en derhalve een verkeerd signaal naar het publiek uitgaat;
Conclusies
7. steunt het Verdrag en wijst erop dat alle lidstaten van de Unie de ratificatie ervan tijdig moeten afronden zodat het op 1 januari 2009 in werking kan treden;
8. is van mening dat het Verdrag van Lissabon een stabiel kader biedt dat een toekomstige verdere ontwikkeling van de EU mogelijk maakt;
9. is zich ervan bewust dat een wijzigingsverdrag onvermijdelijk minder duidelijk en minder leesbaar is dan een gecodificeerd verdrag; verzoekt dan ook om onmiddellijke publicatie van de geconsolideerde Verdragen als herzien bij het Verdrag van Lissabon, waardoor de burgers de beschikking zouden krijgen over een duidelijker basistekst van de Unie;
10. herhaalt zijn verzoek dat zowel de instellingen van de Europese Unie als de nationale autoriteiten overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking alle mogelijke inspanningen doen om de Europese burgers duidelijk en objectief te informeren over de inhoud van het Verdrag;
11. verzoekt zijn bevoegde commissie voorbereidingen te treffen voor de nodige wijzigingen van zijn Reglement en de noodzaak van verdere uitvoeringsmaatregelen te beoordelen;
o o o
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de Commissie constitutionele zaken te doen toekomen aan de nationale parlementen van de lidstaten, aan de Raad, de Commissie, alsmede aan de voormalige leden van de Conventie over de toekomst van Europa, en ervoor te zorgen dat de diensten van het Parlement, met inbegrip van zijn informatiebureaus, ruimschoots informatie verschaffen over het standpunt van het Parlement inzake het Verdrag.
Met 500 stemmen voor, 137 tegen en bij 40 onthoudingen (zijn resolutie van 12 januari 2005 over het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa (Verslag-Corbett/Méndez de Vigo, PB C 247 E van 6.10.2005, blz. 88).