Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 20 november 2008 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (COM(2007)0637 – C6-0011/2007 – 2007/0228(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement
,
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2007)0637),
– gelet op artikel 63, lid 3, onder a) en lid 4, van het EGVerdrag,
– gelet op artikel 67 van het EG-Verdrag, op grond waarvan de Raad het Parlement heeft geraadpleegd (C6-0011/2007),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0432/2008),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;
5. verzoekt de Raad het Parlement opnieuw te raadplegen indien hij voornemens is ingrijpende wijzigingen in het voorstel van de Commissie aan te brengen;
6. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2 bis (nieuw)
(2 bis)De Europese Raad heeft tijdens de buitengewone bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999 vastgesteld dat het noodzakelijk is de nationale wettelijke bepalingen betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen nauwer op elkaar te laten aansluiten. De Europese Raad heeft in dit verband met name aangegeven dat de Europese Unie voor een billijke behandeling moet zorgen van onderdanen van derde landen die zich rechtmatig op het grondgebied van de lidstaten bevinden, en dat een actiever integratiebeleid erop gericht dient te zijn hen rechten en plichten toe te kennen die vergelijkbaar zijn met die van de burgers van de Unie.
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 3
(3) De Europese Raad van Lissabon stelde de Gemeenschap in mei 2000 ten doel om voor 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te worden.
(3) De Europese Raad van Lissabon stelde de Gemeenschap in mei 2000 ten doel om voor 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te worden, die in staat is duurzame economische groei, meer en betere banen en een grotere sociale samenhang te creëren
. De maatregelen om, vertrekkende van de behoeften van de lidstaten, hoogopgeleide werknemers uit derde landen aan te trekken en te zorgen dat deze blijven, passen in het bredere kader van de Lissabon-strategie en de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid.
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis)Op een steeds mondialere arbeidsmarkt dient de Europese Unie haar aantrekkingskracht voor met name hooggekwalificeerde werknemers uit derde landen te vergroten. Deze doelstelling kan beter worden bereikt indien faciliteiten worden aangeboden, zoals bepaalde uitzonderingsregelingen, en indien de toegankelijkheid van relevante informatie wordt verbeterd.
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 6
(6) Om de doelstellingen van het Lissabonproces te verwezenlijken is het ook van belang de mobiliteit voor hoogopgeleide werknemers uit de EU zelf te bevorderen, met name als het gaat om werknemers uit de lidstaten die in 2004 en 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden. Bij de uitvoering van deze richtlijn zijn de lidstaten verplicht zich te houden aan
het beginsel van communautaire preferentie dat in de desbetreffende bepalingen van de toetredingsakten van 16 april 2003 en 25 april 2005 is geformuleerd.
(6) Om de doelstellingen van het Lissabonproces te verwezenlijken is het ook van belang de mobiliteit voor hoogopgeleide werknemers uit de EU zelf te bevorderen, met name als het gaat om werknemers uit de lidstaten die in 2004 en 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden. Bij de uitvoering van deze richtlijn moet
het beginsel van communautaire preferentie dat in de desbetreffende bepalingen van de toetredingsakten van 16 april 2003 en 25 april 2005 is geformuleerd, worden geëerbiedigd
.
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10
(10) Bij deze richtlijn dient een soepel, vraaggestuurd toelatingssysteem te worden ingevoerd dat is gebaseerd op objectieve criteria zoals een minimum salarisdrempel die aansluit bij het salarisniveau in de lidstaten en op
beroepskwalificaties. Er moet een gemeenschappelijke minimumnoemer voor de nationale salarisdrempel worden vastgesteld om een minimum aan harmonisatie van de toegangsvoorwaarden in de EU te waarborgen. De lidstaten dienen hun nationale drempel vast te stellen op basis van de situatie op hun respectieve arbeidsmarkten en hun algemene immigratiebeleid.
(10) Bij deze richtlijn dient een soepel, vraaggestuurd toelatingssysteem te worden ingevoerd dat gebaseerd is op objectieve criteria zoals beroepskwalificaties. De toepassing van het beginsel "gelijk loon voor gelijke arbeid" is noodzakelijk om een gelijke behandeling van EU-onderdanen en onderdanen van derde landen te waarborgen.
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11
(11)Er dienen afwijkingen van de hoofdregeling te worden vastgesteld voor hoogopgeleide werknemers van jonger dan 30 jaar, die vanwege hun betrekkelijk beperkte beroepservaring en hun positie op de arbeidsmarkt wellicht niet beantwoorden aan de salarisvereisten van de hoofdregeling, en voor degenen die hun getuigschrift hoger onderwijs in de Europese Unie hebben behaald.
Schrappen
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 15 bis (nieuw)
(15 bis)Voor wat de mobiliteit binnen de EU van één lidstaat naar een andere lidstaat betreft, zou grensoverschrijdend woon-werkverkeer een mogelijkheid kunnen zijn voor de houder van een verlengde Europese blauwe kaart. Aangezien de Europese blauwe kaart zowel een werk- als een verblijfsvergunning vormt, biedt hij de houders ervan niet de mogelijkheid om voor hun werk naar een andere lidstaat te reizen dan de lidstaat waar ze verblijven en waar de Europese blauwe kaart is uitgereikt. De mogelijkheid van grensoverschrijdend woon-werkverkeer moet worden behandeld in Richtlijn .../.../EG van de Raad van ... betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17
(17) De mobiliteit van hoogopgeleide werknemers uit derde landen tussen de Gemeenschap en hun land van oorsprong moet worden bevorderd en ondersteund. Er dienen afwijkingen van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen te worden vastgesteld om de periode van afwezigheid van het grondgebied van de Gemeenschap waarmee geen rekening wordt gehouden bij de berekening van de periode van legaal en onderbroken verblijf die nodig is om in aanmerking te komen voor de status van langdurig ingezetene, uit te breiden. Ook nadat hoogopgeleide werknemers uit derde landen de status van langdurig ingezetene hebben verworven, dienen langere perioden van afwezigheid mogelijk te zijn dan Richtlijn 2003/109/EG van de Raad toelaat. Om circulaire migratie van hoogopgeleide werknemers uit ontwikkelingslanden te bevorderen, dienen de lidstaten te overwegen gebruik te maken van de in artikel 4, lid 3, tweede alinea, en artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad geboden mogelijkheden om langere dan in de richtlijn bedoelde perioden van afwezigheid toe te staan. Om ervoor te zorgen dat deze afwijkingen stroken met de onderliggende ontwikkelingsdoelstellingen, dienen zij alleen te worden toegepast indien kan worden aangetoond dat de betrokkene naar zijn land van herkomst is teruggekeerd om daar te werken, te studeren of vrijwilligerswerk te doen
.
(17) De mobiliteit van hoogopgeleide werknemers uit derde landen tussen de Gemeenschap en hun land van oorsprong moet worden bevorderd en ondersteund. Er dienen afwijkingen van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen te worden vastgesteld om de periode van afwezigheid van het grondgebied van de Gemeenschap waarmee geen rekening wordt gehouden bij de berekening van de periode van legaal en onderbroken verblijf die nodig is om in aanmerking te komen voor de status van langdurig ingezetene, uit te breiden. Ook nadat hoogopgeleide werknemers uit derde landen de status van langdurig ingezetene hebben verworven, dienen langere perioden van afwezigheid mogelijk te zijn dan Richtlijn 2003/109/EG van de Raad toelaat. Om circulaire migratie van hoogopgeleide werknemers uit ontwikkelingslanden te bevorderen, dienen de lidstaten te overwegen gebruik te maken van de in artikel 4, lid 3, tweede alinea, en artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad geboden mogelijkheden om langere dan in de richtlijn bedoelde perioden van afwezigheid toe te staan. Om ervoor te zorgen dat deze afwijkingen stroken met de onderliggende ontwikkelingsdoelstellingen, dienen zij alleen te worden toegepast indien kan worden aangetoond dat de betrokkene naar zijn land van herkomst is teruggekeerd.
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 20
(20) Bij de uitvoering van deze richtlijn dienen
de lidstaten zich te onthouden van actieve werving van werknemers in sectoren in ontwikkelingslanden die te kampen hebben met een tekort aan arbeidskrachten
. Met name in de gezondheidszorg zijn
een ethisch wervingsbeleid en ethische wervingsbeginselen voor werkgevers in de publieke en private sector nodig, zoals wordt onderstreept in de conclusies van de Raad en de lidstaten van 14 mei 2007 betreffende een Europees actieprogramma om het nijpende tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden aan te pakken (2007-2013). Ter ondersteuning daarvan dienen
mechanismen, richtsnoeren en andere instrumenten te worden ontwikkeld om
meer mogelijkheden te
scheppen voor circulaire en tijdelijke migratie, alsmede maatregelen om voor ontwikkelingslanden de negatieve effecten van de migratie van hooggeschoolden zoveel mogelijk te beperken en de positieve effecten ervan optimaal te benutten
. Dergelijke maatregelen moeten stroken met de gemeenschappelijke verklaring EU-Afrika inzake migratie en ontwikkeling die in Tripoli is opgesteld op 22 en 23 november 2006 en met het streven naar een integraal migratiebeleid, waarop de Europese Raad van 14 en 15 december 2006 heeft aangedrongen.
(20) Bij de uitvoering van deze richtlijn mogen
de lidstaten niet actief hoogopgeleide personen werven in sectoren waarvoor in het derde land reeds een tekort aan hooggekwalificeerde vakmensen bestaat of te verwachten is. Dit geldt in het bijzonder voor de sectoren gezondheidszorg en onderwijs. De lidstaten moeten samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met derde landen opdat aan de behoeften van de Unie kan worden voldaan en tegelijk de ontwikkeling van de derde landen waaruit hoogopgeleide immigranten afkomstig zijn, wordt veiliggesteld
. Deze samenwerkingsovereenkomsten moeten
een ethisch wervingsbeleid en ethische wervingsbeginselen omvatten en worden ondersteund door
mechanismen, richtsnoeren en andere instrumenten die
meer mogelijkheden scheppen voor circulaire en tijdelijke migratie en er bijgevolg voor zorgen dat hoogopgeleide immigranten naar hun land van herkomst kunnen terugkeren
. Dergelijke maatregelen moeten stroken met de gemeenschappelijke verklaring EU-Afrika inzake migratie en ontwikkeling die in Tripoli is opgesteld op 22 en 23 november 2006, met de conclusies van het 1ste Wereldforum inzake migratie en ontwikkeling van juli 2007
en met het streven naar een integraal migratiebeleid, waarop de Europese Raad van 14 en 15 december 2006 heeft aangedrongen. Daarnaast bieden de lidstaten in samenwerking met de landen van herkomst concrete steun voor de opleiding van beroepsbeoefenaren in sleutelsectoren die door de braindrain worden verzwakt.
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – letter b
(b) "hooggekwalificeerde baan": reële en daadwerkelijke arbeid, die onder leiding van iemand anders tegen betaling wordt verricht en waarvoor een getuigschrift van hoger onderwijs of ten minste drie jaar daaraan gelijkwaardige beroepservaring is
vereist;
(b) "hooggekwalificeerde baan": reële en daadwerkelijke arbeid, die door een werknemer
onder leiding van iemand anders tegen betaling wordt verricht en waarvoor een getuigschrift van hoger onderwijs of hogere beroepskwalificaties zijn
vereist;
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – letter c
(c) "Europese blauwe kaart": de vergunning getiteld "Europese blauwe kaart", die de houder het recht geeft op het grondgebied van de lidstaat die de kaart heeft verstrekt, te verblijven en te werken en zich voor een hooggekwalificeerde baan naar een andere lidstaat te begeven volgens de voorwaarden van deze richtlijn
;
(c) "Europese blauwe kaart": de vergunning getiteld "Europese blauwe kaart", die de houder het recht geeft op het grondgebied van de lidstaat die de kaart heeft verstrekt, te verblijven en te werken en zich met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk V
voor een hooggekwalificeerde baan naar een andere lidstaat te begeven;
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – letter f
(f) "gezinsleden": onderdanen van derde landen in de zin van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2003/86/EG;
(f) "gezinsleden": onderdanen van derde landen in de zin van artikel 4, lid 1, artikel 4, lid 2, letter b) en artikel 4, lid 3
, van Richtlijn 2003/86/EG;
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – letter g
(g) "getuigschrift van hoger onderwijs": een door een bevoegde instantie
afgegeven opleidingstitel, diploma of ander certificaat, waaruit blijkt dat de houder met succes een hogeronderwijsprogramma heeft gevolgd, bestaande uit een reeks cursussen die worden aangeboden door een onderwijsinstelling die in de staat waarin zij is gevestigd, wordt erkend als hogeronderwijsinstelling. Met deze getuigschriften wordt rekening gehouden mits de studie die ervoor gevolgd moet worden, ten minste drie jaar duurt;
(g) "getuigschrift van hoger onderwijs": een door een derde land
afgegeven en vervolgens door de bevoegde instantie van een lidstaat erkende
opleidingstitel, diploma of ander certificaat, waaruit blijkt dat de houder met succes een hogeronderwijsprogramma heeft gevolgd, bestaande uit een reeks cursussen die worden aangeboden door een onderwijsinstelling die in de staat waarin zij is gevestigd, wordt erkend als hogeronderwijsinstelling. Met deze getuigschriften wordt rekening gehouden mits de studie die ervoor gevolgd moet worden, ten minste drie jaar duurt. Om te beoordelen of een onderdaan van een derde land hoger onderwijs heeft genoten, wordt in deze richtlijn verwezen naar de Internationale Standaardclassificatie voor onderwijs (ISCED) 1997 niveaus 5a en 6
;
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – letter h
(h) "hogere beroepskwalificaties": kwalificaties die worden gestaafd door een getuigschrift van hoger onderwijs of ten minste drie jaar daarmee gelijkwaardige beroepservaring
;
(h) "hogere beroepskwalificaties": kwalificaties die worden gestaafd door een aantoonbare beroepservaring van ten minste vijf jaar, waarvan ten minste twee jaar in een hogere functie, equivalent aan de kwalificaties op basis van hogeronderwijsgetuigschriften
;
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – letter i
(i) "beroepservaring": de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het betrokken beroep.
(i) "beroepservaring": de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het betrokken beroep, die wordt gestaafd door een door de overheidsinstanties afgegeven certificaat, zoals een arbeidscertificaat, een socialeverzekeringscertificaat of een belastingcertificaat;
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – letter i bis (nieuw)
(i bis) "gereglementeerd beroep": beroepsactiviteit of groep beroepsactiviteiten waarvan de toegankelijkheid, de uitoefening of een van de mogelijke vormen van uitoefening door wettelijke, regelgevende of administratieve voorschriften direct of indirect aan het bezit van bepaalde beroepskwalificaties is verbonden; een vorm van uitoefening is met name het gebruik van een beroepsaanduiding die door wettelijke, regelgevende of administratieve voorschriften voorbehouden is aan personen die over bepaalde beroepskwalificaties beschikken.
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 1
1. Deze richtlijn is van toepassing op onderdanen van derde landen die verzoeken te worden toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat met het oog op een hooggekwalificeerde baan.
1. Deze richtlijn is van toepassing op onderdanen van derde landen die verzoeken te worden toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat met het oog op een hooggekwalificeerde baan, alsook op onderdanen van derde landen die reeds op grond van een andere regeling legaal in een lidstaat verblijven en die een aanvraag voor een blauwe kaart indienen
.
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 – letter a
(a) onderdanen van derde landen die in een lidstaat verblijven als aanvrager van internationale bescherming of in het kader van een regeling voor tijdelijke bescherming;
(a) onderdanen van derde landen die in een lidstaat verblijven als aanvrager van internationale bescherming of in het kader van een regeling voor tijdelijke bescherming, of die toestemming hebben gevraagd om er om een van deze redenen te verblijven en wachten op een besluit over hun wettelijke status
;
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 – letter b
(b) onderdanen van derde landen die als vluchteling zijn erkend of
een verzoek om erkenning als vluchteling hebben ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is gegeven;
(b) onderdanen van derde landen die een verzoek om erkenning als vluchteling hebben ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is gegeven;
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 – letter f
(f) onderdanen van derde landen die een lidstaat binnenkomen op grond van verplichtingen uit hoofde van internationale overeenkomsten die de toegang en het tijdelijke verblijf van bepaalde categorieën natuurlijke personen in verband met handel en investeringen gemakkelijker maken;
(f) onderdanen van derde landen die een lidstaat binnenkomen op grond van verplichtingen uit hoofde van internationale overeenkomsten die de toegang en het tijdelijke verblijf van bepaalde categorieën natuurlijke personen in verband met handel en investeringen gemakkelijker maken, met name personen die tijdelijk zijn overgeplaatst door hun bedrijf, contractueledienstverleners en stagiairs van hogeronderwijsniveau in het kader van de verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan uit hoofde van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS)
;
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 2 – letter g bis (nieuw)
(g bis) die op het grondgebied van een lidstaat als seizoenswerker zijn toegelaten.
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3 – lid 3
3. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan eventuele toekomstige overeenkomsten tussen de Gemeenschap of de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en een of meer derde landen anderzijds, waarin met het oog op een ethisch wervingsbeleid wordt bepaald welke beroepen niet onder deze richtlijn vallen omdat in de overeenkomstsluitende ontwikkelingslanden de betrokken sectoren te kampen hebben met een tekort aan arbeidskrachten.
3. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan eventuele toekomstige overeenkomsten tussen de Gemeenschap of de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en een of meer derde landen anderzijds, waarin met het oog op een ethisch wervingsbeleid wordt bepaald welke beroepen niet onder deze richtlijn vallen omdat in de overeenkomstsluitende ontwikkelingslanden de betrokken sectoren, sectoren die van essentieel belang zijn voor de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN, met name de sectoren gezondheidszorg en onderwijs, en sectoren die van fundamenteel belang zijn voor het vermogen van de ontwikkelingslanden om essentiële sociale diensten te verlenen,
te kampen hebben met een tekort aan arbeidskrachten.
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – lid 2
2. Deze richtlijn laat onverlet dat
de lidstaten bepalingen inzake de toegangs– en verblijfvoorwaarden kunnen invoeren
of handhaven die gunstiger zijn voor de personen die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, behalve als het gaat om de toegang tot de eerste lidstaat
.
2. Deze richtlijn laat het recht van
de lidstaten onverlet
bepalingen in te voeren
of te
handhaven die gunstiger zijn voor de personen die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen in vergelijking met de onderstaande bepalingen van de richtlijn:
(a) artikel 5, lid 2 in het geval van vestiging in de tweede lidstaat;
(b) artikel 12, artikel 13, leden 1 en 2, de artikelen 14 en 16, artikel 17, lid 4 en artikel 20.
Amendement 25 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter a
(a) een geldige
arbeidsovereenkomst overleggen of een bindend aanbod voor een baan van ten minste een jaar in de betrokken lidstaat;
(a) een conform het nationale recht opgestelde
arbeidsovereenkomst voor hooggekwalificeerd werk
overleggen of een bindend aanbod voor een baan van ten minste een jaar in de betrokken lidstaat;
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter c
(c) voor niet-gereglementeerde beroepen, de documenten overleggen waaruit blijkt dat zij over de benodigde hogere beroepskwalificaties beschikken voor het beroep of de sector waarop de arbeidsovereenkomst of het bindende baanaanbod betrekking heeft;
Schrappen
Amendement 27 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter e
(e) aantonen dat zij voor zichzelf en hun gezinsleden beschikken over een ziektekostenverzekering die alle risico's dekt die doorgaans ook voor de onderdanen van de betrokken lidstaat zijn gedekt, voor de perioden waarin deze dekking
en de bijbehorende rechten niet zijn geregeld in verband met of uit hoofde van de arbeidsovereenkomst;
(e) aantonen dat zij voor zichzelf en hun gezinsleden beschikken over een ziektekostenverzekering die alle risico's dekt die doorgaans ook voor de onderdanen van de betrokken lidstaat zijn gedekt, voor de perioden waarin deze ziektekostenverzekeringsdekking
en de bijbehorende rechten niet zijn geregeld in verband met of uit hoofde van de arbeidsovereenkomst;
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter f
(f) niet worden beschouwd als een
bedreiging van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
(f) geen
bedreiging van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid vormen, op basis van objectief aantoonbare redenen
.
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 2
2. Behalve de in lid 1 gestelde voorwaarden geldt ook dat het in de arbeidsovereenkomst of de bindende jobaanbieding genoemde bruto maandsalaris niet lager mag zijn dan een voor dit doel door de lidstaten bekendgemaakte nationale salarisdrempel die
ten minste driemaal
het wettelijke brutominimumloon
bedraagt.
2. Behalve de in lid 1 gestelde voorwaarden geldt ook dat het in de arbeidsovereenkomst of de bindende jobaanbieding genoemde bruto maandsalaris niet lager mag zijn dan een voor dit doel door de lidstaten bekendgemaakt nationaal niveau dat
ten minste 1,7 maal
het gemiddelde brutoloon per maand of per jaar in de betrokken lidstaat
bedraagt en niet lager is dan de lonen die van toepassing zijn of zouden zijn voor een vergelijkbare werknemer in het gastland
.
In de lidstaten die geen wettelijk minimumloon kennen, bedraagt de nationale salarisdrempel ten minste drie maal het minimuminkomen waaronder de onderdanen van de betrokken lidstaat recht hebben op sociale bijstand.
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 bis (nieuw)
Artikel 5 bis Vermijden van tekorten aan hooggekwalificeerd personeel in derde landen De lidstaten werven niet actief hooggekwalificeerde personen in sectoren waarvoor in het derde land reeds een tekort aan hooggekwalificeerde vakmensen bestaat of te verwachten is. Dit geldt met name voor de sectoren gezondheidszorg en onderwijs.
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6
Artikel 6
Schrappen
Afwijking
Voor aanvragen van onderdanen van derde landen die jonger zijn dan 30 jaar en in het bezit zijn van een getuigschrift van hoger onderwijs, gelden de volgende afwijkingen:
(a) de lidstaten gaan ervan uit dat aan de in artikel 5, lid 2, gestelde voorwaarde is voldaan als het geboden brutomaandsalaris ten minste twee derde van de overeenkomstig artikel 5, lid 2, vastgestelde nationale salarisdrempel bedraagt;
(b) de lidstaten kunnen de in artikel 5, lid 2, gestelde salariseis laten vallen op voorwaarde dat de aanvrager zijn hogeronderwijsopleiding ter plaatse heeft afgerond en een Bachelor- of een Masterstitel heeft behaald aan een instelling voor hoger onderwijs in de Gemeenschap;
(c) de lidstaten verlangen geen bewijs van beroepservaring naast een getuigschrift van hoger onderwijs, tenzij dat noodzakelijk is om te voldoen aan de voorwaarden die volgens het nationale recht voor EU-burgers gelden voor de uitoefening van het gereglementeerde beroep waarop de arbeidsovereenkomst of het bindende baanaanbod betrekking heeft.
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 2
2. De Europese blauwe kaart is in eerste instantie geldig voor twee jaar
en wordt ten minste met dezelfde periode
verlengd. Indien de arbeidsovereenkomst een looptijd heeft van minder dan twee jaar, wordt de Europese blauwe kaart afgegeven voor de duur van de arbeidsovereenkomst plus drie maanden
.
2. De Europese blauwe kaart is in eerste instantie geldig voor drie jaar
en wordt ten minste met nog twee jaar
verlengd. Indien de arbeidsovereenkomst een looptijd heeft van minder dan drie
jaar, wordt de Europese blauwe kaart afgegeven voor de duur van de arbeidsovereenkomst plus zes maanden
.
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.Wanneer iemand als houder van een Europese blauwe kaart gedurende 36 maanden legaal in een lidstaat heeft verbleven, heeft hij het recht hooggekwalificeerd werk uit te voeren in een andere lidstaat en tegelijk in de eerste lidstaat te blijven wonen. Meer details over grensoverschrijdend woon-werkverkeer zijn opgenomen in Richtlijn .../.../EG [betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven]
.
Amendement 34 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 2 – alinea 1
Alvorens een beslissing over een aanvraag voor een Europese blauwe kaart te nemen, kunnen de lidstaten de situatie op hun arbeidsmarkt onderzoeken en hun
nationale procedures betreffende de voorwaarden voor het invullen van een vacature toepassen.
Alvorens een beslissing over een aanvraag voor een Europese blauwe kaart te nemen, kunnen de lidstaten de situatie op hun arbeidsmarkt onderzoeken en de
nationale en communautaire
procedures betreffende de voorwaarden voor het invullen van een vacature toepassen. In het kader van hun beslissingsbevoegdheid houden ze rekening met de nationale en regionale vraag naar arbeidskrachten.
Amendement 35 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw)
De lidstaten kunnen een aanvraag voor een Europese blauwe kaart afwijzen met als doel een braindrain te vermijden in sectoren die te kampen hebben met een tekort aan gekwalificeerd personeel in de landen van herkomst.
Amendement 76 Voorstel voor een besluit Artikel 9 – lid 2 – alinea 2
In het kader van hun arbeidsmarktbeleid kunnen
de lidstaten voorrang geven aan burgers van de Unie boven
onderdanen van derde landen, indien dit bij het Gemeenschapsrecht is geregeld, of aan onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven en daar een werkloosheidsuitkering ontvangen.
In het kader van hun arbeidsmarktbeleid moeten
de lidstaten voorrang geven aan burgers van de Unie en kunnen zij voorrang geven aan
onderdanen van derde landen, indien dit bij het Gemeenschapsrecht is geregeld, alsmede aan onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven en daar een werkloosheidsuitkering ontvangen.
De lidstaten wijzen een aanvraag voor een Europese blauwe kaart af in sectoren van de arbeidsmarkt tot welke de toegang van werknemers uit andere lidstaten is beperkt op basis van de overgangsbepalingen in de Toetredingsakten van 16 april 2003 en 25 april 2005.
Amendement 37 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 1
1. In de volgende gevallen trekken
de lidstaten een op basis van deze richtlijn uitgereikte Europese blauwe kaart in of weigeren zij
deze te verlengen:
1. De lidstaten trekken
een op basis van deze richtlijn uitgereikte Europese blauwe kaart in of weigeren deze te verlengen indien de kaart op frauduleuze wijze is verkregen, vervaardigd of veranderd.
(a)
indien de kaart op frauduleuze wijze is verkregen, vervaardigd of veranderd;
1 bis.In de volgende gevallen trekken de lidstaten een op basis van deze richtlijn uitgereikte Europese blauwe kaart in of weigeren zij deze te verlengen:
(b)
indien blijkt dat de houder niet voldeed of niet meer voldoet aan de in de artikelen 5 en 6 gestelde toelatings- en verblijfsvoorwaarden, of dat hij om andere redenen dan die waarom hij oorspronkelijk werd toegelaten, in de Europese Unie verblijft;
(a)
indien blijkt dat de houder niet voldeed of niet meer voldoet aan de in de artikelen 5 en 6 gestelde toelatings- en verblijfsvoorwaarden, of dat hij om andere redenen dan die waarom hij oorspronkelijk werd toegelaten, in de Europese Unie verblijft;
(c)
indien de houder zich niet heeft gehouden aan de in artikel 13, leden 1 en 2, en artikel 14 gestelde beperkingen.
(b)
indien de houder zich niet heeft gehouden aan de in artikel 13, leden 1 en 2, en artikel 14 gestelde beperkingen.
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 3
3. De lidstaten kunnen een Europese blauwe kaart intrekken of weigeren te verlengen om redenen die verband houden met
de openbare orde,
de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
3. De lidstaten kunnen een Europese blauwe kaart alleen
intrekken of weigeren te verlengen wanneer er sprake is van een objectief aantoonbare bedreiging van
de handhaving van
de openbare orde of van
de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
Amendement 39 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 3 – alinea 1 bis (nieuw)
Door de afgifte van een Europese blauwe kaart verplicht een lidstaat zich ertoe om indien nodig de relevante documenten en visa zo snel mogelijk te verstrekken, maar ten minste binnen een redelijke periode voordat de aanvrager de werkzaamheden op grond waarvan de blauwe kaart werd afgegeven, moet aanvangen, tenzij dit van deze lidstaat niet redelijkerwijs kan worden verwacht doordat de aanvraag voor de Europese blauwe kaart door de werkgever of de ingezetene van het derde land in kwestie te laat werd ingediend.
Amendement 40 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 2
2. Indien ter staving van de aanvraag ondeugdelijke informatie is verstrekt, delen de bevoegde autoriteiten de aanvrager mee welke aanvullende informatie er nodig is. De in lid 1 bedoelde termijn wordt opgeschort tot de autoriteiten de gevraagde aanvullende informatie hebben ontvangen.
2. Indien ter staving van de aanvraag ondeugdelijke informatie is verstrekt, delen de bevoegde autoriteiten de aanvrager zo spoedig mogelijk
mee welke aanvullende informatie er nodig is. De in lid 1 bedoelde termijn wordt opgeschort tot de autoriteiten de gevraagde aanvullende informatie hebben ontvangen.
Amendement 41 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 3
3. Beslissingen tot weigering, niet-verlenging of intrekking van de Europese blauwe kaart worden schriftelijk meegedeeld aan de betrokken onderdaan van een derde land en eventueel aan zijn werkgever, overeenkomstig de nationale wettelijke kennisgevingsprocedures en kunnen worden aangevochten voor een rechterlijke instantie
van de betrokken lidstaat. In de kennisgeving worden de redenen voor de beslissing gegeven, alsmede informatie over de beschikbare beroepsmogelijkheden en de termijnen die daarvoor gelden.
3. Beslissingen tot weigering, niet-verlenging of intrekking van de Europese blauwe kaart worden schriftelijk meegedeeld aan de betrokken onderdaan van een derde land en eventueel aan zijn werkgever, overeenkomstig de nationale wettelijke kennisgevingsprocedures en kunnen worden aangevochten voor de bevoegde instantie
van de betrokken lidstaat die overeenkomstig het nationale recht is aangewezen
. In de kennisgeving worden de redenen voor de beslissing gegeven, alsmede informatie over de beschikbare beroepsmogelijkheden en de termijnen die daarvoor gelden.
Amendement 42 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 1
1. Gedurende de eerste twee jaar van legaal verblijf in een lidstaat als houder van een Europese blauwe kaart heeft de betrokkene op de arbeidsmarkt alleen toegang tot betaalde arbeid die voldoet aan de in de artikelen 5 en 6 gestelde toelatingsvoorwaarden. Voor wijzigingen van de arbeidsovereenkomst die van invloed zijn op de toelatingsvoorwaarden of veranderingen in de arbeidsverhouding is voorafgaande schriftelijke toestemming
nodig van
de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verblijf, overeenkomstig de nationale procedures en binnen de in artikel 12, lid 1, gestelde termijnen.
1. Gedurende de eerste twee jaar van legaal verblijf in een lidstaat als houder van een Europese blauwe kaart heeft de betrokkene op de arbeidsmarkt alleen toegang tot betaalde arbeid die voldoet aan de in de artikelen 5 en 6 gestelde toelatingsvoorwaarden. Voor wijzigingen van de arbeidsovereenkomst die van invloed zijn op de toelatingsvoorwaarden of veranderingen in de arbeidsverhouding is voorafgaande schriftelijke kennisgeving
nodig aan
de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verblijf, overeenkomstig de nationale procedures en binnen de in artikel 12, lid 1, gestelde termijnen.
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13 – lid 2
2. Na de eerste twee jaar van legaal verblijf als houder van een Europese blauwe kaart wordt de betrokkene ten aanzien van de toegang tot een hooggekwalificeerde baan
op dezelfde manier behandeld als nationale onderdanen van de betrokken lidstaat. Houders van de Europese blauwe kaart stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verblijf overeenkomstig de nationale procedures in kennis van veranderingen van de arbeidsverhouding.
2. Na de eerste twee jaar van legaal verblijf als houder van een Europese blauwe kaart wordt de betrokkene op dezelfde manier behandeld als nationale onderdanen van de betrokken lidstaat.
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 1
1. Werkloosheid is op zichzelf geen reden om de Europese blauwe kaart in te trekken, tenzij de periode van werkloosheid langer duurt dan drie
achtereenvolgende maanden.
1. Werkloosheid is op zichzelf geen reden om de Europese blauwe kaart in te trekken of niet te verlengen
, tenzij de periode van werkloosheid langer duurt dan zes
achtereenvolgende maanden.
Amendement 45 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis.De houder van een Europese blauwe kaart heeft het recht om zo lang hij een opleiding volgt om zijn/haar vakkennis te vergroten of zijn/haar beroepsprofiel aan te passen, op het grondgebied van de lidstaten te verblijven.
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 2
2. Gedurende deze periode
is het de houder van de Europese blauwe kaart toegestaan werk te zoeken en aan te nemen volgens de voorwaarden van artikel 13, lid 1, of lid 2, naargelang van het geval.
2. Gedurende de in de leden 1 en 1 bis genoemde perioden
is het de houder van de Europese blauwe kaart toegestaan hooggekwalificeerd
werk te zoeken en aan te nemen volgens de voorwaarden van artikel 13, lid 1, of lid 2, naargelang van het geval.
Amendement 47 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 2
2.De lidstaten mogen de bij lid 1, onder c) en i), toegekende rechten inzake studietoelagen en -beurzen en huisvestingsprocedures beperken tot gevallen waarin de houder van de Europese blauwe kaart ten minste drie jaar op het grondgebied van de betrokken lidstaat verblijft of mag verblijven.
Schrappen
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 3
3.De lidstaten mogen de gelijke behandeling ten aanzien van sociale bijstand beperken tot gevallen waarin de houder van de Europese blauwe kaart de status van langdurig ingezetene heeft verkregen overeenkomstig artikel 17.
Schrappen
Amendement 49 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.Artikel 8, lid 2, wordt zo geïnterpreteerd dat de houder van een Europese blauwe kaart wettig op het grondgebied van een eerste lidstaat moet hebben verbleven voor de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart, verlenging inbegrepen.
Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn Artikel 17 – lid 4
4. In afwijking van artikel 9, lid 1, onder c), van Richtlijn 2003/109/EG verlengen
de lidstaten de toegestane aaneengesloten periode van afwezigheid van het grondgebied van de Gemeenschap voor houders van een Europese blauwe kaart en hun gezinsleden die de status van langdurig ingezetene hebben, tot 24 achtereenvolgende maanden.
4. In afwijking van artikel 9, lid 1, onder c), van Richtlijn 2003/109/EG kunnen
de lidstaten de toegestane aaneengesloten periode van afwezigheid van het grondgebied van de Gemeenschap voor houders van een Europese blauwe kaart en hun gezinsleden die de status van langdurig ingezetene hebben, verlengen
tot 24 achtereenvolgende maanden.
Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn Artikel 17 – lid 5
5. De in de leden 3 en 4 geformuleerde afwijkingen van Richtlijn 2003/109/EG zijn alleen van toepassing indien de betrokken onderdaan van een derde land kan aantonen dat hij het grondgebied van de Gemeenschap heeft verlaten om in zijn land van herkomst een economische activiteit uit te oefenen als werknemer of als zelfstandige, vrijwilligerswerk te doen of een studie te volgen.
5. De in de leden 3 en 4 geformuleerde afwijkingen van Richtlijn 2003/109/EG zijn alleen van toepassing indien de betrokken onderdaan van een derde land kan aantonen dat hij het grondgebied van de Gemeenschap heeft verlaten om in zijn land van herkomst een economische activiteit uit te oefenen als werknemer of als zelfstandige, vrijwilligerswerk te doen of een studie te volgen. Op deze wijze wordt de circulaire mobiliteit van deze beroepsbeoefenaren bevorderd alsook de latere betrokkenheid van deze migrerende werknemers bij opleiding, onderzoek of technische activiteiten in hun land van herkomst.
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 3 – inleidende formule
3. De tweede lidstaat behandelt de kennisgeving
overeenkomstig de in artikel 12 beschreven procedures en stelt de aanvrager en de eerste lidstaat schriftelijk in kennis van zijn beslissing om:
3. De tweede lidstaat behandelt de aanvraag en de in lid 2 van dit artikel genoemde documenten
overeenkomstig de in artikel 12 beschreven procedures en stelt de aanvrager en de eerste lidstaat schriftelijk in kennis van zijn beslissing om:
Amendement 54 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 3 – letter b
(b) de Europese blauwe kaart niet af te geven en
de aanvrager en zijn gezinsleden overeenkomstig de nationale wettelijke procedures, zoals de uitzettingsprocedures, te verplichten
het grondgebied te verlaten, indien niet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden is voldaan. De eerste lidstaat neemt de houder van de Europese blauwe kaart en zijn gezinsleden onmiddellijk zonder formaliteiten terug. Na deze terugname gelden de bepalingen van artikel 14.
(b) de Europese blauwe kaart niet af te geven, indien niet aan de in dit artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan of wanneer sprake is van de in artikel 9 bedoelde weigeringsgronden. In dat geval, wanneer de aanvrager zich reeds op zijn grondgebied bevindt, verplicht de lidstaat
de aanvrager en zijn gezinsleden overeenkomstig de nationale wettelijke procedures, zoals de uitzettingsprocedures, zijn grondgebied te verlaten. De eerste lidstaat neemt de houder van de Europese blauwe kaart en zijn gezinsleden onmiddellijk zonder formaliteiten terug. Na deze terugname gelden de bepalingen van artikel 14.
Amendement 75 Voorstel voor een besluit Artikel 20 – lid 2
2. Lidstaten die besluiten de beperkingen op de toegang tot de arbeidsmarkt in de zin van artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2003/109/EG toe te passen, geven
voorrang aan houders van de verblijfstitel "EG-langdurig ingezetene / Houder Europese blauwe kaart" boven andere onderdanen van derde landen die om dezelfde reden een verzoek om toelating indienen.
2. Lidstaten die besluiten de beperkingen op de toegang tot de arbeidsmarkt in de zin van artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2003/109/EG toe te passen, kunnen
voorrang geven
aan houders van de verblijfstitel "EG-langdurig ingezetene / Houder Europese blauwe kaart" boven andere onderdanen van derde landen die om dezelfde reden een verzoek om toelating indienen in situaties waarin twee of meer kandidaten in gelijke mate geschikt zijn voor de baan
.
Amendement 57 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – lid 1
1. De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten via het bij Beschikking 2006/688/EG ingestelde netwerk mee of er wet- of regelgevende maatregelen zijn genomen die verband houden met artikel 7, artikel 9, lid 2, artikel 19, lid 5, en artikel 20.
1. De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten via het bij Beschikking 2006/688/EG ingestelde netwerk mee of er wet- of regelgevende maatregelen zijn genomen die verband houden met artikel 7, artikel 9, lid 2, artikel 19, lid 5, en artikel 20, en geven een beschrijving van de specifieke maatregelen in kwestie.
Amendement 58 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – lid 3
3. De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten jaarlijks, en voor het eerst uiterlijk op 1 april … [een jaar na de omzettingsdatum van deze richtlijn] via het bij Beschikking 2006/688/EG ingestelde netwerk mee hoeveel Europese blauwe kaarten er in het vorige kalenderjaar zijn verstrekt, verlengd en ingetrokken, met vermelding van de nationaliteit en het beroep van de betrokken onderdanen van derde landen. Langs dezelfde weg worden statistieken verstrekt over toegelaten gezinsleden. Voor houders van de Europese blauwe kaart en hun gezinsleden die op grond van de artikelen 19 tot 21 zijn toegelaten, wordt daarenboven ook de vorige lidstaat van verblijf vermeld.
3. De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten jaarlijks, en voor het eerst uiterlijk op 1 april … [een jaar na de omzettingsdatum van deze richtlijn] via het bij Beschikking 2006/688/EG ingestelde netwerk mee hoeveel Europese blauwe kaarten er in het vorige kalenderjaar zijn verstrekt, verlengd en ingetrokken, met vermelding van de nationaliteit en het beroep van de betrokken onderdanen van derde landen, in overeenstemming met de wetgeving inzake de bescherming van persoonlijke gegevens.
Langs dezelfde weg worden statistieken verstrekt over toegelaten gezinsleden, met uitzondering van informatie over hun beroep.
Voor houders van de Europese blauwe kaart en hun gezinsleden die op grond van de artikelen 19 tot en met 21 zijn toegelaten, wordt daarenboven ook de vorige lidstaat van verblijf vermeld.