Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (COM(2007)0249 – C6-0143/2007 – 2007/0094(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0249),
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 63, punt 3, onder b, van het EGVerdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0143/2007),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0026/2009),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement op 4 februari 2009(1)
;
2. keurt de gezamenlijke verklaring in bijlage goed;
3. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
4. verzoekt zijn Voorzitter dit standpunt te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Gezamenlijke Verklaring van het Europees Parlement en de Raad
Het Parlement en de Raad verklaren dat de regels inzake onderaanneming, overeengekomen in artikel 8 [vroeger artikel 9] van deze richtlijn gelden onverminderd de andere bepalingen over dit onderwerp die in toekomstige wetgevingsinstrumenten zullen worden aangenomen.