Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2305(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0050/2009

Ingediende teksten :

A6-0050/2009

Debatten :

PV 09/03/2009 - 19
CRE 09/03/2009 - 19

Stemmingen :

PV 10/03/2009 - 8.6
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0087

Aangenomen teksten
Dinsdag 10 maart 2009 - Straatsburg Voorlopige uitgave
Gemeenschappelijk Europees asielstelsel
P6_TA-PROV(2009)0087A6-0050/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2009 over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (2008/2305(INI))

Het Europees Parlement ,

–   gelet op artikel 63, leden 1 en 2 van het EG-Verdrag,

–   gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen, en haar aanvullend protocol van 1967,

–   gezien Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend(1) ("de Dublin-verordening"),

–   gezien Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten(2) ("Opvangrichtlijn"),

–   gezien Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus(3) ("Asielrichtlijn"),

–   gezien Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming(4) ,

–   gezien het verslag van de Commissie over de uitvoering van Richtlijn 2003/9/EG van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (COM(2007)0745),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 april 2005 over Lampedusa(5) ,

−   onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 april 2006 over de situatie in de vluchtelingenkampen in Malta(6) ,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 juni 2007 over asiel: praktische samenwerking, kwaliteit van de besluitvorming in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel(7) ,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 september 2008 over de evaluatie van het Dublin-systeem(8) ,

–   gezien de verslagen van zijn commissie Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken over haar bezoeken aan verschillende gesloten vluchtelingencentra om er de verblijfsvoorwaarden na te gaan,

–   gezien het Arrest van 6 mei 2008 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zaak C-133/06, Europees Parlement vs. Raad van de Europese Unie(9) , over een beroep tot nietigverklaring van de Asielrichtlijn, meer in het bijzonder tot nietigverklaring van de bepalingen in de richtlijn over de procedure voor goedkeuring en wijziging van gemeenschappelijke minimum lijsten van veilige landen,

–   gezien het Europees pakt over immigratie en asiel, door de Europese Raad op 16 oktober 2008 aangenomen, waarvan de 4de doelstelling de oprichting van een Europa van de asielverlening is,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van zijn commissie Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, en het advies van zijn commissie Ontwikkelingsamenwerking (A6-0050/2009),

A.   overwegende dat het met de wetgevende instrumenten voor de eerste fase van de invoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) weliswaar mogelijk geweest is om gemeenschappelijke minimum normen vast te leggen, maar geen gelijke voorwaarden om op heel het grondgebied van de Europese Unie aanspraak op bescherming te kunnen maken, zodat er zich verschijnselen als secundaire bewegingen en meervoudige aanvragen blijven voordoen,

B.   overwegende dat het criterium van het eerste land van binnenkomst in het systeem van Dublin tot gevolg kan hebben dat bepaalde lidstaten, vooral degene die de buitengrens van de EU vormen, een onevenredig zware last te dragen krijgen om geen andere reden als hun geografische ligging, en dat zoiets schadelijke gevolgen heeft, zowel voor de lidstaten als voor de asielzoekers,

C.   overwegende dat uit de evaluatie van het Dublin-systeem door de Commissie blijkt dat de 13 lidstaten aan de grenzen als gevolg van het Dublin-systeem in 2005 met steeds grotere uitdagingen te maken hadden,

D.   overwegende dat de Commissie in haar hoger vermelde evaluatie van de Opvangrichtlijn ernstige uitvoeringsproblemen van deze richtlijn vaststelt, vooral in gesloten opvangcentra en doorgangszones, zoals de parlementaire delegaties bij hun veelvuldige bezoeken ter plaatse ook zelf hebben kunnen vaststellen

Algemene overwegingen

1.   merkt op dat het aantal vluchtelingen vorig jaar wereldwijd tot ruim 12 miljoen vluchtelingen en 26 miljoen binnenlandse ontheemden gestegen is; steunt daarom de invoering van het CEAS en verheugt zich over het asielbeleidsplan van de Commissie, dat als routekaart voor de voltooiing van het CEAS dient;

2.   betreurt dat eraan gedacht wordt om de uitvoeringstermijn voor de 2de fase van hte CEAS, dat een einde aan de ongezonde ongelijkheid tussen de asielstelsels van de lidstaten moet maken, tot 2012 uit te stellen als gevolg van de wijziging van de rechtsgrond door de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon;

3.   vestigt de aandacht op het feit dat de erkenningspercentages van kandidaatvluchtelingen voor onderdanen van bepaalde derde landen tussen de lidstaten van 0% tot 90% schommelen;

4.   onderlijnt dat de harmonisering van de normen in de richting van een gemeenschappelijke asielprocedure en een eenvormige asielstatus op een hoog beschermingsniveau in heel de EU moet uitlopen, en niet op gelijkschakeling in neerwaartse richting, die een gemeenschappelijk asielstelsel zijn toegevoegde waarde zou ontnemen;

5.   betreurt dat het concept van de asielverlening - een wezenlijk onderdeel van de democratie en bescherming van de mensenrechten - de afgelopen jaren sterk uitgehold is; herhaalt dat de rechten en behoeften van asielzoekers en het beginsel van non-refoulement onverkort te eerbiedigen zijn;

6.   wijst er nogmaals op dat de EU procedures aan de buitengrenzen moet vastleggen om asielzoekers als zodanig te herkennen en te zorgen dat personen die recht op internationale bescherming hebben, toegang tot haar grondgebied krijgen, ook bij bewakingsoperaties aan de buitengrenzen;

7.   verheugt er zich over dat de Commissie de toegang voor degenen die bescherming nodig hebben als één van de allerbelangrijkste doelstellingen van het CEAS aanwijst;

8.   vraagt van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de Europese Unie (Frontex) juiste gegevens over het aantal asielzoekers die het bij zijn werkzaamheden aantreft, en het lot van de personen die het bij dezelfde gelegenheid onderschept en naar een transitland of land van herkomst terugstuurt; verzoekt de Commissie om een voorstel tot herziening van het mandaat van Frontex in te dienen en uitdrukkelijk te stellen dat bescherming en eerbied voor de rechten van de mens integraal deel uitmaken van het toezicht op de buitengrenzen van de EU;

9.   verheugt er zich over dat de Commissie onderkent dat er samenhang met andere beleidsvormen moet zijn die aan internationale bescherming raken; verzoekt haar dan ook om initiatieven in gang te zetten en te ondersteunen die op evaluatie en aanpassing van alle instrumenten voor grenstoezicht en het betreffend beleid gericht zijn, zoals Frontex en het Europees grensbewakingssysteem (EUROSUR), om vluchtelingen bescherming in de EU en onverkorte eerbiediging van het beginsel van non-refoulement aan haar buitengrenzen te waarborgen; benadrukt verder dat de plicht om hulp te verlenen, zoals in het VN-Verdrag inzake het recht van de zee (UNCLOS) neergelegd, juridisch bindend is voor de lidstaten, de EU en Frontex;

Verbetering van de bestaande wetgeving

10.   verheugt zich over het feit dat het Hof van Justitie in zijn hoger vermeld arrest C-133/06, artikel 29, leden 1 en 2 en artikel 36, lid 3 van de Asielrichtlijn vernietigt, die over de goedkeuring of wijziging van een gemeenschappelijke minimum lijst van veilige landen van herkomst en een gemeenschappelijke lijst van veilige derde landen gaan;

11.   verheugt zich over de positieve ervaringen van een aantal lidstaten, die asielzoekers van bij de indiening van hun aanvraag tot internationale bescherming in open structuren met volledige integratie in de plaatselijke samenleving opvangen;

12.   meent dat asielzoekers kwetsbare personen zijn die onder overeenkomstige voorwaarden opgevangen moeten worden; wijst er nogmaals op dat een gevangenisomgeving hun in geen geval kan helpen om de traumatische ervaringen achter zich te laten die ze in hun land oorsprong en onderweg naar Europa beleefd hebben;

13.   verheugt zich over de bepalingen in de recentste Commissievoorstellen, dat de lidstaten een persoon niet mogen opsluiten enkel en alleen omdat hij of zij om internationale bescherming verzoekt; meent dat asielzoekers gezien hun bijzonder kwetsbare situatie in principe niet opgesloten mogen worden;

14.   betreurt dat vasthouding van asielzoekers na onregelmatige betreding van het grondgebied in veel lidstaten nog altijd een feit is, en verheugt zich dan ook over de opname van procedurele garanties tegen vasthouding in de Opvangrichtlijn; meent daarom ook dat vasthouding van asielzoekers enkel onder zeer duidelijk omschreven uitzonderlijke omstandigheden mogelijk mag zijn, met inachtneming van het principe van noodzaak en evenredigheid, zowel naar de omstandigheden van vasthouding als haar oogmerk vindt ook dat een asielzoeker die vastgehouden wordt, recht van verhaal bij een binnenlandse rechtbank moet hebben;

15.   meent dat de draagwijdte van de nieuwe Opvangrichtlijn in die zin verduidelijkt moet worden dat ze op gesloten verblijfscentra, transitzones, procedures aan de grens en overgedragen asielzoekers volgens Dublin van toepassing is;

16.   verheugt zich erover dat de Opvangrichtlijn van een formeel systeem voor onmiddellijke herkenning van kwetsbare personen voorzien is, meer in het bijzonder niet-begeleide minderjarigen, bejaarden die zich niet alleen kunnen behelpen, gehandicapten, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met kinderen, en personen met traumatische ervaringen (foltering, verkrachting, psychisch, fysiek en seksueel geweld);

17.   vindt dat er een eenvormige asielaanvraagprocedure en eenvormige normen voor erkenning van vluchtelingen of personen die internationale bescherming nodig hebben ingevoerd moeten worden, die alle aanvragen voor internationale bescherming omvatten (vluchtelingenstatus, aanvullende en tijdelijke bescherming);

18.   verheugt zich erover dat de Commissie de voorwaarden voor aanvullende bescherming wil verduidelijken, en vooral dat ze voorstelt om de omvang van de rechten en voordelen te herzien waar degenen die die vorm van bescherming genieten, aanspraak op kunnen maken; denkt dat dat een waarborg voor gelijkere behandeling op hoger niveau kan zijn;

19.   verheugt zich over het voornemen van de Commissie om de Asielrichtlijn te wijzigen en benadrukt dat de gemeenschappelijke asielprocedure duidelijke, eenvormige en redelijke termijnen voor een besluit over een asielaanvraag moet vastleggen die door de autoriteiten in acht te nemen zijn, om lange en ongerechtvaardigde wachttijden te voorkomen die nadelige gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van asielzoekers kunnen hebben; wijst er nogmaals op dat toekenning van de vluchtelingenstatus of aanvullende bescherming altijd op een individuele beoordeling moet berusten en op generlei wijze tot een algemene beoordeling (bv. op basis van nationaliteit) of door enige voorwaarde (bv. de toestand van de mensenrechten in het land van herkomst) beperkt mag worden;

20.   vindt het gewenst om de gegevens over de landen van herkomst, waar de verschillende lidstaten over beschikken, samen te brengen en moedigt de Commissie aan om nog ruimere inspanningen te leveren om een gemeenschappelijke gegevensbank op te richten; benadrukt dat informatiegaring en -verstrekking over het land van herkomst en een internetportaal moeten waarborgen dat de landenrapporten van verschillende erkende deskundigen verwerkt zijn, dat de informatie openbaar toegankelijk is en los wordt gehouden van de toepassing ervan door de beslissende instanties (zodat ze onpartijdig blijft en niet politiek beïnvloed wordt) en dat er bij het verzamelen van informatie over het land van herkomst een billijk evenwicht tussen gouvernementele, niet-gouvernementele en internationale bronnen is;

21.   verheugt zich over de herziening van de Dublin-verordening en de bepalingen die voorgesteld worden om transfers volgens die verordening op te schorten als er reden bestaat om aan te nemen dat de aanvragers niet op degelijke bescherming kunnen rekenen in de bevoegde lidstaten, vooral uit het oogpunt van de voorwaarden waaronder ze opgevangen worden en de toegang tot asielprocedures, naast gevallen dat de transfers een bijkomende last op die lidstaten zouden leggen die onder buitengewoon grote druk staan, vooral door hun geografische ligging of demografische toestand, maar wijst er met nadruk op dat de bewuste bepalingen uiteindelijk veeleer een politieke standpuntbepaling dan een doeltreffend hulpmiddel voor degelijke bijstandverlening aan de lidstaten zouden zijn als er niet een tweeledig bindend juridisch hulpmiddel voor alle lidstaten ingevoerd wordt, dat voor de volgende elementen zorgt:
   a) detachering van ambtenaren van andere lidstaten naar een Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken, om de lidstaten bij te staan die met specifieke en problematische situaties geconfronteerd worden;
   b) een regeling om personen die internationale bescherming van de lidstaten genieten en met specifieke situaties geconfronteerd worden die problematisch voor anderen zijn, elders te vestigen, in overleg met de diensten van de hoge commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties en met hun eigen instemming;

22.   meent dat de herziene Dublin-verordening asielzoekers het recht moet geven om beroep tegen een overdrachtsbesluit aan te tekenen, en dat een dergelijk beroep de rechtbanken moet verplichten om ambtshalve na te gaan of de uitvoering van een overdrachtsbesluit niet tijdelijk opgeschort moet worden;

Administratieve structuren

23.   geeft zijn krachtige steun voor de oprichting van een Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken, dat in nauwe samenwerking met de hoge commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties en de NGO's die zich op asielverlening specialiseren, moet optreden;

24.   meent dat één van de taken van het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken nauwlettende analyse van de verschillen moet zijn die tussen de nationale asielregelingen blijven bestaan, om ze te helpen verbeteren;

25.   meent dat de werkzaamheden van het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken onder meer moeten bestaan in het opstellen van gemeenschappelijke richtsnoeren om nauwkeuriger en uniformer beoordeling van asielaanvragen te vergemakkelijken, aanmoediging van uitwisseling van goede praktijken, en toezicht op uitvoering en toepassing van de EU-wetgeving (ter ondersteuning van de toeziende rol van de Commissie op de Verdragen);

26.   meent dat de verdere behandeling van personen die naar hun land van herkomst of vertrek zijn teruggekeerd omdat hun aanvraag om bescherming afgewezen is, daadwerkelijk in het oog gehouden moet worden;

27.   moedigt de Commissie ten zeerste aan om haar inspanningen voor het opstellen van een gemeenschappelijk vormingsprogramma voor de asielproblematiek voort te zetten, aangezien de kwaliteit van de besluitvorming in deze aangelegenheden rechtstreeks van de vorming en informatie van de besluitnemende instanties op nationaal vlak afhankelijk is; meent dat raadpleging van de organisaties van het maatschappelijk middenveld die zich speciaal op de opstelling van vormingsprogramma's toeleggen, een waarborg voor doelmatigheid zou zijn;

28.   meent dat alle besluitvormers gelijke toegang moeten hebben tot professioneel en objectief onderzochte informatie over het land van herkomst, een essentieel instrument voor de asielautoriteiten en beroepsinstanties en ook de asielzoekers, die er zich op verlaten om hun aanvraag tot internationale bescherming te helpen staven;

29.   benadrukt dat de autoriteiten tijdens de wachttijden de verschillende behoeften van asielzoekers in aanmerking moeten nemen die in een kwetsbaarder positie verkeren, zoals kinderen, personen met een handicap en vrouwen, en de nodige infrastructuur moeten bieden;

Integratie van rechthebbenden op internationale bescherming

30.   erkent het belang van de integratie van rechthebbenden op internationale bescherming in het belang van de democratie, de veiligheid, en uit economische overwegingen;

31.   betreurt dat de regels van de Dublin-verordening om uit te maken welke staat met het onderzoek van een asielaanvraag belast is, geen rekening met de wensen van de indieners houden, en meent dat een aantal familiale, culturele en taalkundige criteria bij de toewijzing van bevoegdheid meer aandacht verdienen, om de integratie van asielzoekers gemakkelijker te laten verlopen;

32.   dringt er bij de Raad op aan om tot een vergelijk te komen om de draagwijdte van zijn Richtlijn 2003/109/EG van 25 november 2003 op de status van staatsburgers van derde landen die langdurig ingezetenen zijn(10) , tot vluchtelingen en rechthebbenden op aanvullende bescherming uit te breiden;

33.   verheugt zich over het voornemen van de Commissie om een wijziging van de Opvangrichtlijn voor te stellen zodat asielzoekers gemakkelijker toegang tot de arbeidsmarkt krijgen, omdat het een feit is dat hun deelname aan het arbeidsleven een essentiële voorwaarde voor hun integratie vormt in de opvangende lidstaat en ook vaardigheden helpt ontwikkelen die zowel tijdens hun verblijf in de opvangende lidstaat als bij eventuele terugkeer naar hun land van herkomst tot voordeel strekken;

34.   meent dat het asielstelsel bij vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat integratie moet vergemakkelijken door o.a. de sociale, culturele en taalkundige achtergrond in aanmerking te nemen en gevolgde opleidingen, beroepskwalificaties en vaardigheden van de asielzoeker te erkennen die bij de economische behoeften van de opvangende lidstaat aansluiten;

35.   beveelt aan om geen onderscheid te maken tussen rechten van vluchtelingen en die van personen die aanvullende bescherming genieten; dringt er vooral op aan om de aanspraken op sociale en economische rechten van personen die aanvullende bescherming genieten, te verbeteren, aangezien het van essentieel belang voor hun integratie is;

Solidariteitsmechanismen

36.   meent dat één van de doelstellingen van het CEAS de invoering van doeltreffende solidariteitsmechanismen moet zijn om de toestand van de landen te verbeteren die de grootste toevloed van asielzoekers te verwerken krijgen en problemen ondervinden om goede opvangvoorwaarden te waarborgen, de aanvragen op tijd en in behoorlijke vorm te behandelen, of de aanvragers te integreren die de status van vluchteling verkregen hebben;

37.   denkt dat de solidariteit niet tot terbeschikkingstelling van financiële middelen beperkt mag blijven en dringt op efficiënte toepassing van mechanismen voor interne hervestiging en verhuizing aan, op vrijwillige grondslag, zoals bedoeld in het Europees Pact inzake immigratie en asiel; meent dat daarmee personen die internationale bescherming genieten, eventueel in een andere lidstaat opgevangen kunnen worden als degene die hun de bescherming verleend heeft;

38.   denkt dat er nagegaan moet worden of de draagwijdte van Richtlijn 2001/55/EG(11) niet verruimd kan worden, vooral om de opvang van bepaalde categorieën personen mogelijk te maken die voorlopig internationale bescherming nodig hebben, ook buiten omstandigheden van massale toevloed;

39.   wenst de oprichting van groepen deskundigen voor asielverlening onder toezicht van het op te richten Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken aan te moedigen, die lidstaten die met plotselinge en massale toevloed van asielzoekers geconfronteerd worden, waar ze niet tegen opgewassen zijn, met raad en daad kunnen bijstaan;

40.   verzoekt de Commissie om de mogelijkheid te onderzoeken om een Europees mechanisme voor overdracht van internationale bescherming in te stellen, onder toezicht van het toekomstig Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken, om bewegingen van vluchtelingen in Europa op hun aanvraag mogelijk te maken en zo de last voor bepaalde lidstaten te verlichten;

41.   verheugt zich over het feit dat de Commissie voornemens is om een studie naar de mogelijkheden tot verbetering van de financiële solidariteit in de EU te laten uitvoeren, en kijkt met belangstelling naar de voorstellen in die zin uit;

42.   spreekt zijn steun uit voor overeenkomsten voor grenstoezicht tussen nationale autoriteiten, de hoge commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties en NGO's in de EU, en toewijzing van middelen uit het Buitengrenzenfonds van de EU;

Samenwerking met derde landen

43.   onderstreept dat er een CEAS moet komen dat volledig bij de doelstellingen en activiteiten voor vluchtelingenbescherming van de EU-instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking aansluit (zoals het Europees Ontwikkelingsfonds, het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten), en de overeenkomsten en partnerschappen tussen de EU en ontwikkelingslanden (zoals de Overeenkomst van Cotonou en het strategisch partnerschap Afrika-EU);

44.   deelt de mening van de Commissie, dat asiel veeleer een integraal onderdeel van ontwikkelingssamenwerking met derde landen als een hulpmiddel voor crisisbeheer is; herhaalt ook dat ontwikkelingssamenwerking − en vooral crisispreventie, toezicht op de rechten van de mens, conflictbeheersing en vredesopbouw − als instrument kan dienen om bevolkingsverplaatsingen te voorkomen; benadrukt daarom dat het CEAS nauw bij het Europees humanitair en ontwikkelingsbeleid moet aansluiten;

45.   ziet naar de evaluatie van de regionale beschermingsprogramma's (RPP) uit, die in 2009 moet plaatsvinden; onderstreept dat de ontwikkeling van dergelijke programma's volledig met nationale en regionale actieplannen en het thematisch programma voor migratie en asiel van het DCI in overeenstemming moet zijn, en in algemenere zin nooit een middel mag zijn om verantwoordelijkheden bij de lidstaten en de EU weg te halen; vraagt de Commissie met aandrang om de overeenkomstige maatregelen van haar verschillende diensten beter te coördineren zodat hun krachten optimaal gebundeld worden, en verslag uit te brengen over de stappen die ze onderneemt;

46.   begrijpt dat het van belang is om de opvangcapaciteit van de landen van eerste asielverlening uit te breiden en op Europees niveau, in nauwe samenwerking met de hoge commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties, een hervestigingsprogramma op te stellen dat gemeenschappelijke criteria en coördinatiewerkwijzen vastlegt;

47.   dringt er ook op aan om de doelmatigheid van de beschikbare fondsen voor maatregelen tegenover derde landen te evalueren, bijvoorbeeld voor bescherming binnen de regio, vooral in het licht van het bekend standpunt van het Parlement dat dergelijke maatregelen bijkomende financiering vergen, en niet herschikking van de ontwikkelingsfondsen;

48.   verzoekt de Commissie om de lidstaten tot ruimere deelname in de wereldwijde pogingen tot hervestiging van vluchtelingen aan te sporen;

49.   neemt met veel belangstelling kennis van het idee om "beschermde inreisprocedures" in te voeren en spoort de Commissie aan om zich over de concrete uitvoeringswijzen en praktische uitwerkingen van dat soort maatregelen te buigen;

50.   wacht met belangstelling op de resultaten van de studie over de gemeenschappelijke behandeling van asielaanvragen buiten het grondgebied van de EU, die de Commissie in 2009 denkt uit te voeren, en waarschuwt tegen elke aanvechting om de lasten van de opvang van asielzoekers en de behandeling van hun aanvragen op derde landen of de hoge commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties af te schuiven;

o
o   o

51.   verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te laten toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, Frontex en de hoge commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties.

(1) PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.
(2) PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.
(3) PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.
(4) PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.
(5) PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 598.
(6) PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 301.
(7) PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 364.
(8) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0385.
(9) PB C 158 van 21.6.2008, blz. 3.
(10) PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44.
(11) Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12).

Laatst bijgewerkt op: 11 maart 2009Juridische mededeling