E050006 - Voorstel voor een aanbeveling over verdere Europese samenwerking op het gebied van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs
In COM(2004)642 presenteert de Europese Commissie vijf concrete aanbevelingen betreffende het hoger onderwijs in Europa om de onderlinge erkenning van de kwaliteitswaarborgingssystemen en beoordelingen te verwezenlijken.
De vijf aanbevelingen zijn:
-
-van alle op het EU grondgebied werkzame instellingen voor hoger onderwijs de invoering of ontwikkeling van stringente interne kwaliteitsborgingmechanismen te eisen
-
-van alle op EU grondgebeid werkzame organisaties voor kwaliteitsborging of accreditatie te eisen dat zij zich bij hun beoordelingen onafhankelijk opstellen, werken met de elementen van kwaliteitsborging die reeds op EU-niveau waren vastgelegd en gebruik maken van een gemeenschappelijke reeks standaarden, procedures en richtlijnen voor de kwaliteitsbeoordelingen.
-
-de organisaties voor kwaliteitsborging en accreditatie aan te sporen in samenwerking met vertegenwoordigende organisaties uit het hoger onderwijs een "Europees register van organisaties voor kwaliteitsborging en accreditatie" in te richten en de voorwaarden voor registratie vast te leggen
-
-op hun grondgebied werkzame instellingen voor hoger onderwijs de mogelijkheid te geven om uit de organisaties voor kwaliteitsborging of accreditatie in het register een organisatie te kiezen die aan hun behoeften en profiel voldoet
-
-de kwaliteitsbeoordelingen van alle organisaties voor kwaliteitsborging en accreditatie uit het Europees register als uitgangspunt te nemen voor besluiten betreffende de goedkeuring en financiering van instellingen voor hoger onderwijs, met inbegrip van besluiten ten aanzien van kwesties als de toekenningsvoorwaarden voor beurzen en studieleningen
De aanbevelingen maken deel uit van de bijdrage van de Europese Commissie aan het "Bolognaproces": de creatie van een coherente Europese Onderwijsruimte als een middel om mobiliteit en employabiliteit in Europa te verzekeren en de internationale competitiviteit en aantrekkelijkheid van het Europese hoger onderwijs in de wereld te verbeteren
In mei 2005 zal hierover een ministeriele conferentie gehouden worden.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
document Europese Commissie
COM(2004)642, d.d. 12 oktober 2004
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
De commissie Europese samenwerkingsorganisaties heeft op 12 april 2005 besloten het onderhavige voorstel onder de aandacht te brengen van de commissie voor Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs.
Op 26 april 2005 heeft de commissie voor Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs besloten dat per brief aan de minister zal worden meegedeeld dat de commissie kan instemmen met de door de regering gekozen lijn t.a.v. de Commissie aanbevelingen. Aan de minister zal worden gevraagd de toegezegde rapportage over de stand van het Bolognaproces aan de commissie te doen toekomen. Voorts vraagt de commissie aandacht voor de positie van "kleine" zaken zoals het Nederlands in de ontwikkeling van een accreditatiestelsel in de Unie.
De brief aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is op 24 mei 2005 verzonden. De brief plus de reactie van de minister zijn gedrukt onder kamerstuknummer 22112, I. Deze reactie plus de bijlagen (bestaande uit een rapport en een communiqué inzake het Bolognaproces) werd geagendeerd tijdens de commissievergadering van 5 juli 2005.
De commissie bedankt de staatssecretaris voor het snel verstrekken van de uitgebreide informatie. Ter voorbereiding op een eventueel beleidsdebat is de commissie voornemens in september 2005 in een mondeling overleg in hoofdlijnen over de ontwikkelingen van het Bolognaproces te spreken.
Op dinsdag 13 september 2005 heeft er een mondeling overleg plaatsgevonden tussen de staatssecretaris en de leden en plv. leden van de commissie Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs. Het verslag van dit mondeling overleg werd op 11 oktober 2005 vastgesteld.
-
overzicht commissie voor wetenschapsbeleid en hoger onderwijs - Gespreksonderwerpen MO staatssecretaris Onderwijs
13 september 2005 -
verslag van een mondeling overleg commissie voor wetenschapsbeleid en hoger onderwijs - 30300 VIII , A
13 september 2005 -
-
-
persbericht Bijlage 1 bij 133267.01 [en] Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 22.112, I
19 mei 2005 -
-
-
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs is een bevoegdheid van de lidstaten. Dit is de reden dat de Europese Commissie heeft gekozen voor het instrument van een aanbeveling, dat is namelijk niet bindend en derhalve is het voorstel conform het proportionaliteitsbeginsel. Ten aanzien van de subsidiariteit geeft de Nederlandse regering te kennen twijfels te hebben, juist omdat het een verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Aan de andere kant is samenwerking tussen de landen en de betrokken instanties noodzakelijk om de internationale samenwerking te bevorderen.
Indien de aanbevelingen alle vijf worden overgenomen dan dient de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gewijzigd te worden.
De opvatting van de Nederlandse regering zoals weergegeven in fiche één over de vijf aanbevelingen is hieronder weergegeven.
De regering is van mening dat de eerste drie aanbevelingen passen binnen de Europese ontwikkelingen voor de invoering van kwaliteitszorg in het hoger onderwijs en ook de daarbij behorende accreditatie in de EU. Daarbij moet echter wel afgevraagd worden wat de definitie is van de accreditatie (de onderwijsinstelling of de opleiding) die de Europese Commissie voorstelt. Binnen deze context is ook de vraag of het gaat om alleen de academische erkenning van de diploma's of wordt er tevens gedoeld op professionele erkenning (toegang tot een bepaald ambt).
De Nederlandse regering kan zich niet vinden in de laatste twee aanbevelingen uit onderhavig voorstel. Ten eerste is de regering van mening dat het niet wenselijk is dat onderwijsinstellingen de volledige vrijheid krijgen om een instantie te kiezen die de kwaliteitszorg waarborgt. Hierbij wordt namelijk het risico gelopen dat de onderwijsinstellingen zullen kiezen voor die instantie die de meest gemakkelijke kwaliteitswaarborg verleent. In Nederland zijn zowel de nationale als buitenlandse Visiterende Beoordelende instanties gerechtigd een beoordeling van de interne kwaliteitszorg te geven, mits deze op de lijst van de onafhankelijke Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie zijn opgenomen.
Ten tweede is de Nederlandse regering van mening dat de Europese Commissie een te snel tijdpad voorziet voor onderlinge afstemming op het gebied van de kwaliteitszorg. Er zijn binnen de EU reeds processen gaande om zoveel mogelijk gebruik te maken van gelijkluidende maatstaven op het gebied van de kwaliteitszorg en ook de accreditatiekaders op elkaar af te stemmen. De Europese Commissie stelt nu een top-down benadering voor om een snellere afstemming te realiseren. De lopende processen, zoals bijvoorbeeld binnen de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie, staan echter een bottum-up benadering voor. Gelijktijdig loopt echter ook het voorstel binnen het Bologna proces om te komen tot een overkoepelend raamwerk voor het hoger onderwijs.
Aanbeveling 2006/143/EG werd op 15 februari 2006 door de Raad en het Europees Parlement ondertekend en gepubliceerd in Pb EU L64 d.d. 4 maart 2006.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
Het Europees Parlement heeft op 13 oktober 2005 een wetgevingsresolutie aangenomen ten aanzien van de onderhavige aanbeveling.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.
Op 6 april 2005 heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité een advies aangenomen met betrekking tot dit voorstel.
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in opdracht van het ministerie van Economische Zaken onderzocht of onderwijs vooral een nationale aangelegenheid moet blijven. Een van de conclusies uit het op 31 juli 2006 gepresenteerde discussiedocument luidt dat schaalvoordelen in het hoger onderwijs geen belangrijke rol spelen. Grotere landen of grotere onderwijsinstellingen leveren niet noodzakelijkerwijs een hogere kwaliteit onderwijs volgens het CPB.
-
Higher education: Time for coordination on a European level? discussiedocument Centraal Planbureau - Nr. 68
1 juli 2006 -