E060025 - Voorstel voor een verordening betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen
In onderhavig voorstel doet de Europese Commissie het voorstel voor een verordening betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen, te weten ingevoerde industrieproducten (niet visserij- en aquacultuurproducten en bepaalde levensmiddelen).
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
Europees
In afwachting van behandeling door het EP.
document Europese Commissie
COM(2005)661, d.d. 16 december 2005
rechtsgrondslag
VwEU artikel 207 lid 2
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties heeft tijdens de vergadering d.d. 5 september 2006 besloten het onderhavige voorstel voor een verordening onder de aandacht te brengen van de commissie voor Economische Zaken.
De commissie Economische Zaken heeft op 17 oktober 2006 besloten het onderhavige dossier voor kennisgeving aan te nemen.
De Nederlandse regering is in fiche vijf van mening dat het voorstel wel voldoet aan het sunsidiairiteitsprincipe, maar niet aan het proportionaliteitsbeginsel. De regering stelt allereerst dat oorsprongsmerking een handelspolitiek instrument is en derhalve het voorstel zal bijdragen aan de voltooiing van de interne markt. Ook lijkt harmonisatie op Europees niveau wenselijk gelet op de uiteenlopende nationale systemen en vereisten.
De proportionaliteit wordt door de regering als negatief beoordeeld, omdat het verplicht maken van een made in-aanduiding niet automatisch zal leiden tot geen misbruik of misleiding; een dergelijk label zal ook te vervalsen zijn. Ook plaatst de regering vraagtekens bij het belang van de consument: de Europese Commissie is van mening dat de consument belang heeft bij een oorsprongsmerking, de regering is van mening dat dit in meerdere consumentenonderzoeken niet onomstotelijk is vast komen te staan.
De regering concludeert in fiche vijf dan ook dat het onderhavige voorstel van de Europese Commissie als niet zinvol moet worden beschouwd. Daarvoor worden enkele argumenten gegeven: het voorstel leidt niet tot administratievermindering en lastenvermindering in het bedrijfsleven; het voorstel is volgens de regering niet noodzakelijk gebleken in consumentenonderzoeken; de handhaafbaarheid en controleerbaarheid van het voorstel lijkt moeilijk te worden en tenslotte stelt de regering dat de Nederlandse textiel- en kledingindustrie een verplicht oorspongsmerkings-systeem niet vruchtbaar acht.
In het verleden hebben een aantal informele discussiedocumenten gecirculeerd over het mogelijk verplichten van oorsprongsvermelding, het zogenaamde made in- label, op een eindproduct. daarbij ging het steeds om textielproducten. Deze hebben nooit tot formele agendering in de Raad geleid.
Dit voorstel wijkt sterk af van voorgaande informele discussiedocumenten. Het voorstel richt zich op het verplicht maken van een originemerk, of ook wel made in-label, op een beperkt aantal industriële producten (o.a. kleding, keramiek, schoenen) voor import van buiten de EU (uitgezonderd kandidaatlidstaten en staten onder een associatieverdrag met de EU).
De doelstellingen achter het voorstel zijn:
-
1.vervalsing of misleiding van origine-indicaties te verminderen
-
2.meer duidelijkheid over de origine van een product te verschaffen voor consumenten
-
3.het level-playing-field voor Europese bedrijven te herstellen door net als belangrijke handelspartners als de VS en Japan oorsprongsmerking voor importen te verplichten.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.