E090006 - Voorstel voor een richtlijn (Euratom) inzake een gemeenschappelijk kader voor nucleaire veiligheid
Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.
document Europese Commissie
COM(2008)790, d.d. 26 november 2008
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
Richtlijn 2009/71/EG dient voor 22 juli 2011 geïmplementeerd te zijn. Hiertoe zal het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen gewijzigd worden.
Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-richtlijnen, stand per 1 juli 2011
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties heeft op 27 januari 2009 besloten onderhavig voorstel onder de aandacht te brengen van de commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen,Wijken en Integratie (VROM/WWI).
De commissie VROM/WWI heeft het onderhavige voorstel op 17 maart 2009 besproken en voor kennisgeving aangenomen.
De subsidiariteitstoets in het BNC-fiche is positief. De lidstaten kunnen een Europees nucleair veiligheidsbeleid niet zelf realiseren. Het voorstel om te komen tot een gezamenlijk Europees nucleair veiligheidsbeleid wordt door Nederland met instemming begroet. De proportionaliteitstoets is ook positief. De richtlijn beoogt om tot een ondergrens voor een Europees level-playing field voor nucleaire veiligheid te komen, waarbinnen alle lidstaten met een nucleair programma een hoog veiligheidsniveau voor hun nucleaire inrichtingen in acht nemen. Het voorstel stelt gemeenschappelijke basisprincipes vast, maar geeft lidstaten ook de ruimte voor verdere nationale invulling. Dit geldt zowel voor de beslissing om al dan niet een nucleair programma in Nederland toe te passen, als om nationaal strengere aanvullende eisen aan de nucleaire veiligheid te kunnen stellen. Een ander voordeel van deze richtlijn is dat er verplichtingen voor de lidstaten in het leven worden geroepen, die met andere, meer op vrijwilligheid gebaseerde middelen, niet kunnen worden gerealiseerd.
Het doel van het voorstel is het tot stand brengen van een communautaire aanpak voor het in stand houden, ontwikkelen en constant verbeteren van de nucleaire veiligheid in Europa en het vergroten van de rol van de nationale autoriteiten op dat gebied.
De toepassinggebieden van de richtlijn zijn: het ontwerpen, vestigen, bouwen, onderhouden, in werking brengen en houden en het buiten bedrijf stellen en ontmantelen van bestaande en nieuwe nucleaire inrichtingen. Het behoud van veiligheid moet gewaarborgd worden door onafhankelijke lichamen binnen de lidstaten die belast zijn met vergunningverlening alsmede het toezicht op regels en vergunningen in die landen.
De Richtlijn beoogt het vaststellen van gemeenschappelijke veiligheidsbeginselen maar de lidstaten zijn vrij om zelf te beslissen al dan niet een nucleair programma op hun grondgebied toe te passen (art 1.4) en om eventueel verdergaande maatregelen te treffen ter bevordering van nucleaire veiligheid (art 10).
De bijbehorende impact assessment beschrijft vier beleidsopties. Deze opties lopen uiteen van het behoud van de status-quo (er is geen Europees gezamenlijk beleid) tot het vaststellen van internationale erkende nucleaire veiligheidsprincipes, aangevuld met veiligheidsaanbevelingen voor nieuwe installaties door lidstaten zelf ontwikkeld op basis van het principe van continue verbetering.
De keuze van het assesment valt op de laatst beschreven optie, die dan ook verder wordt uitgewerkt in de richtlijn. Wel wordt aangedrongen op een verdere verduidelijking van de noodzaak van deze richtlijn, gegeven hetgeen reeds is en wordt gedaan op het gebied van nucleaire veiligheid door de Western European Nuclear Regulators Association (WENRA), het IAEA en meer in het bijzonder de door dit Agentschap vastgestelde 'Safety Fundamentalsen het Verdrag nucleaire veiligheid. Het assessment beschrijft verder de uitgebreide consultaties met de betrokken stakeholders (o.a. het Europees Parlement en het European Nuclear Energy Forum), die allen positief tegenover het voorstel staan.
Richtlijn 2009/71/EG werd tijdens de Milieuraad van 25 juni 2009 formeel aangenomen en gepubliceerd in Pb EU L172 van 2 juli 2009.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
Op 22 april 2009 heeft het Europees Parlement een wetgevingsresolutie aangenomen over onderhaveig voorstel.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.