E090135 - Voorstel tot uitbreiding van bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen
Er wordt al jaren gesproken over de verbetering van de rechten van derdelanders, met als inzet die rechten zoveel mogelijk gelijk te stellen aan de rechten van EU-burgers. Er lag al een eerder voorstel van de EC om verordening 1408/71 te verruimen tot derdelanders, maar er werd geruime tijd gediscussieerd over de juiste rechtsgrondslag daarvoor.
Nu is komen vast te staan mede in het licht van jurisprudentie van het HvJ EG d.d. 11-10-2001 (C-95/99) - dat artikel 63, lid 4 gebruikt moet worden als rechtsbasis ('maatregelen waarin de rechten en voorwaarden worden omschreven volgens welke onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, in andere lidstaten mogen verblijven".) Gezien deze rechtsbasis geldt (nog) het instemmingsrecht van het Nederlandse parlement.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
Europees
Verordening (EG) nr. 859/2003 is gepubliceerd in Pb EU L 124 van 20 mei 2003.
document Europese Commissie
COM(2002)59, d.d. 6 februari 2002
commissie Eerste Kamer
beleidsterreinen
Op 15 april 2003 heeft de Eerste Kamer ingestemd.
Op 19 maart 2003 werden door de VVD-fractie aanvullende vragen gesteld, n.a.v. de beantwoording d.d. 12 maart 2003, waarop op 7 april 2003 een antwoord volgde. De staatssecretaris geeft voorbeelden van uitwerking van de Europese coördinatieregels en schrijft dat verschil in behandeling jegens legaal in de Unie verblijvende derdelanders hun arbeidsmobiliteit in de EU belemmert. Zoals het kabinet aangaf in zijn reactie op het SER-advies "Arbeidsmobiliteit in de EU" van 16 februari 2001, is de totale migratie binnen de EU, de zogenaamde intramigratie, zeer klein. Het wegnemen van een mobiliteitsbelemmerende factor voor onderdanen van derde landen zal een te verwaarlozen verhoging van arbeidsmobiliteit van deze groep tot gevolg hebben.
De EK heeft op 18 februari 2003 besloten dat instemming vooralsnog niet kan worden verleend aan de door de staatssecretaris van SZW voorgelegde ontwerpverordening. De bijzondere commissie voor de JBZ-Raad en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben de staatssecretaris schriftelijk om een toelichting gevraagd.
-
brief minister met toelichting SV/V&V/03/24437a Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 23.490, 8o (V)
7 april 2003 -
-
brief minister met toelichting SV/V&V/03/17546a Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 23.490, 8o (III)
12 maart 2003 -
De Tweede Kamer heeft de 15-dagen termijn laten verstrijken zonder vragen te stellen of opmerkingen te plaatsen.
De regering is van oordeel dat legaal in de Unie verblijvende derdelanders net als Unieburgers over dezelfde rechten t.a.v. sociale zekerheid kunnen beschikken en dat de opgebouwde rechten worden gecoördineerd bij verplaatsing naar een andere lidstaat. Overigens blijven de nationale wetgevingen inzake toegang onverkort van toepassing op deze groep derdelanders.
De regering geeft ook aan dat dit initiatief past in de voornemens van Tampere om de de rechten van langdurig gevestigde derdelanders te versterken.
Op 6 februari 2002 heeft de EC dit voorstel ingediend, dat in de Sociale Raad behandeld zal worden, maar raakvlak heeft met JBZ, omdat het gaat om vreemdelingen (de rechtsgrondslag is artikel 63, lid 4 EG-verdrag). Verordening 1408/71 regelt de coördinatie op communautair niveau van de sociale zekerheidsregelingen.
De verordening is nu van toepassing op EU-onderdanen die gebruik maken van het recht op vrij personenverkeer en hun gezinsleden (ook indien die derdelander zijn) en op vluchtelingen en staatlozen. Het voorstel past in het sedert 1997 vastgelegde non-discriminatiebeleid en het beleid gericht op de verbetering van de integratie van derdelanders.
Inmiddels is er een richtlijn gelijke behandeling vastgesteld en wordt gestreefd naar het verbeteren van de rechtspositie van derdelanders die legaal in een van de lidstaten van de EU verblijven. De EC heeft vorig jaar een ontwerprichtlijn ingediend gericht op het realiseren van een duidelijke rechtspositie voor derdelanders die al geruime tijd in een lidstaat gevestigd zijn.
Zij zouden ook het recht moeten krijgen om in andere lidstaten te gaan werken of studeren. Zo'n verruiming van hun recht op vrij personenverkeer impliceert een bijwerking van de onderhavige verordening, omdat de coördinatie van sociale zekerheidsregelingen hun mobiliteit ondersteunt.
De ontwerpverordening kent drie artikelen. In artikel 1 wordt de werkingssfeer uitgebreid naar alle derdelanders die legaal in de EU verblijven en zich rechtmatig binnen de gemeenschap verplaatsen. In artikel 2 worden overgangsbepalingen vastgesteld. Artikel 3 regelt de datum van inwerkingtreding.
Sociale Raad 3 juni 2002
De Sociale Raad kwam op basis van een compromis van het voorzitterschap een algemene oriëntatie overeen aangaande de tekst van de verordening tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot onderdanen van derde landen die legaal in de Gemeenschap verblijven en enkel door hun nationaliteit nog niet onder die bepalingen vallen. Zodra het Europees Parlement advies heeft uitgebracht, zal de Raad de tekst in één van de komende zittingen formeel kunnen aannemen.
De compromistekst komt voornamelijk tegemoet aan de verzoeken van twee delegaties om hun huidige praktijk, waarbij de status van onderdanen van derde landen niet geheel gelijk is aan die van de communautaire onderdanen, te mogen handhaven. Het compromis bevat derhalve voor die delegaties - relatief beperkte - afwijkingen, met betrekking tot het opnemen van gezinsbijslagen in het materiële toepassingsgebied van de verordening.
In de Raad van 3 december 2001 en ER van 14/15 december 2001 (punt 29 conclusies) werd een politiek akkoord bereikt om derdelanders onder de werking van verordening 1408/71 te brengen. Jammer is wel dat bij deze rechtsgrondslag het VK, Ierland en Denemarken niet meedoen (tenzij opt-in VK en Ierland).
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
-
SV/V&V/03/11546b instemmingsverzoek Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 23490, 8o (I)
12 februari 2003
Op 21 november 2002 heet het Europees Parlement een wetgevingsresolutie uitgebracht m.b.t. deze ontwerpverordening.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.