E090328 - Verordening tot instelling van een financieel instrument ten behoeve van civiele bescherming
Beschikking 2007/162/EG is aangenomen tijdens de Raad Algemene Zaken van 5 maart 2007 en gepubliceerd in Pb EU L71 van 10 maart 2007.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
document Europese Commissie
COM(2005)113, d.d. 6 april 2005
rechtsgrondslag
Euratom-Verdrag artikel 203 en EG-Verdrag artikel 308
commissie Eerste Kamer
beleidsterreinen
verwante dossiers
Op 3 oktober 2006 heeft de Eerste Kamer gesteld dat de inzet van de regering wordt gedeeld.
De bijzondere commissie voor de JBZ-Raad heeft het voorstel geagendeerd op 27 september 2005. De commissie steunt het door de regering opgeworpen subsidiariteitsbezwaar ten aanzien van de ontwerpverordening tot instelling van een instrument voor snelle respons en paraatheid bij ernstige noodsituaties, doch wenst dit niet expliciet schriftelijk te bevestigen (tenzij de commissie Financiën dit wel zou doen).
De commissie Europese samenwerkingsorganisaties heeft op 6 september 2005 besloten het Voorstel voor een verordening over het solidariteitsfonds (E050067) in combinatie met onderhavige verordening onder de aandacht te brengen van de commissies voor Financiën en de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad.
De Nederlandse regering is van mening in fiche vijf dat het voorstel voor onderhavige verordening niet volledig conform het subsidiariteitsbeginsel is. Indien een ramp zich daadwerkelijk voordoet moet er sprake zijn van financiële solidariteit binnen de EU en moet er gebruik kunnen worden gemaakt van bilaterale verbanden. Vanuit dit oogpunt worden vraagtekens geplaatst bij de toegevoegde waarde (van financiering) op Europees niveau. Mogelijk is het meer wenselijk per actie te bezien in hoeverre Europees handelen van toegevoegde waarde is.
Dezelfde twijfels heeft de Nederlandse regering bij het samenhangend voorstel voor de verordening inzake het Europees Solidariteitsfonds.
In de aanloop naar de Financiële Perspectieven 2007-2013 heeft de Europese Commissie opgeroepen tot Europees handelen ten behoeve van een gezamenlijke (efficiënte en gecoördineerde) respons op crisissituaties ontstaan door verschillende oorzaken. Hiervoor heeft de EC twee separate voorstellen gedaan, te weten de onderhavige "Verordening tot instelling van een instrument voor snelle respons en paraatheid bij ernstige noodsituaties" (COM(2005)113) en het "voorstel tot wijziging van de verordening van het Solidariteitsfonds" (E050067).
Binnen de EU bestaat het communautair mechanisme voor de coördinatie van interventies op het gebied van civiele bescherming in noodsituaties. Hiermee kan financiële steun aan activiteiten en maatregelen worden gegeven ter voorbereiding en reactie op grote rampen, ongeacht de oorzaak. Indien een noodsituatie zich voordoet is gebleken dat de instanties voor de civiele bescherming een cruciale rol vervullen ten behoeve van o.a. de beheersing en verzachting van de gevolgen, maar ook bij de beperking van economische, materiele en milieuschade. De doeltreffendheid van dit optreden is afhankelijk van de paraatheid. De EC stelt in het voorstel dat de doeltreffendheid (plus effectiviteit en efficiency) vergroot kan worden door een bundeling van middelen op Europees niveau en wederzijdse assistentie. Bovendien kan een gecoördineerd optreden in het voordeel zijn van de bevolking, de lokale overheden, de eigendommen en het milieu.
De acties die onder het mechanisme gefinancierd kunnen worden bij aanname van onderhavige verordening vallen onder een breder kader. In het kader van de paraatheid kunnen de volgende acties gefinancierd worden: opleiding, oefening, workshops, uitwisseling van personeel en deskundigen; totstandbrenging en onderhoud van veilige communicatiesystemen en communicatievoorzieningen; studies, onderzoeken, opstelling van modellen, scenario's en noodplannen; assistentie bij de capaciteitsopbouw; demonstratieprojecten; technologieoverdracht; bewustmaking- en voorlichtingsacties; beschikbaarstellingen van adequate middelen en uitrusting; toezicht en evaluatie.
In het kader van de snelle respons kunnen de volgende acties worden gefinancierd: vervoer en logistieke ondersteuning voor deskundigen, contactpersonen, waarnemers, interventieteams, uitrusting en mobiele voorzieningen; mobilisering en uitzending van deskundigen, contactpersonen en waarnemers; mobilisering op de korte termijn van adequate middelen en uitrusting.
De acties die vallen onder deze nieuwe verordening kunnen alleen ingezet worden in de EU-lidstaten en andere landen die deelnemen aan het mechanisme voor civiele bescherming, te weten Bulgarije, Roemenië, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.
JBZ-Raad van 4/5 december 2006 (agendapunt B19)
De Raad slaagde er niet in om overeenstemming te bereiken over het voorstel voor een verordening. Enkele lidstaten (waaronder Nederland) verzetten zich tegen het voorliggende compromisvoorstel dat zou leiden tot 50% gemeenschappelijke financiering van transportkosten. Het dossier werd terugverwezen voor bespreking in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers.
JBZ-Raad van 5 oktober 2006 (agendapunt B5)
De Raad voerde een discussie over het financieel instrument waarmee de EU-activiteiten voor civiele bescherming worden gefinancierd. Het voornaamste discussiepunt betrof de vraag of het voorstel een regeling dient te bevatten voor gemeenschappelijke financiering van uitrusting en transport van hulpgoederen. De noordelijke lidstaten, waaronder Nederland, zijn tegen met als argument dat de hoofdverantwoordelijkheid bij de lidstaten ligt om de kwaliteit van de civiele bescherming te waarborgen. De zuidelijke lidstaten zijn voorstander. Een onafhankelijke analyse van het transportprobleem moet volgens de noordelijke lidstaten worden uitgevoerd om tot het inzicht te komen wat de juiste oplossing is.
De Raad slaagde er niet in om overeenstemming te bereiken en het dossier werd terug-verwezen voor behandeling naar het Comité van permanente vertegenwoordigers. De voorzitter concludeerde vervolgens dat er bij de lidstaten de politieke wil bestaat om eruit te komen.
Blijkens de geannoteerde agenda is de Raad verdeeld over het onderhavige voorstel. De noordelijke lidstaten zijn overwegend tegen de gemeenschappelijke financiering van de civiele bescherming, terwijl de zuidelijke lidstaten hier wel een voorstander van zijn.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
Op 14 maart 2006 is het verslag aangenomen tijdens de plenaire vergadering van het EP.
Op 6 februari 2006 heeft de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid een verslag vastgesteld ten aanzien van het instrument. Voorgesteld wordt, onder andere, niet alleen natuurrampen, maar ook industriële of technologische rampen, waaronder vervuiling van de zee of terroristische aanslagen, onder het instrument te laten vallen. Daarnaast breidt de rapporteur het toepassingsgebied nog verder uit: volgens de Europese Commissie moeten in het geval van ernstige rampen "mensen, milieu en bezit" worden beschermd. De rapporteur voegt hieraan toe de bescherming van de volksgezondheid, de openbare veiligheid en het culturele erfgoed.
Rekening houdend met de uitbreiding van het toepassingsbereik en met de wens het instrument ook buiten de EU in te zetten verhoogt de rapporteur de middelen van €173 mln. voor de periode 2007-2013 dan ook tot € 278 mln.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.