E110098 - Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument
Het onderhavige voorstel stelt een aantal wijzigingen voor in het Europees nabuurschapsinstrument (ENB) naar aanleiding van een analyse van de veranderingen in de betrekkingen tussen de EU en haar buurlanden en de ontwikkelingen sinds de opzet van het ENB.
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
nationaal
De commissie heeft het voorstel op 31 januari 2012 voor kennisgeving aangenomen.
Europees
Op 7 december 2011 publiceerde de Europese Commissie onderhavig voorstel voor een verordening.
document Europese Commissie
COM(2011)839, d.d. 7 december 2011
rechtsgrondslag
Artikel 209(1) en artikel 212(2) van het Verdrag betreffende de werking van de EU
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
De commissie heeft het voorstel op 31 januari 2012 voor kennisgeving aangenomen.
De commissie besloot op 17 januari 2012 dat zij de procedure aan zal houden tot 31 januari 2012 en besluit informatie omtrent de behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer bij de hernieuwde procedure te betrekken.
Naar aanleiding van het wekelijks overzicht gepubliceerde voorstellen heeft de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties op 20 december 2011 besloten dat zij na het kerstreces de procedure voor behandeling van dit voorstel wil bespreken.
Het betreffende BNC-fiche werd geagendeerd voor een algemeen overleg met de minister van Buitenlandse Zaken dat plaatsvond op 16 februari 2012.
De commissie Buitenlandse Zaken heeft in haar procedurevergadering van 19 januari 2012 besloten dat het betreffende BNC-fiche over dit voorstel voor een verordening inzake het Europees Nabuurschapsinstrument geagendeerd zal worden voor een komend algemeen overleg voorafgaand aan de Raad Buitenlandse Zaken.
-
Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 16 februari 2012, inzake de Raad Buitenlandse Zaken Ministerie van Buitenlandse Zaken - 21.501-02, TK, 1129
7 maart 2012
De Nederlandse regering geeft in het BNC-fiche onder andere een positief subsidiariteitsoordeel. Dat een percentage van de Nederlandse ODA-middelen via Europa wordt gekanaliseerd is gerechtvaardigd, om de volgende redenen. Alleen in internationaal verband kan Nederland het hoofd bieden aan mondiale uitdagingen als klimaatverandering, eerlijke handel, armoedebestrijding, migratievraagstukken, het versterken van fragiele staten en het opvangen van de negatieve gevolgen van de financiële crisis. De Europese Unie is aangewezen namens zijn lidstaten te handelen: Nederlandse belangen vallen hier samen met Europese belangen. Op die manier wordt een steeds groter deel van het Nederlands buitenlands beleid in Europees kader gevoerd. De EU legt een groter gewicht in de schaal in de politieke dialoog met derde landen dan Nederland alleen zou kunnen en heeft meer invloed.
Er wordt echter wel een negatief proportionaliteitsoordeel gegeven. De Nederlandse regering wenst een sobere EU-begroting. Deze soberheid wil Nederland ook terugzien bij de instrumenten van het extern beleid van de Unie. Nederland kan billijken dat er niet wordt bezuinigd op prioritaire instrumenten, of dat uitgaven voor deze instrumenten zelfs licht stijgen. Voor Nederland zijn prioritaire instrumenten het nabuurschapsbeleid (ENI), het instrument voor stabiliteit (IFS) en het instrument ter bevordering van democratie en mensenrechten (EIDHR). Overall wenst Nederland ook binnen Categorie IV een daling van uitgaven te zien. Deze kan worden verwezenlijkt door kortingen op het pre-accessie instrument (IPA). Het is niet wenselijk dat Turkije (met groeipercentages die die van de EU ver overstijgen) ieder jaar opnieuw de grootste ontvanger van EU ontwikkelingssamenwerking is. Dat moet minder en dat kàn ook minder. Hetzelfde geldt voor het instrument voor ontwikkelingssamenwerking voor landen in Azië en Latijns-Amerika (DCI). Nu de Commissie voorstelt de hulp aan hogere middeninkomenslanden te stoppen, en nu een politieke toets voor begrotingssteun tot een selectievere inzet van dit instrument zou moeten leiden (Nederland is voorstander van zowel de gedifferentieerde aanpak als van conditionaliteit vooraf bij het verlenen van begrotingssteun), moeten binnen het DCI middelen overblijven . Kortom de stijging die de Commissie voorstelt voor alle instrumenten is niet in overeenstemming met de Nederlandse inzet voor een sobere EU-begroting. Nederland zal hier tijdens de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader dan ook aandacht voor vragen.
-
brief inzake 15 bnc-fiches Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112; 33.170, EK 22.112 / 33.170, FF
13 januari 2012
Het onderhavige voorstel stelt een aantal wijzigingen voor in het Europees nabuurschapsinstrument (ENB) naar aanleiding van een analyse van de veranderingen in de betrekkingen tussen de EU en haar buurlanden en de ontwikkelingen sinds de opzet van het ENB.
Het ENB is in 2004 ontwikkeld en heeft betrekking op zestien partners in de landen ten oosten en ten zuiden van de EU, namelijk Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Moldavië, Oekraïne, de Palestijnse gebieden, Syrië en Tunesië. In het kader van het ENB biedt de EU haar buren een geprivilegieerde relatie die is gebaseerd op de inzet voor gemeenschappelijke waarden en beginselen zoals democratie en mensenrechten, de rechtsstaat, goed bestuur, de markteconomie en duurzame ontwikkeling, waaronder klimaatmaatregelen. Het beleid omvat ook politieke associatie en diepere economische integratie, meer mobiliteit en intensievere contacten tussen mensen.Volgens de Europese Commissie zijn de belangrijkste elementen van het voorstel (in vergelijking met het huidige instrument):
-
-toepassing van het "meer voor meer"-beginsel en wederzijdse verantwoordingsplicht,
overeenkomstig de nieuwe visie op het ENB, met name door bepalingen inzake
differentiatie van de financiële toewijzingen en het programmeringsproces, waar
nodig;
-
-aanpak van de complexiteit en de duur van het programmeringsproces om het
gestroomlijnder, korter en beter gefocust te maken, met name voor ENB-partners die
samen met de EU strategische prioriteiten hebben vastgelegd in actieplannen of
daarmee vergelijkbare documenten;
-
-stroomlijning van het instrument, waarbij de flexibiliteit van het instrument in
evenwicht wordt gebracht met de concentratie op beleidsdoelstellingen en
belangrijke samenwerkingsterreinen;
-
-aanpassing van de uitvoeringsbepalingen en meer samenhang tussen de instrumenten
voor extern optreden;
-
-verbetering van de bepalingen inzake grensoverschrijdende samenwerking, zodat
deze programma's doeltreffender en sneller kunnen worden uitgevoerd;
-
-nauwere koppeling met interne instrumenten en beleidslijnen, onder andere door
meer samenwerking met de Commissie in de programmeringsfase en, waar mogelijk,
het gebruik van mechanismen om begrotingsmiddelen voor intern en extern beleid te
bundelen;
-
-rekening houden met de zich ontwikkelende relatie met Rusland door aanpassing van
de bepalingen inzake de toegang tot ENI-financiering voor Rusland overeenkomstig
de specifieke status van Rusland als buurland en strategische partner van de EU.
-
Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument commissievoorstel Europese Commissie - COM(2011)839
7 december 2011 -
-
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.