Eerste Kamer stelt procedure inzet parlementair voorbehoud vast



Het College van Senioren van de Eerste Kamer heeft ingestemd met een notitie slot-icoon van de vaste commissies voor Europese Samenwerkingsorganisaties en voor de JBZ-Raad over de wijze waarop de Eerste Kamer invulling kan geven aan de mogelijkheid tot het inroepen van een zogenaamd parlementair voorbehoud. Artikel 4 van de Rijkswet tot goedkeuring van het Verdrag van Lissabon voorziet in deze mogelijkheid, maar biedt geen uitgewerkt kader voor wat betreft de toepassing van dit instrument. In de notitie wordt opgemerkt dat het nieuwe instrument slechts relatieve meerwaarde heeft boven de instrumenten die de Kamer in het licht van haar controletaak en de grondwettelijke informatieplicht van de regering bij toepassing van de ‘nieuwe Europese werkwijze’ ten dienste staan om invloed uit te oefenen op de inzet van de regering in de onderhandelingen in Raadsverband.

Inzake de (frequentie van) toepassing van artikel 4 wordt in de notitie de opvatting gehuldigd dat de Kamer slechts in bijzondere gevallen de weg van dit artikel volgt. Artikel 4 wordt alleen benut wanneer er aanleiding is informatiebehoeften op bijzondere wijze kracht bij te zetten, dan wel van meet af aan een zeer duidelijk signaal af te geven dat de Kamer (al dan niet in lijn met de regering) geenszins op voorhand akkoord kan gaan met een Europees wetgevingsvoorstel. Het voorbehoud kan in beginsel eindigen wanneer het door artikel 4 voorgeschreven overleg met de regering, dat binnen een termijn van vier weken dient plaats te vinden, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De Kamer behoudt zich nadrukkelijk het recht voor om van deze handelwijze af te wijken indien de Kamer voor adequate behandeling van een Europees voorstel verlenging van de duur van het voorbehoud noodzakelijk acht.


Deel dit item: