De Eerste Kamer heeft dinsdag 2 april gesproken over het initiatiefwetsvoorstel van Tweede Kamerlid Van der Staaij. Het wetsvoorstel betreft een wijziging van de Grondwet waarmee wordt geregeld dat de goedkeuring en wijziging van EU-verdragen moeten plaatsvinden met een tweederde meerderheid van stemmen in beide Kamers der Staten-Generaal. Nu is een gewone meerderheid nog toereikend. Naast Van der Staaij nam ook minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties namens de regering deel aan het debat. Zij trad op als adviseur van de Kamer. Volgende week, dinsdag 9 april, stemt de Kamer over het voorstel.
Het debat was de voortzetting in derde termijn van het debat dat op 24 januari 2017 was aangehouden op verzoek van de Eerste Kamer. Tijdens dat debat werd de motie-Duthler c.s. aangenomen waarin de Kamer het wenselijk achtte de toen nog in te stellen staatscommissie Parlementair Stelsel te verzoeken om het instrument van het invoeren van een gekwalificeerde meerderheid van uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring en wijziging van EU-verdragen te betrekken en de verdere behandeling van het wetsvoorstel aan te houden totdat de in te stellen staatscommissie haar rapport zou hebben uitgebracht.
In het debat in derde termijn gingen de woordvoerders dan ook vooral in op de aanbeveling die de staatscommissie in haar rapport heeft gedaan ten aanzien van dit wetsvoorstel. De aanbeveling werd door de verschillende fracties verschillend uitgelegd. Een deel van de Kamer las in de aanbeveling van de staatscommissie steun voor het initiatiefwetsvoorstel, terwijl een ander deel van de Kamer van mening was dat de staatscommissie geen keus maakt en daarmee ruimte laat voor het voorstel. Nog een ander deel pleit voor het volgen van de aanbeveling van de staatscommissie om de regering met een voorstel te laten komen voor verruiming van het betreffende artikel 91, lid 3 van de Grondwet, opdat voor meer goedkeuringswetten een meerderheid in beide Kamers nodig is.
Dit verschil in interpretaties bracht senator Van Dijk (SGP) ertoe aan het einde van het debat opnieuw om aanhouding te vragen. Hij legde aan de Kamer voor om eerst nog met de leden van de staatscommissie van gedachten te wisselen over hun aanbeveling alvorens tot stemming over te gaan. Voor dit voorstel bleek geen meerderheid. Stemming over het wetsvoorstel vindt daarom dinsdag 9 april plaats.
Over het wetsvoorstel
Dit wetsvoorstel werd oorspronkelijk mede-ingediend door het Tweede Kamerlid Herben (LPF). Sinds 2007 verdedigt het Tweede Kamerlid Van der Staaij (SGP) het alleen. Het wetsvoorstel beoogt via een wijziging van de Grondwet te regelen dat de goedkeuring en wijziging van EU-verdragen moet plaatsvinden met een tweederde meerderheid van stemmen in beide Kamers der Staten-Generaal. Op het vereiste van een tweederde meerderheid wordt een uitzondering gemaakt indien het verdrag uitsluitend voorziet in het overdragen van bevoegdheden van de Europese Unie aan het Koninkrijk en/of aan de andere lidstaten. In een dergelijk geval volstaat een gewone meerderheid.
De (wijzigingen van de) verdragen van Europese Unie worden grondwettelijk nog steeds beschouwd als oprichtingsbepalingen van een gewoon volkenrechtelijk samenwerkingsverband. Met dit voorstel krijgen de Kamers meer zeggenschap bij de goedkeuring en wijziging van EU-verdragen, besluiten tot vereenvoudigde wijziging en verdragen tot toetreding van nieuwe lidstaten. Volgens de initiatiefnemer wordt met een procedure van twee lezingen recht gedaan aan de wijze waarop de EU ingrijpt in nationale wetgeving.
Het betreft de behandeling in eerste lezing van het wetsvoorstel.
Impressie van het debat
Senator Van Hattem (PVV) toont zich overtuigd voorstander van dit voorstel. Hij noemt de motie-Duthler twee jaar geleden een 'onnodige vertraging'. Van Hattem ziet een tweederde meerderheid voor goedkeuring van Europese verdragen als een buffer. De PVV-senator is van mening dat de Staatsommissie Parlementair Stelsel op dit punt niet echt iets heeft opgeleverd. Volgens Van Hattem is het daarom hoog tijd om dit voorstel aan te nemen.
Volgens senator Engels (D66) is het wetsvoorstel onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende consistent. Zijn fractie neemt het advies van de Staatscommissie over dat een ruimere uitleg van het grondwetsartikel nodig is. Engels roept de regering op het initiatief daartoe te nemen. De D66-senator is het echter niet eens met de Staatscommissie dat als de regering niet kiest voor een ruimere uitleg van art. 91, lid 3 GW, alsnog het initiatiefvoorstel tot uitgangspunt zou moeten worden genomen.
Senator Van Dijk (SGP) noemde het lange traject van dit wetsvoorstel (13 jaar) een 'bliksemactie' in termen van de 100-jarige SGP. Volgens Van Dijk maakt het wetsvoorstel een einde aan de onevenwichtigheid dat het Nederlands parlement met een simpele meerderheid nationale bevoegdheden kan overdragen aan de EU. Hij leest in het rapport van de Staatscommissie een steun in de rug voor het wetsvoorstel.
GroenLinks-senator Strik is nog altijd tegen het wetsvoorstel. Voor GroenLinks was het niet nodig geweest het rapport van de Staatscommissie af te wachten. Nu dat er wel ligt heeft de fractie overwogen of hun standpunt door het rapport beïnvloed is. Dat is echter niet het geval.
De PvdA-fractie kan zich bij monde van senator Sini vinden in de aanbevelingen van de Staatscommissie. Om die reden vindt hij het voorstel-Van der Staaij overbodig. De PvdA-fractie is verrast door het voorstel van de Staatcommissie om - wanneer haar voorstel niet wordt - overgenomen toch het voorliggende initiatiefvoorstel aan te nemen. De bezwaren van de PvdA-fractie uit januari 2017 blijven overeind, aldus Sini, en de fractie zal dan ook tegen het wetsvoorstel stemmen.
ChristenUnie-senator Bikker stelt dat de Grondwet op dit moment geen effectieve bepaling heeft en noemt artikel 91, lid 3 'zeer restrictief'. Het wringt volgens Bikker bij ingrijpende Europese voorstellen. Volgens de ChristenUnie maakt de Staatscommissie geen keus, maar geeft ze wel een richting. Nu meerdere staatscommissies geen beter voorstel hebben kunnen doen dan dit initiatiefwetsvoorstel, steunt de ChristenUnie aanpassing van de Grondwet.
Senator Köhler (SP) stelt dat de vraag die voorligt is of je voor of tegen verdere afdracht van soevereiniteit bent. De SP is tegen verdere afdracht en daarom vóór dit wetsvoorstel. Volgens Köhler voorziet het initiatiefvoorstel in het opnemen van een vierde lid in artikel 91 Grondwet. De SP-fractie gaat hiermee verder dan het advies van de Staatscommissie.
Volgens CDA-senator Knapen levert het rapport van de Staatcommissie amper nieuwe inzichten op met betrekking tot dit onderwerp. Hij vraagt de initiatiefnemer waarom dit wetsontwerp alleen Europese verdragen betreft. Volgens Knapen gaat het in dit voorstel niet om een principe maar om een richting. Wanneer de EU bevoegdheden overhevelt naar de lidstaten is dit voorstel immers niet van toepassing.
Senator Ten Hoeve (OSF) betoogt dat het voor de hand ligt dat beslissingen ten aanzien van zaken die in Europees verband geregeld moeten worden op dezelfde manier worden geregeld als andere voorstellen, behalve wanneer het gaat om afwijking van de Grondwet. Volgens de OSF-senator kan het binden van de ontwikkeling van Europa in bepaalde aspecten aan een tweederde meerderheid te makkelijk leiden tot blokkeren van verdere ontwikkeling.
Volgens VVD-senator Duthler deelt haar fractie de zorg over democratische legitimiteit van de Europese Unie. Senator Duthler betoogt dat de Staatscommissie stelt vast dat het initiatiefwetsvoorstel niet beantwoordt aan het doel. De VVD-fractie staat voor een lastige afweging, aldus Duthler. Eerdere twijfels van de fractie zijn niet weggenomen.
Beantwoording initiatiefnemer en minister
Indiener en Tweede Kamerlid Van der Staaij (SGP) betoogt dat het in zijn voorstel in essentie gaat om het creëren van eerlijke constitutionele spelregels. Volgens hem wordt recht gedaan aan de systematiek van de Grondwet om met tweederde meerderheid te besluiten over Europese verdragen. Hij besluit dat wanneer het als een wondermiddel wordt gezien, het een bescheiden voorstel is. Van der Staaij heeft het juist altijd van het politieke debat over de Europese Unie willen weghouden.
Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) zegt dat de regering niet voornemens is dit initiatiefwetsvoorstel te steunen. Volgens Ollongren is parlementaire betrokkenheid het meest doeltreffend in het ponderhandelingsproces. De kanttekeningen van de Staatscommissie komen in ruime mate overeen met die van het kabinet, aldus de minister.
Deel dit item: