19 en 28 december 1989, debat eerste kamer, pdc
Na de Oort-operatie moest iedereen tussen 15 en 65 jaar premies volksverzekering betalen. Daardoor leken 65-plussers onbedoeld aanspraak te kunnen maken op voorzieningen via onder meer de AAW, zoals bijv. rolstoelen en taxi-kosten. Voorzieningen die alleen voor werkenden bedoeld waren.
Premiebetaling zonder recht op voorzieningen zou immers (bijv. door het Europese Hof van Justitie) als leeftijdsdiscriminatie kunnen worden gezien.
Het kabinet-Lubbers II diende een wetsvoorstel in om dit te repareren. Het had als strekking de leeftijdsgrens van 65 jaar voor premiebetaling in de AAW te handhaven. De premievrijstelling voor 65-plussers werd gecompenseerd door een lichte belastingverhoging. Daarmee kon een extra rijksbijdrage aan het AWW-fonds worden gefinancieerd.
Het wetsvoorstel werd overgenomen door het volgende kabinet.
Van de kant van CDA, VVD en D66 werd in de Eerste Kamer bezwaar gemaakt tegen het voorstel, omdat het principe dat premiebetaling herkenbaar diende te zijn, in hun ogen geweld werd aangedaan. In 1989 hadden CDA en VVD in een motie fiscalisering van sociale verzekeringen afgewezen.
Minister Kok sprak op 28 december 1989 het onaanvaardbaar uit, omdat verwerping volgens hem tot grote financiële risico's zou leiden. Het CDA week voor dit machtswoord, waarna het wetsvoorstel met 50 tegen 19 stemmen werd aangenomen.