Nederland is onder voorwaarden bereid ook militaire hulp te verlenen in het Afrikaanse Darfur, waar als gevolg van geweld velen de hongerdood sterven. Als het kan wil Nederland het liefst in NAVO-verband of in samenwerking met de EU opereren. Maar samenwerking met tenminste één groot ander land vindt Nederland in elk geval noodzakelijk. Minister Bot (CDA, buitenlandse zaken) zegde dinsdag 10 mei 2005 in het beleidsdebat over de Defensiebegroting en de NAVO toe dat hij zal pogen een coalitie voor hulp aan Afrika op de been te krijgen. Minister Bot zegde ook toe dat de regering bereid is te debatteren met de Eerste Kamer voor elke uitzending van militairen naar brandhaarden in de wereld. Beide onderwerpen waren door de woordvoerder van de CDA-fractie, Russell, aan de orde gesteld. PvdA-senator Middel had de regering verweten dat zij Afrika aan zijn lot overlaat. Hij verwees naar Ruwanda waar een volkerenmoord heeft plaatsgevonden en naar de Soedanese provincie Darfur, waar moord en doodslag aan de orde van de dag zijn. Senator Russell had gevraagd om een spoorboekje voor het verkeer tussen regering en Tweede en Eerste Kamer in het geval er militaire missies worden uitgezonden. Minister Bot zei medewerking van de regering toe op voorwaarde dat er flexibel mee kan worden omgegaan.
Tijdens het beleidsdebat hebben senatoren van zes fracties ook uitvoerig met de ministers Bot, Kamp (VVD, defensie) en staatssecretaris Van der Knaap (CDA, defensie) gedebatteerd over onder meer de Nederlandse deelname aan de oorlog tegen het terrorisme onder leiding van de VS, aan vredesmissies van de Verenigde Naties en over de reorganisaties bij de krijgsmacht in Nederland zelf, waar 65.000 militairen werken.
Staatssecretaris Van der Knaap zei dat om een snelle en flexibel inzetbare krijgsmacht te krijgen en te behouden er enerzijds duizenden militairen moeten afvloeien en anderzijds duizenden nieuwe moeten worden aangenomen. Wie bij de krijgsmacht een baan heeft zal omstreeks zijn 35e levensjaar te horen krijgen of hij/zij mag blijven of moet opstappen. "Wij denken in zo'n geval aan een overgangstijd van ongeveer twee jaar. In die periode zullen we ons best doen om militairen die overtollig zijn aan een andere baan te helpen", zei Van der Knaap. In antwoord op vragen van VVD-senator Hoekzema liet de staatssecretaris weten dat de ondergrens voor pensionering in de krijgsmacht 60 jaar wordt (nu 58). Afhankelijk van het aantal 'tropenjaren' tijdens uitzendingen naar brandhaarden kan een militair in de toekomst tussen zijn 60e en 65e met pensioen. "Maar ik moet daarover nog wel overeenstemming bereiken met de vakbonden van militairen", gaf Van der Knaap toe. In antwoord op een vraag van CDA-senator Russell zei de staatssecretaris dat Defensie er naar streeft zoveel mogelijk taken te voorzien van een civiele certificering, zodat afzwaaiers met een diploma op zak de burgermaatschappij in kunnen. Ook werkgeversorganisatie VNO-NCW verleent medewerking aan het opleidingsysteem bij Defensie. In 1998 waren er 58 taken bij Defensie gecertificeerd. Intussen is dit aantal opgelopen tot vierhonderd.
PvdA-Senator Middel vroeg aandacht voor de gevolgen van vredesoperaties bij militairen die eraan deelnemen. "Teveel mensen komen met een trauma terug en daar staan we in de politiek te weinig bij stil", zei Middel. Hij herinnerde er ook aan dat in de laatste 25 jaar bij vredesmissies en militaire operaties 29 Nederlanders zijn omgekomen. De PvdA-senator twijfelde eraan of Nederlandse militairen mentaal eigenlijk wel geschikt zijn om te vechten. Minister Kamp van Defensie sprak dit met klem tegen. Volgens staatssecretaris Van der Knaap staan er hele teams van deskundigen klaar om militairen met problemen te hulp te komen. Dat was zo in Bosnië en Irak en dat zal ook zo zijn in Afghanistan. Ook achterblijvers kunnen een beroep doen op Defensie, aldus de staatssecretaris.
Daar waar door de reorganisaties bij Defensie in regio's werkgelegenheid verdwijnt levert het ministerie bijdragen voor het verwerven van nieuwe banen. "Regionale bestuurders zijn tevreden over samenwerking met Defensie", zei Van der Knaap in antwoord op vragen van PvdA-er Middel over het verdwijnen van banen in Den Helder, Utrecht, Twente en rond het vliegveld Valkenburg dat straks wordt opgeheven. Een commissie onder leiding van de Limburgse gouverneur Van Voorst tot Voorst adviseert Defensie op dit punt.
VVD-senator Hoekzema vroeg de regering met een verwijzing naar de affaire Eric O. de toezegging dat er sluitende afspraken gemaakt worden door Defensie en het Openbaar Ministerie over de toepassing van het oorlogsrecht in Afghanistan. De VVD-fractie is voorstander van uitzending van troepen naar dit land met het oog op de bestrijding van het internationale terrorisme. "Het is een zaak van collectieve zelfverdediging", zei Hoekzema, "Het is mede onze strijd tegen dit monster". Hoekzema vroeg ook aandacht voor militairen die geestelijke schade oplopen in Afghanistan, waar 165 leden van de elitetroepen en 85 militairen van een helikopterdetachement naar toe gaan om de VS te helpen bij de strijd tegen het terrorisme in de operatie 'Enduring Freedom'. De staatssecretaris van Defensie zei dat er opvang is, ook voor de achterblijvers. Hij liet weten dat de militairen ook goed zijn verzekerd. VVD-senator Hoekzema sprak er zijn vreugde over uit dat Nederland op 29 juni volgend jaar (de verjaardag van wijlen Prins Bernhard) de eerste Veteranendag zal houden. "De veteranen hebben al vele jaren moeten wachten op een brede erkenning en waardering in de samenleving", meende Hoekzema.
SP-senator Kox probeerde aanhang te werven voor het idee om de Eerste Kamer een (parlementair) onderzoek te laten doen naar de totstandkoming van de beslissing destijds om Nederlandse militairen naar Irak te sturen. Minister Kamp zei dat een onderzoek zinloos is, omdat de besluitvorming volkomen helder is geweest over deelname aan de stabilisatiemacht in Irak. De SP wil een breder onderzoek, ook naar de politieke steun van Nederland voor de Amerikaans-Britse invasie. Kox kreeg alleen enige steun van de PvdA-fractie, al nam woordvoerder Middel meteen afstand van de suggestie dat het een parlementaire enquête zou moeten worden.
Senator Pormes (GroenLinks) zei dat Nederland niet langer het 'schoothondje' van de VS in de NAVO moet zijn, maar moet streven naar een rol in een Europese vredesmacht. Net als andere senatoren wees Pormes erop dat de NAVO als collectieve verdragsorganisatie onder druk staat nu de VS gelegenheidscoalities sluiten en daarmee de unanimiteitsregel van het NAVO-verdrag ontwijken. Op verzoek van vele senatoren gaf minister Bot een verduidelijking van een passage uit zijn zgn. Schmelzer-lezing op 30 maart jl. Hij vindt nog steeds dat binnen de NAVO consensus moet zijn over militair ingrijpen, maar zou er niet tegen zijn dat besluiten over de uitvoering 'te velde' worden genomen door een coalitie van een beperkt aantal NAVO-landen. "Consensus blijft dus voorop staan", zei minister Bot.
Mede namens de fractie van de SGP legde senator Van Middelkoop (ChristenUnie) de regering de vraag voor of het geen tijd wordt om het humanitaire oorlogsrecht aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Zo is het de vraag of Nederland nog verantwoordlijk is voor krijgsgevangenen als zij zijn overgedragen aan de Amerikanen, bijvoorbeeld in Afghanistan. Vooralsnog heeft de regering aangekondigd dat zij alles op alles zal zetten om naleving van de Geneefse conventies door alle coalitiepartners te garanderen. Het gaat hier om een inspanningsverplichting. Van Middelkoop verwees naar een verhaal in de Volkskrant van twee medewerkers van het ministerie van Defensie waarin wordt betoogd dat de staat die krijgsgevangenen maakt aansprakelijk blijft voor hun lot, ook als ze worden overgedragen aan een derde partij. Overdracht van een gevangene betekent niet overdracht van de verantwoordelijkheid. Van Middelkoop wees erop dat volgens deze opvatting de Nederlandse minister van Defensie verantwoordelijk blijft voor krijgsgevangenen die 'zijn' militairen hebben overgedragen aan bijvoorbeeld de VS. Minister Bot zegde toe dat de regering met een notitie komt over de hele juridische context waarbinnen de krijgsmacht internationaal wordt ingezet.
Deel dit item: