Eerste Kamer beziet opnieuw eigen rol bij Europees wetgevingsproces



In uiteenlopende adviezen en rapporten zijn in het verleden de initiatieven van de Eerste Kamer op het terrein van Europese Zaken positief beoordeeld. Voor de senaat is dit echter geen reden om zelfgenoegzaam achter over te leunen, zo blijkt uit een recente KamerbriefPDF-document. Aanleiding voor de brief, die afgelopen dinsdag (2 oktober) met algemene stemmen in de Eerste Kamer is aangenomen, is de evaluatie door de senaat van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS). De Kamer stelt vast dat door deze gemengde commissie veel en goed werk is verzet en dat zij heeft bijgedragen aan een grotere en vroegtijdiger aandacht van beide Kamers voor Europese ontwerpregelgeving.

Tegelijkertijd is de senaat van oordeel dat parlementair succes en falen niet enkel moet worden afgemeten aan de versterking van interne parlementaire procedures, maar vooral ook aan wat die procedures uiteindelijk voor de burgers opleveren. De senaat noemt dit in de brief outputlegitimiteit. Daarbij richt zij niet alleen het oog op de doelmatigheid van parlementaire beïnvloeding, maar ook op de mate waarin de standpuntbepaling van de senaat op Europese onderwerpen is geworteld in de Nederlandse samenleving.

Met de evaluatie van de TCS als vertrekpunt, somt de Eerste Kamer in de brief een aantal vervolgvragen op. Zij acht die van dusdanig fundamentele aard dat zij heeft besloten dit parlementaire jaar opnieuw te gaan nadenken over de (politieke) accenten die zij zou moeten leggen bij de behandeling van Europese voorstellen, gelet op haar staatsrechtelijke rol en positie. De senaat is voornemens daarbij nadrukkelijk over de nationale grenzen heen te kijken en de 'best practices' bij andere nationale parlementen te onderzoeken. Tevens zal zij haar verhouding tot de Tweede Kamer, de regering en de Europese instellingen nader bezien.


Deel dit item: